ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2194 Raad van Discipline Amsterdam 10-416A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2194
Datum uitspraak: 28-11-2011
Datum publicatie: 28-11-2011
Zaaknummer(s): 10-416A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Nakoming van financiële verplichtingen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: De klacht heeft betrekking op de afrekening van een toevoeging. Verweerder heeft een dossier van klager overgenomen; de cliënte had een toevoeging. De Raad voor Rechtsbijstand heeft het gehele bedrag aan verweerder overgemaakt. Over de onderlinge afrekening zijn klager en verweerder het niet eens geworden, zodat klager nog niets heeft ontvangen. Getuigt niet van welwillendheid die je van advocaten onderling mag verwachten. Klacht gegrond. Waarschuwing.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 28 november 2011

in de zaken 10-416A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 18 november 2010 binnengekomen klacht van:

de heer mr.

advocaat

klager

tegen:

de heer mr.

v e r w e er d e r 

1.   Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 16 november 2010, door de raad ontvangen op 18 november 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 september 2011 in aanwezigheid van verweerder. Klager had voorafgaand aan de zitting schriftelijk aan de raad laten weten dat hij niet ter zitting aanwezig zou zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 

1.3. De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 21 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van de deken voegde inventarislijst.

2.   De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij:

a. niet is overgegaan tot verrekening van de toevoeging in de zaak van mevrouw R.;

b. de tijdsbesteding van klager niet heeft meegenomen bij de declaratie bij de Raad voor Rechtsbijstand, waardoor voor deze uren geen vergoeding is gevolgd.

3.    Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klager heeft R. bijgestaan in een echtscheidingsprocedure waarvoor een toevoeging was verleend. Klager heeft R. tot 29 november 2007 bijgestaan. Daarna werd R. bijgestaan door verweerder.

3.3 Verweerder heeft klager bij brief van 28 november 2007 gevraagd om de toevoegingen aan hem te doen toekomen. Bij brief van 29 november 2007 heeft verweerder dit verzoek herhaald en heeft hij klager voorts gevraagd zijn tijdsopgave toe te zenden. Bij e-mail van 29 november 2007 heeft R. klager verzocht het dossier aan verweerder toe te sturen, inclusief de bijbehorende toevoegingen.

3.4 Klager heeft legeskosten, kopieerkosten, eigen bijdragen en griffierechten bij R. in rekening gebracht. Daarna zou klager blijkens zijn brief van 30 november 2007 op de zaak terugkomen. Bij brief van 3 december 2007 heeft verweerder gevraagd om een bevestiging dat R. deze kosten had betaald en heeft hij wederom verzocht om toezending van de stukken, waaronder de toevoegingen.

3.5 Bij brief van 3 december 2007 heeft klager laten weten dat hij zijn verrichtingen bij de Raad voor Rechtsbijstand zou declareren. Klager was niet bereid de toevoegingen aan verweerder te zenden, aangezien klager meende dat verweerder door een organisatie werd betaald.

3.6 Verweerder heeft klager bij brief van 4 december 2007 laten weten dat alleen de vertaalkosten door een derde werden gedragen. Verweerder heeft opnieuw om toezending van de toevoegingen verzocht.

3.7 Uit klagers brief van 10 maart 2009 aan verweerder blijkt dat verweerder 24,58 uren aan de zaak had besteed en dat hij in november 2007 22,58 uren bij de Raad voor Rechtsbijstand heeft gedeclareerd. Het verzoek van klager om meer uren te mogen declareren is afgewezen. De toevoeging van klager is vervolgens ingetrokken, in verband met de overname van het dossier door verweerder.

3.8 De Raad voor Rechtsbijstand heeft verweerder bij brief van 8 juli 2010 bericht dat de totale vergoeding op zijn naam is vastgesteld en dat hij tot verrekening met klager diende over te gaan (p. 79 van het dossier). De verrekening heeft niet plaatsgevonden. Een door de deken in dat verband gedaan voorstel is door verweerder afgewezen. Uit dit voorstel wordt duidelijk dat verweerder 6 uur aan de zaak heeft besteed en dat klager 24,58 uur aan de zaak heeft besteed. De totale vergoeding van de Raad voor Rechtsbijstand bedraagt  EUR 2.453,73. Een door verweerder geformuleerd tegenvoorstel is door klager afgewezen.

4.    Beoordeling van de klacht

4.1 De klachtonderdelen zullen hierna afzonderlijk worden behandeld. 

Klachtonderdeel a

4.2 Verweerder heeft een bedrag van de Raad voor Rechtsbijstand ontvangen waarvan vaststaat dat een deel daarvan aan klager toekomt. Uit het dossier blijkt dat deze financiële kwestie klager en verweerder al geruime tijd verdeeld houdt. Over de omvang van het aan klager toekomende deel kunnen klager en verweerder het niet eens worden. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder zich onvoldoende ingespannen om een oplossing te bereiken.

4.3 Wat er ook zij van de stellingen van verweerder ten aanzien van de houding van klager met betrekking tot de afrekening en de stelling van verweerder dat door toedoen van klager een (te) lage vergoeding is vastgesteld, vaststaat dat klager en verweerder onderling dienen af te rekenen. Verweerder heeft immers de gehele vergoeding ontvangen van de Raad voor Rechtsbijstand, terwijl ook klager werkzaamheden heeft verricht voor R.. Klager dient voor deze werkzaamheden hoe dan ook een vergoeding te ontvangen. De raad is van oordeel dat verweerder minst genomen het bedrag had kunnen uitkeren dat in zijn ogen redelijk was.

4.4 Een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur is gediend met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. De raad is van oordeel dat de houding van verweerder, namelijk niets doorbetalen aan klager en evenmin onvoldoende inspanning leveren om een oplossing te bereiken, hiermee niet strookt. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

Klachtonderdeel b

4.5 Uit het dossier volgt dat verweerder een aantal malen bij klager heeft gevraagd om een opgave van de door hem bestede uren. Klager heeft deze urenopgave niet verstrekt. De raad is dan ook van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

5. Maatregel

5.1. De raad is van oordeel dat de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden is.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. S.M. Gaasbeek-Wielinga, mr. G. Kaaij, mr. G.J.W. Pulles, mr. J.H.P. Smeets, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 november 2011.

voorzitter           griffier

Deze beslissing is in afschrift op 28 november 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan van het ongegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

en van het gegrond verklaarde klachtonderdeel door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep

zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van

de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.