ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1501 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3517/10.147

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1501
Datum uitspraak: 31-01-2011
Datum publicatie: 11-04-2011
Zaaknummer(s): R. 3517/10.147
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht dat verweerder voor een second opinion het dossier laat heeft opgevraagd, klager slechts kort in de penitentiaire inrichting heeft gesproken en daarna een tekortschietend schriftelijk advies heeft gegeven. Verweerder heeft volgens afspraak het dossier opgevraagd en heeft het korte bezoek gecompenseerd met een uitgebreid schriftelijk advies. Klacht ongegrond.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 12 maart 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 7 september 2010.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 6 december 2010. Ter zitting is verweerder verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

FEITEN

2.1 Klager is verwikkeld in een procedure tegen de IND betreffende ongewenstverklaring en intrekking van zijn verblijfsvergunning.

2.2 In die zaak worden de belangen van klager behartigd door de advocaat mr. W.

2.3 Tussen klager en mr. W. is verschil van mening ontstaan omtrent de verdediging van klagers belangen. Naar aanleiding hiervan heeft (de partner van) klager verweerder benaderd en verzocht om een second opinion uit te brengen.

2.4 Verweerder heeft de aldus verkregen opdracht bevestigd bij brief van 14 januari 2010 aan de partner van klager. Voor de second opinion diende kla-ger een bedrag van € 750,00 als voorschot aan verweerder te betalen.

2.5 Het voorschot is op 18 januari 2010 aan verweerder betaald.

2.6 Bij brief van 22 januari 2010 heeft verweerder het dossier bij mr. W. opge-vraagd.

2.7 Verweerder was op 19 februari 2010 in het bezit van het volledige dossier.

2.8 Klager was aanvankelijk geplaatst in P.I. De Zwaag en is op 26 januari 2010 overgeplaatst naar P.I. Alphen aan den Rijn.

2.9 Op 4 maart 2010 heeft verweerder klager bezocht in P.I. Alphen aan den Rijn.

2.10 Bij brief van 9 maart 2010 heeft verweerder een schriftelijke second opinion aan klager uitgebracht.

2.11 Verweerder heeft in totaal € 750,00 inclusief verschotten en BTW aan klager in rekening gebracht.

KLACHT

3.1 Klager verwijt verweerder dat hij zijn vertrouwen heeft geschonden. Verweerder heeft pas laat het dossier bij mr. W. opgevraagd, terwijl afgesproken was dat hij het dossier direct zou opvragen zodra hij het bedrag van € 750,00 had ontvangen. Verweerder is vijf minuten bij klager op bezoek geweest in de P.I.

Alphen aan den Rijn. Daarbij is klager duidelijk geworden dat verweerder geen kennis had van klagers zaak en dat hij het advies niet af had.

De second opinion is niet objectief, aangezien verweerder na het uitbrengen ervan contact heeft opgenomen met mr. P., een vroegere advocaat van klager, en met mr. W.

VERWEER

4. Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tucht-rechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de be-handeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.2 Voorts geldt dat de advocaat de verkregen opdracht zorgvuldig dient uit te voeren.

5.3 Uit het dossier en de toelichting van verweerder ter zitting blijkt het volgende.

Op 14 januari 2010 heeft verweerder een voorschotfactuur aan klager verzonden. De betaling daarvan vond plaats op 18 januari 2010. Op 22 januari 2010 heeft verweerder het dossier (schriftelijk) bij mr. W. opgevraagd. Daarna heeft verweerder herhaaldelijk bij mr. W. gevraagd om de toezending.

5.4 De genoemde gang van zaken leidt tot het oordeel dat verweerder bij het opvragen van het dossier niet onzorgvuldig te werk is gegaan, doch in tegen-deel voortvarend heeft gehandeld. Dat mr. W. het opgevraagde dossier niet spoedig aan verweerder heeft toegezonden, valt verweerder niet te verwijten.

5.5 Wat het bezoek van verweerder aan klager in P.I. Alphen aan den Rijn aangaat, heeft verweerder onweersproken aangevoerd dat hij aanvankelijk naar een verkeerde locatie was gegaan en zich daardoor pas om 16.10 uur bij de juiste locatie kon melden. Voorts heeft verweerder gesteld dat de bewaking vasthield aan het sluitingstijdstip van 16.30 uur. De korte duur van het gesprek was ook voor verweerder onbevredigend was. Verweerder heeft daarom aan-geboden de volgende ochtend telefonisch verder te praten, maar dat wilde kla-ger niet. Verweerder heeft hierna bij brief van 9 maart 2010 klager schriftelijk geadviseerd over de mogelijkheden in zijn zaak.

5.6 Naar het oordeel van de Raad heeft verweerder de korte duur van het persoonlijke gesprek met klager gecompenseerd door het uitgebreide schriftelijke advies dat kort nadien aan klager is verstrekt. Uit het schriftelijke advies van 9 maart 2010 blijkt dat verweerder ruimschoots op de zijns inziens relevante as-pecten, van belang in het kader van een second opinion, is ingegaan. Van de juistheid van klagers stelling dat verweerder geen kennis had van zijn zaak, is niet gebleken. Aan verweerder kan niet worden verweten dat dit advies nog niet gereed was bij zijn bezoek aan klager.

5.7 Klager heeft zijn verwijt dat verweerder in zijn advisering niet objectief is geweest niet althans onvoldoende onderbouwd. De enkele omstandigheid dat verweerder met klagers advocaat en zijn vorige advocaat contact heeft gehad brengt geen gebrek aan objectiviteit mee. Verweerder is in de gegeven om-standigheden gebleven binnen de vrijheid die hij als belangenbehartiger van klager had.

5.8 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de klacht ongegrond is.

BESLISSING

6.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. J.H.M. Nijhuis, mr. A.A.J. Maat, mr. P.C.M. van Schijndel, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2011.

griffier          voorzitter