ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2457 Raad van Discipline Arnhem 11-145

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2457
Datum uitspraak: 16-12-2011
Datum publicatie: 09-02-2012
Zaaknummer(s): 11-145
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Geen handelen  i.s.m. Gedragsregel 9 doordat advocaat ondanks  uitdrukkelijk verzoek van cliënt om dat niet te doen toch telefonisch contact heeft gehad met de wederpartij.

11 – 145

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

inzake:

klager

wonende te [plaats]

hierna te noemen klager

tegen:

verweerster

advocaat te [plaats]

hierna te noemen verweerster

1. Bij brief d.d.  23 september 2011 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht. De klacht is namens de deken onderzocht en op verzoek van klager bij brief d.d. 14 november 2011 ter kennis van de Raad van Discipline gebracht. De brief van de deken met daarbij het dossier bestaande uit 11 stukken is bij de raad binnengekomen op 16 november 2011.

2. De klacht van klager tegen verweerster bestaat uit drie onderdelen.

a. Klager verwijt verweerster dat zij het […….]ziekenhuis niet aansprakelijk heeft gesteld voor de materiële en immateriële schade die hij stelt geleden te hebben. In plaats daarvan heeft verweerster het [……]ziekenhuis slechts verzocht om een hem tegemoetkoming te bieden voor de door hem geleden (immateriële) schade.

b. Klager beklaagt zich erover dat verweerster terwijl hij haar expliciet had verzocht dat niet te doen op 23 september 2011 telefonisch contact heeft gehad met zijn wederpartij, het […….]ziekenhuis. Klager stelt zich op het standpunt dat verweerster daarmee in strijd met Gedragsregel 9 heeft gehandeld.

c. Tot slot beklaagt klager zich over het feit dat verweerster hem een “domme ongeschoolde allochtoon” genoemd zou hebben.

3. De klacht heeft de volgende feitelijke achtergrond. De directie van het [………]ziekenhuis heeft klager met ingang van 14 juli 2011 een toegangsverbod opgelegd omdat het ziekenhuis meende overbelast te worden door de diverse klachten die klager tegen het ziekenhuis had ingediend. Op 8 september 2011 is verweerster door de rechtsbijstandsverzekeraar van klager ingeschakeld om te bewerkstelligen dat het toegangsverbod zou worden opgeheven.

4. Verweerster heeft aangevoerd dat de opdracht de zij met klager door tussenkomst van zijn rechtsbijstandsverzekeraar is overeengekomen inhoudt dat zij klager alleen zou bijstaan om te bewerkstelligen dat het hem opgelegde toegangsverbod en het daarmee samenhangende verbod tot indiening van klachten zou worden opgeheven. Klager heeft wel kenbaar gemaakt dat hij schadevergoeding wenste echter verweerster heeft klager meegedeeld dat zij geen mogelijkheden zag om met succes in rechte aanspraak te maken op schadevergoeding. Gelet op deze inschatting viel een dergelijke vordering bovendien niet onder de dekking van de rechtsbijstandsverzekering van klager. Verweerster heeft opgemerkt dat klager zonder protest akkoord is gegaan met het door verweerster voorgestelde plan van aanpak.

Verweerster heeft aangegeven dat zij inderdaad op 23 september 2011 telefonisch overleg heeft gehad met een vertegenwoordiger van het [………]ziekenhuis. Op 21 september 2011 had het [………]ziekenhuis naar aanleiding van de interventie van verweerster schriftelijk bevestigd het toegangsverbod met onmiddellijke ingang in te zullen trekken. Het ziekenhuis stelde twee voorwaarden aan het ingetrokken houden van het toegangsverbod. Op 21 september 2011 had verweerster met klager afgesproken dat zij op 23 september 2011 een telefonische afspraak zou maken met de vertegenwoordiger van het ziekenhuis om te spreken over die twee voorwaarden. Klager was het met deze voorwaarden niet eens. De belafspraak was gepland op 23 september 2011 om 9.30 uur. Op 22 september 2011 was verweerster de hele dag wegens een cursus niet op kantoor. Op 23 september 2011 nam verweerster kennis van diverse –boze- emails van klager waarin hij zijn ongenoegen uitsprak over het feit dat hij op 22 september 2011 toch nog geconfronteerd was met het toegangsverbod toen hij die dag had geprobeerd contact te zoeken met het ziekenhuis. In één van deze emails heeft klager verweerster verzocht om geen telefonisch overleg te hebben met het ziekenhuis maar om in plaats daarvan tot dagvaarding over te gaan. Verweerster erkent dat zij ondanks de inhoud van de emails van klager die zij die ochtend in haar mailbox had aangetroffen toch op 23 september 2011 om 9.30 uur telefonisch contact heeft gehad met het ziekenhuis. Zij werd toen gebeld en zij heeft dat gesprek niet afgehouden omdat het haar overtuiging was dat daarmee het belang van klager het best gediend was. Zij heeft klager enkele uren na dat telefonisch onderhoud met de vertegenwoordiger van het ziekenhuis per email op de hoogte gebracht van de inhoud van dat overleg.

Verweerster ontkent tot slot dat zij klager een “domme ongeschoolde allochtoon” heeft genoemd.

5. Op de klachten kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

Klachtonderdeel a.

6. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij alleen de opdracht om te bewerkstelligen dat het aan klager door het [………]ziekenhuis opgelegde toegangsverbod zou worden opgeheven heeft aanvaard. Nu de aansprakelijkstelling van het ziekenhuis en de vordering tot schadevergoeding niet vielen binnen de overeengekomen opdracht is klachtonderdeel a. kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b.

7. De voorzitter stelt voorop dat een advocaat vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste worden gediend. Aan een advocaat komt daarbij een grote mate van vrijheid toe. Gelet op de door verweerster geschetste feitelijke gang van zaken levert het feit dat verweerster de telefonische afspraak door heeft laten gaan ondanks de inhoud van het emailbericht van 22 september 2011 van klager naar het oordeel van de voorzitter geen tuchtrechtelijk verwijt op.  Dat gesprek is blijkens het verslag daarvan van verweerster aan klager zo verlopen dat het geen consequenties had voor de kort daarvoor bij klager opgekomen wens om maar direct tot dagvaarden over te gaan. Verweerster heeft met de afweging die zij maakte en haar opstelling tijdens dat gesprek niet tekort gedaan aan Gedragsregel 9. Op geen enkele wijze is gebleken dat verweerster daardoor of anderszins onvoldoende zorg heeft gedragen voor een zorgvuldige behartiging van klagers belangen. Ook dit klachtonderdeel is derhalve kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c.

8. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster klager inderdaad een “domme ongeschoolde allochtoon” heeft genoemd. Klager heeft dit verwijt niet geconcretiseerd terwijl verweerster ontkent klager in deze bewoordingen te hebben aangesproken. Klachtonderdeel c. is eveneens kennelijk ongegrond.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:

De klacht is in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 16 december 2011 door mr. B.P.J.A.M. van der Pol voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 19 december 2011.

Voorzitter