ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1497 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3520/10.160

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1497
Datum uitspraak: 14-02-2011
Datum publicatie: 11-04-2011
Zaaknummer(s): R. 3520/10.160
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft niet adequaat gereageerd op verzoeken van klager, waardoor laatstgenoemde eerst na een half jaar beschikte over de uitspraak van de rechtbank. Klacht gegrond.

PROCEDUREVERLOOP

1.1  Bij e-mail berichten van 7 en 10 mei 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is

verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 24 september 2010.

1.2  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage

hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 13 december 2010. Verweerder is verschenen. Klager is met schriftelijk voorbericht niet

verschenen.

FEITEN

2.1  Op 16 maart 2009 diende bij de Rechtbank te Maastricht een herzieningsverzoek dat namens klager door verweerder was ingediend.

2.2  Het verzoek betrof een nader onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming naar de vraag of het goed voor de zoon van klager zou zijn wanneer hij

zijn gewone verblijfplaats bij zijn moeder zou hebben. 

2.3  Tijdens de zitting op 16 maart 2009 heeft de rechter klager laten weten van mening te zijn dat het beste voor diens zoon zou zijn wanneer hij zijn gewone

verblijfplaats bij zijn moeder zou houden. De rechter achtte een nader onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming onnodig.

2.4  Per e-mail bericht van 27 mei 2009 heeft klager verweerder gevraagd of hij wist waar de beschikking van de Rechtbank Maastricht bleef. 

2.5  Verweerder heeft hierop gereageerd op 29 mei 2009 met de mededeling dat hij dit voor klager zou nagaan en bij hem op de kwestie terug zou komen.

2.6  Bij e-mail bericht van 29 juni 2009 heeft klager verweerder wederom per e-mail bericht dat hij niets van hem had vernomen. 

2.7  Bij e-mail bericht van 31 oktober 2009 heeft klager zijn verzoek herhaald doch ontving toen wederom geen reactie. Om die reden heeft klager op 5

november 2009 de Deken verzocht te bemiddelen. 

2.8  Op 5 november 2009 heeft klager verweerder de beschikking van de rechtbank Maastricht van 16 maart 2009 doen toekomen. 

2.9  Verweerder heeft klager bericht dat uit zijn dossier bleek dat hij de beschikking al op 30 maart 2009 aan klager had gezonden.

KLACHT

3.1 Klager verwijt verweerder dat hij:

a.      de beschikking van de Rechtbank Maastricht pas een half jaar na datum van de uitspraak ontving en ook pas nadat klager verweerder daar meermalen om had verzocht;

b.      niet adequaat op verzoeken van klager heeft gereageerd;

c.      hem de mogelijkheid heeft ontnomen om in hoger beroep te gaan van de beschikking voornoemd, terwijl klager een zeer grote kans op succes zou hebben gehad in beroep.

VERWEER

4.         Verweerder heeft tot zijn verweer aangevoerd dat hij het vervelend vond dat zijn eerdere bericht aan klager kennelijk niet was aangekomen maar dat klager

met hem na afloop van de zitting bij de Rechtbank Maastricht, waarbij de Rechtbank al ter zitting mondeling uitspraak had gedaan, had afgesproken het erbij te

zullen laten zitten. Bovendien kon klager op ieder moment een nieuw verzoek indienen. Na de zitting, als ook later tijdens enkele telefoongesprekken, zou klager

volgens verweerder hebben aangegeven vrede te hebben met de kwestie. Verweerder heeft gesteld dat hij de beschikking per e-mail van 30 maart 2009 aan

klager heeft gezonden. Op het verzoek van klager om een afschrift daarvan eind mei 2009 heeft verweerder gereageerd met de mededeling een en ander te zullen

navragen. Verweerder betwist met andere instanties onder één hoedje te hebben gespeeld althans bewust de beroepstermijn te hebben laten verstrijken.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Ten aanzien van de klachtonderdelen a en b

5.1             Voorop dient te staan dat een advocaat – in overleg met zijn cliënt – voor het te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen

een tuchtrechtelijke maatregel eerst is geïndiceerd indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de

cliënt daardoor worden geschaad of geschaad kunnen worden. Een advocaat dient met zijn cliënt te communiceren en vooral cliënt alle informatie te geven om te

kunnen volgen wat er bij de behandeling van de zaak gebeurt. Uit de stukken blijkt dat verweerder op 30 maart 2009 de beschikking aan klager per e- mail heeft

verzonden. Dat klager dit bericht niet heeft ontvangen kan in het onderhavige geval niet aan verweerder worden verweten. Klager stelt echter terecht dat

verweerder nadien niet adequaat heeft gereageerd op verzoeken van klager om de beschikking toe te zenden. Nu de klacht ziet op het niet adequaat reageren op

de verzoeken van klager en klager de beschikking daardoor pas een half jaar na de datum van de uitspraak heeft ontvangen, zijn de klachtonderdelen a en b

gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.2             Verweerder heeft erkend dat hij de mededeling van klager dat hij geen hoger beroep wenste in te stellen niet schriftelijk aan klager heeft bevestigd. Klager

heeft gesteld dat hij de betreffende mededeling niet heeft gedaan. Nu het op de weg van verweerder lag een en ander schriftelijk te bevestigen, dient het bestaan

van onduidelijkheid op dit punt voor risico van verweerder te komen. Dit klachtonderdeel is gegrond.

MAATREGEL

6.         Gelet op de aard en ernst van de begane overtreding en het feit dat verweerder ter gelegenheid van de zitting inzicht heeft getoond in de onjuistheid van

zijn handelen, acht de Raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

7.         De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

                        -          verklaart de klachtonderdelen a tot en met c gegrond en legt terzake aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. M. Aukema, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 februari 2011.

griffier                                                                                                           voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren, na daartoe voorafgaand gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.