ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2298 Raad van Discipline Arnhem 11-03

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2298
Datum uitspraak: 14-11-2011
Datum publicatie: 22-12-2011
Zaaknummer(s): 11-03
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het meenemen van een student stagiaire naar een zitting met gesloten deuren is op zichzelf beschouwd van onvoldoende gewicht om als tuchtrechtelijk laakbaar te worden aangemerkt. Overige klachten zijn niet komen vast te staan.

11-03

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief d.d. 4 januari 2011 heeft mr. P.A.M. Manning, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

     de heer X

mevrouw Y

wonende te A.

hierna te noemen klagers,

 tegen:

     de heer Z.

gevestigd te B.

hierna te noemen verweerder.

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de Raad van Discipline  in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van  19 september 2011, waar verweerder bij aanwezig was.  Klagers zijn niet verschenen. De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden  in de volgende samenstelling:  mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. E.D. Breuning ten Cate, R.P.F. van der Mark, H.J.P. Robers, E.A.T.M. Steverink, leden van de raad, en is bijge-staan door mr P.H. Burger als griffier.

2. Verweerder heeft namens de curator van de vennootschappen, waarvan klagers (indirect) aandeelhouders zijn, als advocaat een verzoek tot faillissement van daaraan verbonden vennootschappen ingediend bij de rechtbank. De klacht be-helst dat

a) verweerder bij de mondelinge behandeling van dit faillissementsrekest een student -stagiaire heeft meegenomen zonder voorafgaand aan de zitting daarvoor toestemming te vragen aan klagers en

b) verweerder toen door klagers werd gevraagd of toestemming voor aan-wezigheid van deze stagiaire was gegeven, de indruk heeft gewekt dat het zou gaan om een advocaat-stagiaire.

c) verweerder stukken heeft overgelegd aan de rechtbank zonder vooraf of gelijktijdig en ook niet na afloop van de zitting een afschrift te ver-strekken aan klagers en dat

d) verweerder ten onrechte heeft gesuggereerd dat hij werd beschuldigd van het overleggen van vervalste stukken.

3. De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Verweerder heeft namens curator van de vennootschappen, waarvan klagers (indirect) aandeelhouders zijn, als advocaat een verzoek tot faillissement van daaraan verbonden vennootschappen ingediend bij de rechtbank te Zutphen. Op 24 augustus 2010 vond daarvan de mondelinge behandeling plaats.

Tijdens deze zitting heeft verweerder een student stagiaire meegenomen en heeft hij stukken aangeboden aan de rechter, die niet zijn geaccepteerd.

4. Klager stelt dat verweerder zonder dat toestemming aan klager was gevraagd heeft meegenomen naar de zitting en dat, nadat klager bezwaar had gemaakt, verweerder gesteld heeft dat het ging om een stagiaire die aanwezig was in het kader van zijn opleiding. Daarmee heeft verweerder de indruk gewekt dat het zou gaan om een advocaat stagiaire. Pas nadat vragen werden gesteld werd duidelijk dat het ging om een student stagiaire. Daarmee heeft verweerder de rechtbank misleid. Vervolgens heeft de stagiaire pas daarna de zittingskamer verlaten. Voorts zijn stukken overgelegd aan de rechtbank zonder dat vooraf of gelijktijdig een afschrift daarvan is verstrekt aan klagers en heeft verweerder gesteld dat hij zonder enige grond werd beschuldigd van overleggen van ver-valste stukken.

5. Verweerder betwist niet een student-stagiaire, die overigens een geheimhou-dingsverklaring had ondertekend, te hebben meegenomen zonder dat daarvoor voorafgaand aan de mondelinge behandeling toestemming was gevraagd. Hij heeft daarvoor excuses aangeboden. Voorts stelt hij de rechter niet te hebben misleid door, toen daarom werd gevraagd, mede te delen dat het ging om een student stagiaire, hetgeen echter niet direct juist werd begrepen door de recht-bank. Voorts stelt verweerder inderdaad stukken aan de rechtbank te hebben aangeboden maar deze niet daadwerkelijk te hebben overgelegd omdat ver-weerder geen afschrift bij zich had voor klager. Tot slot stelt verweerder de be-schuldiging als door klager gesteld niet te hebben geuit.

6. Vaststaat dat verweerder een student stagiaire heeft meegenomen naar de zit-ting waarin het faillissementsrekest tegen de vennootschappen van klagers, terwijl dit verzoek achter gesloten deuren werd behandeld.  Wat daar ook van zij: naar het oordeel van de raad is dit feit op zichzelf beschouwd van onvol-doende gewicht om als tuchtrechtelijk laakbaar te worden aangemerkt. Dit be-tekent dat het eerste klachtonderdeel ongegrond is. Dat verweerder de recht-bank zou hebben misleid ter zake van de hoedanigheid van de stagiaire is in het licht van het daarover door partijen en de rechtbank gestelde niet komen vast te staan. Ook is niet komen vast te staan dat verweerder daadwerkelijk stukken heeft overgelegd. Daarmee zijn het tweede en derde klachtonderdeel onge-grond. Ten slotte is ook het vierde klachtonderdeel, te weten dat verweerder ten onrechte heeft gesuggereerd dat hij door klager werd beschuldigd van het overleggen van vervalste stukken, onvoldoende feitelijk onderbouwd. Dit bete-kent dat ook het vierde klachtonderdeel ongegrond is.

De beslissing van de raad luidt als volgt:

Verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 14 november 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.

griffier     voorzitter