ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1837 Raad van Discipline Arnhem 10-172

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1837
Datum uitspraak: 18-04-2011
Datum publicatie: 25-07-2011
Zaaknummer(s): 10-172
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft klager bijgestaan in verschillende procedures die tot doel hadden dat schadevergoeding aan klager zou worden toegekend omdat hem geen werk is aangeboden. Klager heeft diverse klachten over de kwaliteit van de dienstverlening ingediend. Omdat klager zijn klachten onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden heeft onderbouwd worden de klachten ongegrond bevonden

10-172

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 23 november 2010 heeft mr. M-L.A.J. Hoppenbrouwers, adjunct-secretaris van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, die namens en onder verantwoordelijkheid van de deken van genoemde orde, mr. R.J.A. Dil, de klacht heeft onderzocht, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:

klager

wonende te [woonplaats] tegen: verweerster

advocaat te [plaats]

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 7 maart 2011.

Klager en verweerster zijn verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. A.D.G. Bakker, H.C. Brandsma, C.L. Lunenberg-Demenint en P.J.M. van Wersch, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. A. Huber als griffier.

2.

Klager verwijt verweerster dat zij zich niet heeft gedragen zoals een goed advocaat betaamt doordat zij:

a. in het hoger beroep dat werd ingesteld bij het hof te Arnhem tegen de beslissing van de rechtbank te Arnhem van [….] 2000 en in de procedure tegen WNO/Breed en de psycholoog hem niet voldoende deskundig heeft geadviseerd

b. in de zaak tegen het CWI niet tijdig een conclusie van repliek heeft genomen en hem niet heeft geïnformeerd over een schikkingsvoorstel van het CWI

c. een akte tot vermeerdering van eis te laat heeft ingediend

d. vaak slecht te bereiken was en afspraken regelmatig niet nakwam

e. hem onvoldoende deskundig heeft geadviseerd over zijn kansen in hoger beroep.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Klager is geboren op [….] 1936. Hij was sinds 1970 werkloos.

Hij heeft tot aan het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd op [….] 2001 een uitkering ontvangen. Aanvankelijk was dit een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet. In 1973 is aan hem een uitkering toegekend op grond van de Rijksgroepsregeling Werkloze Werknemers waarna een bijstandsuitkering aan hem is toegekend.

Bij besluit van [….] 1977 is klager aangemerkt als behorende tot de personenkring als bedoeld in artikel 7 lid 1 van de toenmalige Wet Sociale Werkvoorziening, hierna te noemen WSW, nadat een eerdere aanmelding door de Gemeentelijke Sociale Dienst in 1975 niet tot acceptatie van klager had geleid. Omdat het niet mogelijk bleek voor klager een passende functie te vinden is hij op een wachtlijst geplaatst.

Ingevolge de oude en de per 1 januari 1998 herziene WSW rust op het gemeentebestuur een zorgplicht aan zoveel mogelijk ingezetenen die blijkens een (her)indicatiebeschikking tot de doelgroep behoren een arbeidsovereenkomst aan te bieden.

Het Werkvoorzieningschap Nijmegen en Omgeving – hierna te noemen WNO – was de publiekrechtelijke organisatie die belast was met de uitvoering van de uit die zorgplicht voortvloeiende werkzaamheden.

Nadat het WNO al eerder voornemens was geweest klager van de wachtlijst te verwijderen, heeft het WNO klager bij brief van [….] 1992 wederom aangekondigd de plaatsing van klager op de wachtlijst te beëindigen.

Bij brief van [….] 1992 heeft klager tegen dit voornemen bezwaar gemaakt.

Vervolgens heeft een arbeidskundig en een psychologisch onderzoek plaatsgevonden.

Op [….] 1992 is klager onderzocht door een psycholoog, die hem geschikt achtte voor een instruerende/begeleidende functie of als probleemoplosser en plaatsbaar binnen het WNO.

Bij brief van [….] 1993 heeft het WNO klager een stageplaats aangeboden bij het metaalbedrijf van het WNO, welk aanbod klager heeft afgewezen.

In [….] 1994 is klager een werkervaringsplaats aangeboden opdat hij ervaring op kon doen met automatiseringsapparatuur en – programma’s. Dit aanbod heeft klager afgewezen.

Op [….] 1994 is klager een baan aangeboden als medewerker facturering. Die baan heeft hij geweigerd omdat hij niet puur administratief werkzaam wilde zijn en ook niet de hele dag achter de computer wilde zitten.

Bij brief van [….] 1994 heeft het WNO klager bericht dat zijn inschrijving op de wachtlijst met ingang van [….] 1994 wordt beëindigd. Klager heeft daartegen bezwaar gemaakt welk bezwaar ongegrond is verklaard waarna klager beroep heeft ingesteld bij de rechtbank.

Op [….] 1996 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

Dit besluit is door de Centrale Raad van Beroep vernietigd bij uitspraak van [….] 1996.

Op [….] 1997 heeft klager met zijn vorige advocaat een gesprek bij het WNO gevoerd. Bij brief van [….] 1997 heeft de vorige advocaat van klager de gemaakte afspraken bevestigd. Hij schrijft onder meer:

“WNO heeft klager opnieuw op de wachtlijst voor indienstneming in WSW-verband geplaatst en er bestaan reële mogelijkheden tot indienstneming vanaf september, daar wordt nu al aan gewerkt.”

Op [….] 1998 is de herziene WSW in werking getreden.

Krachtens artikel 11 van het Besluit indicatie sociale werkvoorziening dienden personen die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de herziene WSW op de wachtlijst stonden binnen twee jaar, doch in ieder geval voor aanvaarding van een dienstbetrekking, te worden geïndiceerd. In het kader van deze herindicatieprocedure heeft een psychologische beoordeling van klager plaatsgevonden.

Op [….] 1999 heeft een psycholoog een diagnostisch interview gehouden met klager.

Bij beschikking van [….] 1999 heeft het WNO naar aanleiding van het advies van de indicatiecommissie besloten dat klager niet langer behoorde tot de doelgroep van de WSW omdat klager beperkingen heeft van psychische aard.

Klager heeft tegen deze beschikking bezwaar aangetekend welke bezwaren bij besluit van [….] 1999 ongegrond zijn verklaard.

Het door klager tegen het besluit van [….] 1999 aangetekende beroep heeft de rechtbank op [….] 2003 niet-ontvankelijk verklaard omdat klager geen processueel belang zou hebben bij de beoordeling van het bestreden besluit.

De Centrale Raad van Beroep heeft bij uitspraak van [….] 2005 de beschikking van [….] 1999 vernietigd en bepaald dat klager ook na [….] 1999 tot de doelgroep van de WSW behoorde.

Klager heeft voorts een klacht ingediend tegen de psycholoog die op [….] 1999 het diagnostisch interview bij hem heeft afgenomen bij het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen. Bij beslissing van [….] 2000 heeft dit College de klacht gegrond geacht en aan de psycholoog een waarschuwing opgelegd.

In enkele bestuursrechtelijke procedures en in de klachtprocedure tegen de psycholoog heeft klager zijn eigen belangen behartigd.

De vorige advocaat van klager heeft een procedure tegen het WNO tot vergoeding van de door klager geleden schade aanhangig gemaakt. Bij vonnis van [….] 2000 van de rechtbank is de vordering van klager afgewezen.

Nadat klager tegen dit vonnis hoger beroep had aangetekend, kort voordat een processtuk moest worden ingediend, heeft hij zich tot verweerster gewend.

Eén van de grieven is dat WNO klager jarenlang bemiddeling heeft onthouden en daarmee jegens hem is tekortgeschoten in zijn inspanningsverplichtingen althans jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld.

In het tussenarrest d.d. [….] 2001 heeft het hof overwogen dat ter beantwoording van de vraag of WNO in casu in voldoende mate aan zijn inspanningsverplichtingen jegens klager heeft voldaan, nader onderzoek is geboden en dat nog niet definitief kon worden gekomen tot een oordeel dat het WNO aan haar verplichtingen heeft voldaan.

Voorts heeft het hof klager en het WNO in de gelegenheid gesteld hun stellingen aan te passen, naar aanleiding van hetgeen het hof heeft overwogen ten aanzien van de verjaring.

Vervolgens heeft het hof bij arrest d.d. [….] 2001 geoordeeld dat de vordering van klager tegen het WNO voor zover betrekking hebbende op de periode voor [….] 1993 was verjaard en dat niet gesteld of gebleken was dat in de periode na [….] 1993 schadeposten zijn ontstaan.

Voor het WNO is de openbare rechtspersoon Breed in de plaats gekomen, nadien opgevolgd door de Centrale organisatie Werk en Inkomen, hierna de CWI.

In de procedure bij de rechtbank van klager tegen de CWI heeft op [….] 2007 een comparitie plaatsgevonden. Blijkens het proces-verbaal van deze comparitie heeft de rechtbank van verweerster een akte tot vermeerdering van eis met bijlagen ontvangen. De CWI heeft bezwaar gemaakt tegen deze akte omdat de akte te laat was ingediend. Daarop heeft de rechtbank besloten dat de akte buiten beschouwing wordt gelaten.

Bij vonnis van [….] 2007 zijn de vorderingen van klager afgewezen.

In de procedures bij de rechtbank van klager tegen de psycholoog en Breed, die gevoegd zijn behandeld, heeft de rechtbank een pakket stukken ontvangen met het opschrift “repliek”, gedateerd [….] 2008 van de zijde van klager. Voorafgaand aan de comparitie heeft de rechter partijen meegedeeld dat deze stukken buiten beschouwing zullen worden gelaten, voor zover het gaat om een door klager persoonlijk opgestelde “conclusie van repliek”, omdat volgens het burgerlijk procesrecht voor een dergelijke “conclusie van repliek” geen plaats is.

Bij vonnis van [….] 2008 heeft de rechtbank de vorderingen van klager afgewezen omdat onvoldoende concrete feiten en omstandigheden zijn gesteld waaruit kan volgen dat klager inkomensschade, waaronder pensioenschade, heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige besluit van [….] 1999, dan wel van de gestelde onrechtmatige daad van de psycholoog.

Om diezelfde redenen was de vordering van klager tegen de CWI bij vonnis van [….] 2007 afgewezen.

4.

Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende aangevoerd:

Het is een aantal keren voorgekomen dat hij pas een uur van tevoren telefonisch te horen kreeg dat een afspraak met verweerster niet door kon gaan hetzij in verband met een zitting, hetzij omdat verweerster of familieleden van haar ziek waren.

Ook is naar een oud nummer van hem gebeld om door te geven dat een afspraak niet doorging, terwijl hij al meerdere malen had doorgegeven dat hij een nieuw telefoonnummer had.

Verweerster heeft hem er niet van op de hoogte gesteld dat er maar één schriftelijke ronde voorafgaat aan een comparitie.

Verweerster heeft zijn repliek te laat opgestuurd.

Verweerster had ter gelegenheid van de comparitie zijn belangen beter behoren te behartigen en daarbij hetgeen hij in zijn repliek had aangevoerd moeten verwoorden.

Ook had zij voor hem moeten optreden toen de psycholoog meedeelde dat hij geen reden tot intrekking van zijn rapport zag.

In de procedure bij het hof tegen het WNO heeft verweerster zich op een arrest van de Hoge Raad beroepen. Zij had in deze procedure niet alleen een primair standpunt in moeten nemen, maar ook een subsidiair standpunt.

Hij heeft zich in de steek gelaten gevoeld toen verweerster, op het moment dat het er echt op ging aankomen, hem niet meer terzijde wilde staan.

Verweerster heeft hem steeds voorgehouden dat een onrechtmatige daad leidt tot schadeplichtigheid. Omdat de aansprakelijkstellingen later wel tijdig hadden plaatsgevonden waren de nog te voeren procedures kansrijker en was er geen reden voor verweerster om hem niet langer te willen bijstaan.

5.

Verweerster heeft het volgende tot haar verweer aangevoerd:

Zij bestrijdt dat zij klager onjuist heeft geadviseerd in de procedure bij het gerechtshof op het punt van de verjaring.

In de eerste periode dat zij klager bijstond had zij wekelijks een afspraak met hem.

Klager stond er op een uitgebreide repliek te schijven voor de comparitie. Deze werd buiten beschouwing gelaten omdat er maar één schriftelijke ronde aan een comparitie vooraf gaat. Dit heeft zeker niet geleid tot afwijzing van zijn vordering.

Zij heeft geen schikkingsvoorstel afgewezen zonder klager daarin te kennen.

Het klopt dat er afspraken met klager zijn afgezegd. Gezien de drukte van haar praktijk kan er wel eens wat tussen komen. Ook is het wel eens gebeurd dat een afspraak niet door kon gaan omdat zij ziek was. De afspraken werden zo tijdig mogelijk afgebeld.

Na ontvangst van het vonnis in de zaak tegen Breed en de psycholoog heeft zij klager uitgenodigd voor een gesprek. Zij heeft hem toen meegedeeld dat zij niet bereid was hoger beroep tegen het vonnis aan te tekenen. Alle tot dan toe door haar gevoerde procedures heeft klager verloren. Het leek haar verstandig dat klager zich tot een andere advocaat zou wenden voor het behandelen van het hoger beroep. Toen zij dit aan klager meedeelde gaf hij haar te kennen dat hij tevreden over haar was en verzocht hij haar dringend hem te blijven bijstaan.

Dat klager thans klaagt dat zij hem niet naar behoren zou hebben bijgestaan spoort niet met het feit dat klager haar destijds met klem heeft verzocht hem bij te blijven staan.

Uit coulance heeft zij hoger beroep aangetekend om de beroepstermijn veilig te stellen.

Zij betreurt het ten zeerste dat de samenwerking met klager op deze manier eindigt. Zij bestrijdt met klem dat zij klager niet goed zou hebben bijgestaan.

6.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

De raad begrijpt het eerste klachtonderdeel aldus dat het betrekking heeft op de procedure in hoger beroep tegen WNO waarin eindarrest is gewezen op [….] 2001 en de procedure van klager tegen de psycholoog en Breed bij de rechtbank waarin vonnis is gewezen op [….] 2008. Klager verwijt verweerster dat zij hem onvoldoende deskundig heeft geadviseerd in deze procedures.

Dat verweerster in deze procedures standpunten heeft ingenomen die niet de instemming van klager hadden en/of niet conform de wens van klager heeft gereageerd naar aanleiding van het tussenarrest van [….] 2001 en/of op stellingen van de wederpartij is gesteld noch gebleken.

Omdat klager ook overigens niet aan de raad duidelijk heeft kunnen maken in welk opzicht verweerster hem onvoldoende deskundig heeft geadviseerd is dit klachtonderdeel ongegrond.

In klachtonderdeel 2 verwijt klager verweerster dat zij niet tijdig een conclusie van repliek heeft genomen in de procedure tegen de CWI. Omdat het in de onderhavige procedure ingevolge het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet mogelijk is een conclusie van repliek te nemen is dit deel van klachtonderdeel 2 ongegrond.

Ook verwijt klager verweerster in dit klachtonderdeel dat zij hem niet zou hebben geïnformeerd over een schikkingsvoorstel van de CWI.

Ter zitting heeft verweerster gesteld dat er niet echt sprake was van een schikkingsvoorstel. Volgens verweerster is slechts een voorstel aan de orde geweest waarbij de procedure zou worden beëindigd en elk zijn eigen kosten zou dragen. Klager zou volgens verweerster aanwezig zijn geweest toen dit voorstel werd besproken.

Omdat niet is vast komen te staan dat verweerster klager niet heeft geïnformeerd over een schikkingsvoorstel van de CWI is ook dit deel van klachtonderdeel 2 ongegrond.

In klachtonderdeel 3 verwijt klager verweerster dat zij een akte tot vermeerdering van eis te laat heeft ingediend en dat die akte daarom werd geweigerd.

Klager heeft niet gesteld wanneer de akte tot vermeerdering van eis door verweerster is ingediend en ook overigens dit verwijt niet met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Daarom kan de raad niet vaststellen of verweerster de akte te laat heeft ingediend en is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

In klachtonderdeel 4 verwijt klager verweerster dat zij slecht bereikbaar was. Klager heeft dit verwijt onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Daarom is het ongegrond.

In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster tevens dat zij afspraken regelmatig niet nakwam. Uit de stukken is de raad gebleken dat klager bedoelt dat afspraken met verweerster een aantal keer zijn afgezegd. Vast staat dat klager en verweerster – zeker bij de aanvang van de werkzaamheden van verweerster voor klager – zeer veelvuldig met elkaar hebben gesproken. In dat geval is het niet verwonderlijk dat afspraken soms niet door kunnen gaan wegens rechtszittingen en/of ziekte. Dat is niet klachtwaardig. Ook dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

In klachtonderdeel 5 verwijt klager verweerster dat zij hem onvoldoende deskundig zou hebben geadviseerd over zijn kansen in het hoger beroep.

De enige zaak die verweerster voor klager in hoger beroep heeft behandeld betreft het hoger beroep tegen het WNO.

Vast staat dat de vorige advocaat het hoger beroep heeft aangetekend. Met zijn vorige advocaat zal klager daarom hebben gesproken over zijn kansen in hoger beroep.

Dat er, nadat verweerster de behandeling van het hoger beroep van de vorige advocaat van klager had overgenomen, aanleiding was om de beslissing om in hoger beroep te gaan te heroverwegen is gesteld noch gebleken. Daarom is ook dit onderdeel van de klacht ongegrond.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Alle onderdelen van de klacht van klager zijn ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 18 april 2011.

griffier     voorzitter