ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2244 Raad van Discipline Arnhem 11-147

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2244
Datum uitspraak: 06-12-2011
Datum publicatie: 15-12-2011
Zaaknummer(s): 11-147
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager klaagt er over dat verweerster teveel uren aan hem in rekening heeft gebracht voor de door haar verrichte werkzaamheden en onnodige proceshandelingen heeft verricht en teveel griffierecht aan hem in rekening heeft gebracht. Over het aantal uren dat in rekening is gebracht is in het kader van de begrotingsprocedure geoordeeld. Gezien de uitkomst van deze procedure staat vast dat verweerster niet een excessief aantal uren aan klager in rekening heeft gebracht. Daarom is geen taak meer weggelegd voor de tuchtrechter. Niet is komen vast te staan dat onnodige proceshandelingen zijn verricht. Het teveel aan klager in rekening gebrachte griffierecht is ongedaan gemaakt. Alle onderdelen van de klacht zijn kennelijk ongegrond.

 11-147

 BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

klager

wonende te [woonplaats]

tegen: verweerster advocaat te [plaats]

1.

Bij brief van 19 april 2010 heeft klager een klacht over verweerster ingediend bij de Nederlandse orde van advocaten, die de klacht heeft doorgestuurd naar de orde van advocaten in het arrondissement Almelo.

De heer mr. C.A.M. Luttikhold, waarnemend deken van genoemde orde, heeft de klacht onderzocht.

Op verzoek van klager zijn de klacht en het klachtdossier vervolgens bij brief van 18 november 2011, ontvangen op 21 november 2011, naar de raad van discipline gestuurd.

2.

De voorzitter is van oordeel dat op de klacht bij voorzittersbeslissing behoort te worden beslist.

3.

Klager verwijt verweerster dat zij zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt doordat zij:

a. teveel uren aan hem in rekening heeft gebracht voor de door haar verrichte werkzaamheden

b. onnodige proceshandelingen heeft verricht

c. ten onrechte griffierecht aan hem in rekening heeft gebracht.

4.

Omdat klager zich beklaagde over de hoogte van de declaratie van verweerster zijn de dossiers door verweerster ter begroting voorgelegd aan de raad van toezicht van de orde van advocaten in het arrondissement Almelo. De secretaris van de raad heeft geoordeeld dat het door verweerster aan klager in rekening gebrachte uurtarief niet onredelijk is en dat de door verweerster in rekening gebrachte uren naar behoren zijn verantwoord en in verhouding staan tot de inhoud en omvang van de werkzaamheden.

5.

De voorzitter gaat uit van de volgende gegevens:

Verweerster heeft klager terzijde gestaan bij zijn echtscheidingsprocedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, en bij de boedelscheiding.

Er hebben vier rechtszittingen plaatsgevonden.

Tijdens de eerste rechtszitting waren de voorlopige voorzieningen voor de duur van de echtscheidingsprocedure aan de orde.

De tweede rechtszitting was in het kader van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank.

De (ex-)echtgenote heeft hoger beroep aangetekend bij het gerechtshof. Tijdens de eerste zitting bij het gerechtshof hebben klager en zijn (ex-)echtgenote zich bereid verklaard deel te nemen aan mediation. Het is hen niet gelukt overeenstemming te bereiken tijdens de mediation, waarna een tweede mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden bij het gerechtshof.

6.

Klager heeft het volgende ter toelichting op zijn klacht aangevoerd:

Er hebben vier rechtszittingen plaatsgevonden en verweerster heeft in verband daarmee viermaal het volledige aantal uren in rekening gebracht. Dat is niet terecht omdat zij na de eerste rechtszitting reeds bekend was met zijn zaak.

Zij berekende voorts telkens opnieuw de draagkracht van zijn (ex-)echtgenote, terwijl er geen veranderingen in haar situatie waren.

Tijdens de eerste zitting bij het hof is afgesproken dat hij en zijn (ex-)echtgenote zich zouden wenden tot een mediator. Nadat gebleken was dat hij en zijn (ex-)echtgenote geen overeenstemming konden bereiken, vond verweerster dat er een nieuwe zitting bij het hof moest plaatsvinden. Verweerster heeft toen niet aan hem gevraagd of hij het daarmee eens was. Tijdens de tweede zitting bij het gerechtshof heeft zij hetzelfde aangevoerd als tijdens de eerste zitting. De tweede zitting had niet hoeven plaatsvinden. In plaats daarvan had verweerster om een beslissing moeten vragen.

Door toedoen van verweerster is bij de berekening van de alimentatie geen rekening gehouden met zijn schulden, die bijna waren afgelost. Indien de tweede zitting niet had plaatsgevonden zouden de schulden wel in mindering op zijn draagkracht zijn gekomen.

Hij is door de gang van zaken in twee opzichten gedupeerd. Enerzijds moet hij een hoger bedrag aan alimentatie betalen en anderzijds zijn zijn advocaatkosten hoger.

Ten aanzien van het griffierecht heeft hij zelf informatie ingewonnen bij een andere advocaat. Had hij dat niet gedaan dan zou verweerster het teveel door hem betaalde bedrag niet aan hem hebben terugbetaald.

Per e-mail heeft verweerster haar excuses aan hem aangeboden. De tijd die zij aan het e-mailbericht heeft besteed, heeft zij aan hem in rekening gebracht.

7.

Verweerster heeft het volgende tot haar verweer aangevoerd:

Gelet op de uitkomst van de begrotingsprocedure verwijt klager haar ten onrechte dat zij teveel uren aan hem in rekening heeft gebracht.

Zij heeft zich telkens opnieuw moeten voorbereiden op de mondelinge behandelingen.

Klager heeft haar nooit laten weten dat hij niet wenste dat zijn zaak mondeling zou worden behandeld.

Op goede gronden heeft zij aangenomen dat sprake was van een zelfstandig verzoek op grond waarvan griffierecht ad € 254,- verschuldigd was aan het hof. Toen haar gebleken was dat geen griffierecht verschuldigd was, is het bedrag ad € 254,- in mindering gebracht op de eindnota die zij aan klager heeft gestuurd en heeft zij haar welgemeende excuses aan klager aangeboden. Aldus heeft zij correct gehandeld.

8.

De voorzitter beoordeelt de klacht als volgt:

Ten aanzien van klachtonderdeel a:

Het oordeel over de redelijkheid van declaraties van een advocaat is voorbehouden aan de raad van toezicht, die daarover in het kader van de begrotingsprocedure beslist. Slechts indien sprake is van excessief declareren kan voor tuchtrechtelijk ingrijpen aanleiding zijn.

In de begrotingsprocedure is geoordeeld dat verweerster de door haar in rekening gebrachte uren naar behoren heeft verantwoord. Daarmee staat ook vast dat verweerster niet excessief veel uren aan klager in rekening heeft gebracht en is dit onderdeel van de klacht kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b:

Dat verweerster onnodige proceshandelingen heeft verricht, heeft klager onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd.

Voor zover klager met onnodige proceshandeling bedoelt te klagen over het feit dat zijn zaak opnieuw door het hof is behandeld nadat mediation niet was gelukt, merkt de voorzitter op dat van zittingen slechts kan worden afgezien indien zowel klager als zijn (ex-)echtgenote daarmee instemmen. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake was. Dit onderdeel van de klacht is kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c:

Vast staat dat het ten onrechte door verweerster aan klager in rekening gebrachte griffierecht berust op een vergissing van verweerster en dat zij het teveel in rekening gebrachte bedrag in mindering heeft gebracht op de eindnota en haar excuses aan klager heeft aangeboden. Daarom heeft verweerster op het punt van het in rekening brengen van het griffierecht niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld jegens klager. 

Klager heeft gesteld dat hij dit punt zelf heeft moeten aankaarten bij verweerster. Echter daarmee is niet komen vast te staan dat verweerster niet uit eigen beweging het teveel aan klager in rekening gebrachte bedrag aan hem zou hebben gerestitueerd.

Daarom is ook dit onderdeel van de klacht kennelijk ongegrond.

HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:

Alle onderdelen van de klacht van klager tegen verweerder zijn kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 6 december 2011 door mr. M.J. Blaisse, voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden 7 december 2011.

mr. M.J. Blaisse

voorzitter