ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1849 Raad van Discipline Arnhem 10-167

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1849
Datum uitspraak: 23-05-2011
Datum publicatie: 25-07-2011
Zaaknummer(s): 10-167
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klager klaagt dat verweerder zijn belangen onvoldoende heeft behartigd doordat de zaak veel te lang heeft geduurd. De raad is van oordeel dat de klacht terecht is en dat verweerder veel eerder aan klager had moeten meedelen dat zijn zaak geen kans van slagen had. Ook de klacht dat verweerder geen duidelijkheid heeft verschaft over zijn kosten en die van de door hem ingeschakelde derden is terecht. Aan verweerder wordt een berisping opgelegd.

10-167

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 16 november 2010 heeft mr. M.H. Blokvoort, lid van de raad van toezicht van de orde van advocaten in het arrondissement Almelo, die de klacht heeft onderzocht, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:

klager

wonende te [woonplaats]

tegen: verweerder

advocaat te [plaats]

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 7 maart 2011.

Klager en verweerder zijn verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. A.D.G. Bakker, H.C. Brandsma, C.L. Lunenberg-Demenint en P.J.M. van Wersch, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. A. Huber als griffier.

2.

Klager verwijt verweerder dat hij zijn belangen onvoldoende heeft behartigd.

Verweerder staat hem sinds 2000 bij en er is geen enkele voortgang geboekt en geen enkel resultaat behaald.

Tevens klaagt klager er over dat verweerder hem geen duidelijkheid over de kosten heeft verstrekt.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Klager heeft op [….] 2000 een auto-ongeluk gehad in Duitsland. Bij dat ongeval zou klager een whiplash hebben opgelopen.

Klager heeft zich in [….] 2000 tot verweerder gewend om zijn schade te verhalen op de Duitse verzekeraar. Aanvankelijk is klager door verweerder en zijn toenmalige kantoorgenoot die in Duitsland advocaat was, terzijde gestaan.

Op [….] 2002 heeft klager nogmaals een ongeval gehad.

Op [….] 2003 heeft een medicus op verzoek van het Berufsgenossenschaft – hierna te noemen BGN – klager onderzocht in verband met zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Blijkens het rapport d.d. [….] 2003 van de door BGN ingeschakelde arts is er na beide ongevallen, gezien de verschillende scans d.d. [….] 2002, geen letselschade ontstaan. Wel is uit deze scans gebleken dat klager een tumor in zijn nek heeft. Er bestaat geen verband tussen de ongevallen en het ontstaan van de tumor. Klager wordt vanaf [….] 2000 volledig geschikt geacht om zijn beroepsmatige werkzaamheden uit te voeren.

Bij brief van [….] 2003 heeft een kantoorgenoot van verweerder, die Rechtsanwalt is, het volgende aan klager geschreven:

“Bijgaand ontvangt u het medische rapport van Dr. [A], hetgeen wij van de BGN ontvingen. Het rapport komt er op neer, dat Dr. [A] geen afwijkingen heeft geconstateerd, welke nog in verband staan met het ongeval.

Ik zal thans samen met verweerder tegen de beschikking van BGN verzet instellen.”

Per [….] 2003 is verweerder voor zichzelf begonnen. Hij heeft de zaak van klager toen meegenomen.

Bij brief van [….] 2003 heeft verweerder het volgende aan de door hem ingeschakelde externe Duitse advocaat geschreven:

“Ik stuurde je in de hierbovenvermelde zaak al de medische stukken (BGN zaak). Nu stuur ik je ook alle ongevalstukken met het verzoek de bevoorschotting op de schade op gang te krijgen.”

De Duitse verzekeraar heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat de causaliteit tussen het verkeersongeval en het letsel ontbrak. Daarop is de zaak stukgelopen.

4.

Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende aangevoerd:

In eerste instantie heeft hij zich gewend tot een Duitse advocaat. Van deze advocaat heeft hij vernomen dat hij geen hoge verwachtingen moest hebben omtrent de te verwachten schadevergoeding. Vervolgens heeft hij zich tot verweerder en zijn collega gewend. Die zeiden hem dat er veel meer in zijn zaak zat.

Sinds 2000 zijn vele jaren voorbij gegaan. Hij heeft verweerder geregeld gebeld om te informeren naar de stand van zaken en om te vragen waarom er niets gebeurde. Verweerder deelde hem mede dat hij afhankelijk was van de Duitse advocaat. Daarom heeft hij - klager - zelf contact opgenomen met de Duitse advocaat. Deze deelde hem mede dat hij nagenoeg geen bericht van verweerder ontving.

Verweerder zou samen met een Duitse collega zijn zaak behandelen, niet ieder apart.

Pas in 2009 heeft verweerder hem meegedeeld dat hij niets meer voor hem kan betekenen. Dit had verweerder hem veel eerder kunnen en moeten vertellen. Hij voelt zich door verweerder aan het lijntje gehouden. Verweerder heeft zijn belangen niet of nauwelijks behartigd.

Hij heeft niets verzwegen of opzettelijk achtergehouden.

De tumor in zijn nek is aangeboren en veroorzaakt geen klachten.

Hij heeft onnodig kosten gemaakt en het is hem niet duidelijk hoe het met de kosten zit.

Omdat verweerder zelf stelt dat hij zich uitsluitend heeft beziggehouden met het inventariseren van de schade plaatst hij – klager - grote vraagtekens bij het aantal uren dat verweerder stelt te hebben besteed aan zijn zaak.

5.

Verweerder heeft het volgende tot zijn verweer aangevoerd:

Zijn opdracht bestond uit het inventariseren van de schade van klager en het bemiddelen tussen klager en de Duitse advocaten. De overige werkzaamheden dienden door een Duitse advocaat te worden verricht.

Toen klager zich tot hem wendde was hij werkzaam bij een kantoor waaraan zowel Nederlandse als Duitse advocaten waren verbonden.

Toen hij op [….] 2003 voor zichzelf is begonnen, heeft hij een andere Duitse advocaat ingeschakeld. Deze heeft de zaak tot eind 2004 zonder veel succes behandeld. Hij heeft toen een poging gedaan een andere Duitse advocaat in te schakelen. Dat liep op niets uit want deze advocaat deed niets ook al had hij de opdracht geaccepteerd. In 2006 heeft hij een Duitse advocaat in [plaats] gevonden. Deze advocaat heeft hij leren kennen via de internationale letselschadeadvocatenvereniging Peopil.

Pas in 2009 heeft hij van deze advocaat vernomen dat in het rapport van het BGN van 2003 staat dat er na het ongeval geen letselschade was ontstaan en dat in 2003 een tumor in de nek van klager is geconstateerd.

De Duitse advocaat heeft in brieven van [….] en [….] 2009 geschreven dat de zaak vrijwel kansloos was vanwege het ontbreken van medische causaliteit onder verwijzing naar de rapportage van het BGN van [….] 2003. Daarnaast wijst hij op het grote risico dat klager komt te staan voor hoge kosten indien klager besluit een procedure aanhangig te maken.

Naar aanleiding van de door klager overlegde brief van [….] 2003 van zijn toenmalige kantoorgenoot merkt hij op dat hij zich niet heeft beziggehouden met de zaak tegen het BGN. Het onderzoeksrapport van het BGN bevond zich ook niet in het dossier dat hij heeft meegenomen, toen hij op [….] 2003 voor zichzelf begon. Van de inhoud heeft hij eerst kennis kunnen nemen na de brieven die hij heeft ontvangen van de door hem via Peopil ingeschakelde Duitse advocaat die serieus met de zaak bezig is geweest.

Klager heeft tegenover hem verzwegen dat hij van BGN geen uitkering ontving vanwege een goedaardige tumor in zijn nek.

In Duitsland wordt een whiplash niet of nauwelijks medisch erkend.

Zijn kosten zijn verrekend met de uitkering van de verzekeringsmaatschappij. Bij de aanvang van de werkzaamheden is dit overeengekomen.

In de periode tot [….] 2003 is 41,5 uur aan de zaak besteed en vanaf [….] 2003 is 59,5 uur aan de zaak besteed. Er zijn veel uren besteed aan het overleg met Duitse advocaten en klager.

Er zijn twee bedragen ontvangen van de Duitse verzekeringsmaatschappij, te weten

€ 800,- en € 786,33. Deze bedragen zijn aangewend om facturen van hem en een door hem ingeschakelde medicus te voldoen.

6.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

De klacht van klager dat de zaak veel te lang heeft geduurd is terecht.

Gezien de brief van verweerder aan zijn Duitse collega d.d. [….] 2003 waarin hij schrijft dat hij de medische stukken, waarbij hij verwijst naar de BGN-zaak, al eerder aan hem toestuurde en de brief van [….] 2003 van de kantoorgenoot van verweerder, waarin gesteld wordt dat hij thans samen met verweerder verzet in zal stellen tegen de beschikking van het BGN, meent de raad dat verweerder begin 2003 kennis moet hebben gehad, althans kennis had kunnen en moeten hebben gehad, van de rapportage van BGN van [….] 2003.

De raad neemt het verweerder kwalijk dat hij stelt dat hij pas in 2009 heeft kennis kunnen nemen van de in opdracht van het BGN opgestelde rapportage nu uit de hiervoor genoemde correspondentie het tegendeel blijkt.

Van verweerder had mogen worden verwacht dat hij begin 2003 reeds de inhoud en de consequenties van de rapportage van het BGN met klager zou hebben besproken.

Ten onrechte beroept verweerder zich er op dat hij in deze zaak afhankelijk was van zijn Duitse collega’s. Hij heeft de behandeling van de zaak op zich genomen en is daarom zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop hij de belangen van klager heeft behartigd. Deze verantwoordelijkheid bracht met zich mee dat hij reeds in 2003 aan klager had moeten meedelen dat zijn zaak geen kans van slagen had. Door dit pas in 2009 aan klager mee te delen heeft hij de belangen van klager niet naar behoren behartigd.

Ook de klacht betreffende de onduidelijkheid over de kosten is terecht.

Bij brief van [….] 2003 heeft verweerder klager enige uitleg gestuurd over de ontvangen schadebedragen en de verrekening met de gemaakte kosten.

Een opdrachtbevestiging waaruit duidelijk blijkt welke kosten voor rekening van klager komen en onder welke omstandigheden de Duitse verzekeringsmaatschappij de kosten zal betalen, ontbreekt.

Zowel in Duitsland als in Nederland is na verloop van tijd door de overheid gefinancierde rechtshulp aangevraagd. Brieven waarin staat wat de gevolgen daarvan voor de aan klager in rekening te brengen kosten zijn, heeft de raad niet bij de stukken aangetroffen.

Ook de brief van [….] 2010 met bijlagen van verweerder aan klager, waarin melding wordt gemaakt van de kolommen “verklaring”, “verkopen”, “aankopen” en “derden”, verstrekt onvoldoende inzicht in de financiële consequenties voor klager van de aan hem verleende rechtshulp.

Daarom is verweerder jegens klager ook tekort geschoten op het punt van het helderheid verschaffen over zijn kosten en de kosten van de door hem ingeschakelde derden en de door hem ontvangen vergoedingen van de Duitse verzekeringsmaatschappij.

Beide onderdelen van de klacht zijn gegrond.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Beide onderdelen van de klacht zijn gegrond. Verweerder wordt de maatregel van berisping opgelegd.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2011.

griffier     voorzitter