ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1846 Raad van Discipline Arnhem 11-12

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1846
Datum uitspraak: 23-05-2011
Datum publicatie: 25-07-2011
Zaaknummer(s): 11-12
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder dat hij door hem ontvangen derdengelden zonder haar toestemming heeft verrekend met door haar te betalen honorarium en kosten en dat verweerder geen duidelijkheid heeft geschapen over de financiële gevolgen van de aan haar verleende rechtsbijstand. Beide onderdelen van de klachten zijn gegrond. De overige klachtonderdelen zijn – voor zover klaagster die niet heeft ingetrokken – zijn ongegrond.

11-12

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 17 januari 2011 heeft mr. M-L.A.J. Hoppenbrouwers, adjunct-secretaris van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, die namens en onder verantwoordelijkheid van de deken van genoemde orde, mr. R.J.A. Dil, de klacht heeft onderzocht, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:

Klaagster

wonende te [woonplaats]

tegen: verweerder

advocaat te [plaats]

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 11 april 2011.

Klaagster en verweerder zijn verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. F. Klemann, E.J. Verster,

E.D. Breuning ten Cate en J.R.O. Dantuma, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. A. Huber als griffier.

2.

Klaagster verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gedragen zoals een goed advocaat betaamt doordat hij:

a. naast de toevoeging nog betaling van haar heeft gevraagd voor zijn inspanningen

b. bedragen die hij ontving op zijn derdengeldrekening zonder haar toestemming heeft verrekend met een vergoeding voor zijn inspanningen zonder haar te informeren over de hoogte van de door hem in rekening gebrachte bedragen

c. haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de voortgang van de zaak tegen de verhuurder

d. zich beperkt heeft ingespannen met betrekking tot de problemen die rezen tussen haar en haar ex-partner, tussen haar en de makelaardij en tussen haar en de verhuurder van bedrijfsruimte en tussen haar en een crediteur

e. haar niet heeft geïnformeerd over de aan haar verstrekte toevoeging

f. heeft gesteld haar als advocaat terzijde te hebben gestaan bij de aankoop en financiering van een appartement, de opbouw van haar pensioen en bij een strafzaak van haar dochter

g. geen duidelijkheid heeft geschapen betreffende de financiële gevolgen van de aan haar verleende rechtsbijstand.

Klaagster heeft ter zitting de klachtonderdelen c, d en f ingetrokken.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Klaagster heeft in 2007 een pand gehuurd in [plaats], dat zij had laten verbouwen en inrichten. Het was haar bedoeling in een deel van het gebouw een schoonheidssalon te vestigen en de resterende ruimte onder te verhuren aan onder meer een kapper, een fysiotherapeute en andere disciplines op het gebied van lichamelijke verzorging.

Toen de verbouwing gereed was bleek dat de verhuur in strijd met het bestemmingsplan was en moest zij vertrekken. Alle investeringen waren voor niets geweest.

Verweerder heeft op [….] 2008 voor klaagster een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag onder de verhuurder bij de rechtbank te Arnhem ingediend.

Vervolgens zijn de verhuurder persoonlijk en een B.V. van hem alsmede de ex-partner van klaagster op [….] 2008 gedagvaard.

Klaagster heeft nadat zij de hiervoor genoemde bedrijfsruimte moest verlaten in [plaats] bedrijfsruimte gehuurd. Begin 2009 was zij gezien haar lichamelijke problemen – zij heeft ernstige nekklachten - niet meer in staat haar werkzaamheden voort te zetten. De huur van de door haar in [plaats] gehuurde bedrijfsruimte zou nog geruime tijd doorlopen. De verhuurder had in verband daarmee een claim van € 20.000,- op haar. Deze claim is na onderhandelingen, die verweerder gevoerd heeft, teruggebracht tot ongeveer € 13.000,-.

De huidige echtgenoot van klaagster heeft zijn spaarpolis kunnen belenen. Met het vrijkomende geld is een deel van de vordering van de verhuurder voldaan. Ook is een deel betaald door klaagster.

Klaagster werd ook aangesproken door een crediteur die haar faillissement had aangevraagd. Het ging om een vordering van € 6.318,11. Deze vordering is teruggebracht tot € 3.500,-.

Verweerder heeft klaagster ook in een zaak betreffende een haar toekomende schadevergoeding na een aanrijding terzijde gestaan. Na dagvaarding op [….] 2009 is op [….] 2009 € 3.586,- door de wederpartij voldaan.

Voorts heeft verweerder klaagster bijgestaan in een zaak tegen een makelaardij betreffende de verkoop van een partij parketvloer door klaagster. Op [….] 2009 heeft verweerder een dagvaarding in deze zaak uitgebracht waarna bij vonnis van [….] 2009 het gevorderde bedrag met kosten is toegewezen  In deze zaak is tweemaal

€ 1.500,- voldaan, te weten op [….] 2009 en op [….] 2009.

In [….] 2009 heeft verweerder er voor gezorgd dat de vordering van een crediteur van klaagster werd afgekocht.

Voor de zaken die verband hielden met het bedrijf van klaagster kon aanvankelijk geen toevoeging worden verkregen.

Na verloop van tijd was het voor verweerder mogelijk om in een tweetal zaken een toevoeging voor klaagster aan te vragen.

Op [….] 2009 is aan klaagster een toevoeging verleend voor de behandeling door verweerder van een kort geding betreffende een straat- en/of contactverbod tegen de ex-partner van klaagster en op [….] 2009 is aan klaagster een toevoeging verleend voor de behandeling door verweerder van de zaak tegen de verhuurder. Dit betrof de huurovereenkomst van het bedrijfscomplex dat klaagster deels wilde onderverhuren. Een toevoeging kon begin 2009 wel worden verleend omdat klaagster haar bedrijfsactiviteiten had gestaakt.

De zaak tegen de verhuurder van het bedrijfscomplex is – nadat de zaak bij vonnis van [….] 2009 was verwezen naar de rechtbank - geschikt. Aan klaagster is op [….], [….] en [….] 2009 € 5.000,- betaald. De bedragen zijn overgemaakt naar de derdengeldrekening van verweerder waarna deze bedragen door verweerder aan de Rabo-bank zijn overgemaakt ter voldoening van een schuld van klaagster.

De ex van klaagster is, nadat de relatie was beëindigd, in een op haar naam staande auto blijven rijden. Er is een reeks van bekeuringen uitgeschreven nadat zij uit elkaar waren. Verweerder heeft verzet of beroep aangetekend tegen deze bekeuringen. De bekeuringen zijn door verweerder voorgeschoten. Klaagster heeft deze bekeuringen uiteindelijk niet hoeven te betalen.

Op [….] 2009 heeft verweerder klaagster een nota ad € 500,- voor werkzaamheden en € 79,20 voor explootkosten gestuurd plus 19% b.t.w., is in totaal € 689,24, die klaagster heeft voldaan via de stichting derdengelden van verweerder.

Op [….] 2009 heeft verweerder het volgende aan klaagster geschreven:

“Ik heb inmiddels van het spaarfonds de lening van bijna € 9.939,67 ontvangen.

 (zie bijlage)

Ik heb daarvan aan Mr. H. (toevoeging van de raad :dit is de verhuurder) het restant van de huurafkoopsom , zijnde € 7.900,- betaald.

Je krijgt dus van de fiscus € 1.900,- BTW terug.

Het restant heb ik aangewend om bijgaande declaraties te verrekenen.

Er resteert nog een klein bedrag van € 190,33 te betalen.”

Op [….] 2009 heeft verweerder klaagster een nota ad € 500,- plus 19% b.t.w., is samen € 595,- voor werkzaamheden inzake sluiting bedrijf inclusief bezwaar WOZ gestuurd, die klaagster heeft voldaan via de stichting derdengelden van verweerder.

Op [….] 2009 heeft verweerder klaagster voorts een nota ad € 1.500,- plus 19% b.t.w., in totaal € 1.635,-, voor honorarium exclusief griffierecht plus beslagkosten en kosten dagvaarding gestuurd, die klaagster eveneens heeft voldaan via de stichting derdengelden van verweerder.

De echtgenoot van klaagster heeft op [….] 2010 € 5.000,- overgemaakt op de rekening van de echtgenote van verweerder. Bij de overboeking staat vermeld: “finale afr zoals afgespr”.

4.

Klaagster heeft het volgende ter toelichting op haar klacht aangevoerd:

Zakelijke en persoonlijke verhoudingen zijn niet goed gescheiden door verweerder. Omdat verweerder haar beroepsmatig heeft bijgestaan, had hij dit moeten voorkomen.

Zij is niet via haar huidige echtgenoot bij verweerder terecht gekomen, maar via een oude cliënt van verweerder.

Verweerder is met haar meegegaan naar het politiebureau toen zij aangifte tegen haar ex-vriend ging doen. Na ongeveer 10 minuten is hij weer weggegaan.

In de zaak met de makelaardij heeft zij zelf een regeling getroffen.

De vordering heeft zij zelf afgekocht.

Verweerder heeft haar niet bericht over de verleende toevoegingen.

Van veel brieven die hij in haar zaken heeft geschreven, heeft zij geen afschrift ontvangen.

Verweerder heeft zelf voorgesteld om haar en haar huidige echtgenoot behulpzaam te zijn bij de aankoop van een appartement, welke aankoop niet door is gegaan. Het is haar nooit duidelijk geweest dat verweerder dit beschouwde als zakelijke dienstverlening.

De kwestie van het pensioen heeft zij zelf geregeld.

Verweerder heeft nooit opdracht gekregen om haar dochter terzijde te staan in een strafzaak.

Verweerder heeft nooit inzichtelijk gemaakt welke bedragen zij voor zijn werkzaamheden aan hem diende te betalen en zij heeft nooit gespecificeerde facturen ontvangen. Het door hem in rekening gebrachte uurtarief is haar niet bekend. Zij heeft voor kosten van derden verschillende keren gelden op zijn derdengeldrekening overgemaakt.

In [….] 2009 heeft verweerder geregeld dat € 10.000,- kon worden opgenomen van de spaarpolis van haar echtgenoot. Hiervan is € 7.900,- aangewend om aan de verhuurder te voldoen. Zij vraagt zich af wat met de resterende € 2.100,- is gebeurd.

Verweerder heeft gedreigd beslag te laten leggen op haar auto en bankrekening. Zij was daarvan overstuur.

Haar echtgenoot heeft het bedrag ad € 5.000,- onder druk voldaan. Verweerder heeft geen rekening aan haar gestuurd voor dit bedrag.

Zij is van mening dat verweerder haar onrecht heeft aangedaan.

5.

Verweerder heeft het volgende naar aanleiding van de door klaagster ingediende  klacht aangevoerd:

Hij voelt zich zeer gegriefd door de klacht van klaagster.

Klaagster raakte bevriend met een man, die sinds jaar en dag een vriend van zijn vrouw en hem is. Deze verzocht hem dringend klaagster te helpen omdat zij met haar bedrijf financieel in de problemen was gekomen. Zij had zowel geestelijke als lichamelijke problemen.

Na verloop van tijd is klaagster bij de hiervoor genoemde vriend ingetrokken. Omdat klaagster niet ingeschreven kon staan op het adres van haar vriend, heeft zij zich op zijn privéadres in laten schrijven.

Hij heeft zich steeds zakelijk opgesteld bij het verlenen van rechtshulp aan klaagster.

Klaagster belde hem zeker in het begin tenminste driemaal per week en zij kwam nagenoeg wekelijks bij hem op kantoor of hij sprak bij haar af.

Op het persoonlijke vlak hebben hij en zijn vrouw er alles aan gedaan klaagster op de been te houden.

Hij is met klaagster meegegaan om aangifte te doen tegen haar ex-vriend, die haar had misbruikt en mishandeld.

Hij heeft vele malen ten behoeve van de zaken van klaagster contact gehad met de politie.

Hij is klaagster en haar vriend behulpzaam geweest bij het kopen van een appartement en het verkrijgen van de benodigde hypotheek. Het moet klaagster duidelijk zijn geweest dat hij deze werkzaamheden niet voor niets zou verrichten. Vanwege schulden van klaagster hebben zij uiteindelijk van de koop afgezien. Uiteraard heeft hij hiervoor geen toevoeging verkregen.

Voorts heeft hij voor klaagster geregeld dat haar pensioenopbouw doorliep nadat zij arbeidsongeschikt was geworden.

Ook heeft hij contact gehad met de accountant van klaagster over de betaling van de nota.

Hij heeft de dochter van klaagster in opdracht van de dochter terzijde gestaan. Zij werd verdacht van rijden onder invloed. Bij de strafzaak heeft hij haar niet terzijde gestaan.

Hij heeft heel veel kosten voorgeschoten, die hij niet in rekening heeft gebracht of die niet betaald zijn. Het betreft onder meer deurwaarderskosten, griffierecht, kosten van uittreksels en boetes.

Hij heeft klaagster geen rekeningen gestuurd. Dat was zinloos omdat klaagster financieel aan de grond zat. Voor de aan klaagster opgelegde eigen bijdrage heeft hij wel een nota gestuurd, maar die heeft klaagster niet voldaan.

Als hij werkelijk alle uren in rekening had gebracht, had klaagster een veelvoud moeten betalen van het bedrag dat klaagster en haar vriend, thans echtgenoot, enerzijds en zijn vrouw anderzijds als gebaar hebben afgesproken.

Klaagster kon het bedrag ad € 5.000,- in termijnen van € 100,- per week aan hem voldoen. Nadat zij dat vele weken niet had gedaan en hij aandrong op betaling, heeft de echtgenoot van klaagster voorgesteld dat hij weer een deel van zijn spaarpolis op zou nemen omdat hij van de zaak af wilde. Dit heeft hij voor de echtgenoot van klaagster geregeld.

Hij heeft inmiddels alle openstaande bedragen en het nog te declareren honorarium administratief afgeboekt, zoals was afgesproken.

6.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Ten aanzien van klachtonderdeel a: het verwijt dat verweerder naast de toevoeging nog betaling van haar heeft gevraagd voor zijn inspanningen.

Aan verweerder zijn op [….] en [….] 2009 toevoegingen verleend voor de behandeling van twee zaken van klaagster. Verweerder heeft klaagster vanaf [….] 2008  terzijde gestaan. Omdat verweerder klaagster onder meer heeft bijgestaan in zaken betreffende haar bedrijf – voor dergelijke zaken kan men geen toevoeging krijgen – en hij klaagster aldus heeft bijgestaan toen nog geen toevoeging(en) waren aangevraagd, heeft hij haar honorarium in rekening mogen brengen voor zijn werkzaamheden. Daarom is dit klachtonderdeel ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b: het verwijt dat verweerder bedragen, die hij ontving op zijn derdengeldrekening zonder haar toestemming heeft verrekend met een vergoeding voor zijn inspanningen zonder haar te informeren over de hoogte van de door hem in rekening gebrachte bedragen.

Vast staat dat verweerder op [….] 2009 € 9.939,67 heeft ontvangen door middel van het belenen van de spaarpolis van de echtgenoot van klaagster en dat hij van dit bedrag op [….] 2009 € 7.900,- heeft voldaan aan de verhuurder van klaagster. Het resterende bedrag ad € 2.039,67 heeft hij aangewend om een tweetal door hem uitgeschreven nota’s d.d. [….] 2009 te voldoen.

Naar de raad aanneemt is tevens de nota ad € 689,24 verrekend met door verweerder ontvangen derdengelden.

Dit verrekenen had verweerder alleen mogen doen indien klaagster hem daarvoor toestemming had verleend, waarna hij dat schriftelijk aan klaagster had moeten bevestigen indien zij hem mondeling toestemming had verleend.

Dat klaagster heeft ingestemd met verrekening van nota’s met door hem ontvangen bedragen blijkt niet uit de overgelegde stukken. Daarom is dit klachtonderdeel gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel e: het verwijt dat hij haar niet heeft geïnformeerd over de aan haar verstrekte toevoeging. Dit laatste moet zijn toevoegingen.

Klaagster stelt dat verweerder haar niet heeft geïnformeerd over de toevoegingen die verweerder voor de behandeling van een tweetal zaken van haar heeft verkregen. Verweerder stelt dat hij klaagster daarover wel heeft geïnformeerd.

Omdat niet is vast komen te staan dat verweerder klaagster hierover niet heeft geïnformeerd en de Raad voor Rechtsbijstand de rechtszoekende op de hoogte stelt van de beslissing op de toevoegingsaanvraag, is dit klachtonderdeel ongegrond.

Over de financiële consequenties van het feit dat toevoegingen aan verweerder zijn verleend had verweerder klaagster schriftelijk behoren te informeren, maar dit punt komt bij klachtonderdeel g aan de orde.

Ten aanzien van klachtonderdeel g: het verwijt dat hij geen duidelijkheid heeft geschapen betreffende de financiële gevolgen van de aan haar verleende rechtsbijstand.

Te dezen zijn de volgende gedragsregels van belang:

gedragsregel 23 lid 1: de advocaat is gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden.

gedragsregel 26 lid 1: wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties daarvan met de cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren.

De raad is van oordeel dat verweerder deze gedragsregels met voeten heeft getreden.

Bij het in behandeling nemen van de zaken van klaagster had hij schriftelijk aan haar moeten berichten hoeveel hij haar in rekening zou brengen. Vervolgens had verweerder schriftelijk aan klaagster moeten berichten wat de financiële consequenties waren van het feit dat in een tweetal zaken toevoegingen aan hem waren verleend.

Dat klaagster bij de aanvang van de werkzaamheden van verweerder niet beschikte over financiële middelen om verweerder te betalen is niet relevant. Klaagster heeft na verloop van tijd verweerder wel degelijk moeten betalen voor zijn werkzaamheden. Zij had vanaf de aanvang van de werkzaamheden op de hoogte moeten zijn van de kosten die verweerder voor zijn werkzaamheden aan haar in rekening zou brengen.

Dat klaagster en verweerder ook privé contact met elkaar hadden is evenmin een reden om klaagster niet te informeren over de kosten die gemoeid zijn met de door verweerder verrichte werkzaamheden, integendeel juist als men ook privé met elkaar omgaat dient men uiterst zorgvuldig te zijn op het punt van de financiën. Immers in dat geval kan bij de rechtshulpzoekende gemakkelijk het idee post vatten dat de rechtshulpverlener uit hoofde van de vriendschap om niet werkzaamheden verricht. De raad kan zich voorstellen dat klaagster dit bijvoorbeeld met betrekking tot het behulpzaam zijn van verweerder bij kopen van het appartement heeft gedacht, mede omdat het niet gebruikelijk is dat een advocaat dergelijke werkzaamheden verricht, en dat de dochter van klaagster dit heeft gedacht, toen zij werd verdacht van rijden onder invloed en verweerder enkele brieven voor de dochter heeft geschreven.

Verweerder heeft klaagster in een aantal zaken terzijde gestaan. Het had op de weg van verweerder gelegen om in elk van die zaken aan klaagster te bevestigen dat hij haar als advocaat bijstaat en wat daarvan de financiële consequenties zijn. Doordat hij dat niet heeft gedaan, heeft hij niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Met klaagster is de raad van oordeel dat verweerder volstrekt onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom zij naast de reeds door haar betaalde nota’s € 5.000,- aan zijn echtgenote heeft moeten betalen, nog afgezien van het feit dat verweerder nooit betaling van zijn werkzaamheden op de rekening van zijn echtgenote had mogen vragen.

Dit klachtonderdeel is gegrond.

Verweerder heeft er geen blijk van gegeven de onjuistheid van zijn handelen in te zien.

Klaagster heeft de klachtonderdelen c, d en f ter zitting ingetrokken zodat daar niet op hoeft te worden beslist.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

De klachtonderdelen a en e zijn ongegrond en de klachtonderdelen b en g zijn gegrond.

De klachtonderdelen c, d en f zijn ter zitting ingetrokken zodat op deze klachtonderdelen niet hoeft te worden beslist.

Verweerder wordt de maatregel van berisping opgelegd.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2011.

griffier     voorzitter