ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2050 Raad van Discipline Amsterdam 11-132A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2050
Datum uitspraak: 25-10-2011
Datum publicatie: 25-10-2011
Zaaknummer(s): 11-132A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerders verwijten klager hen te hebben misleid heeft misleid door in een van de tussen partijen lopende procedures onnodig uitstel te hebben gevraagd waardoor advocaat van verweerders zich niet heeft gesteld en een verstekvonnis is gewezen. Klacht ongegrond.   

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 25 oktober 2011

in de zaak 11-132A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer

k l a g e r s

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r de r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 2 mei 2011, bij de raad binnengekomen op 5 mei 2011, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 1 juni 2011 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 1 juni 2011 aan klagers is verzonden.

1.3 Bij brief van 11 juni 2011, door de raad ontvangen op 15 juni 2011, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van op 15 augustus 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die

  beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klager bij brief van 11 juni 2011;

-  de brief met bijlage van de gemachtigde van klagers d.d. 9 augustus 2011

2 De klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met art 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij klagers heeft misleid door op de rol van 4 augustus 2011 uitstel te verzoeken als gevolg waarvan klagers niet zijn verschenen en tegen hen het verstekvonnis van 1 september 2010 is gewezen.

2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard, waarbij de voorzitter voorbij is gegaan aan de consequenties van het handelen van verweerder, namelijk ontheffing uit het executeurschap en veroordeling in de proceskosten.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klagers, broers, zijn verwikkeld in geschillen over de nalatenschap van hun moeder en broer met twee van hun zusters. Die worden bijgestaan door verweerder. In één van de procedures heeft een derde zus voeging gevraagd. Klagers hebben zich in de procedures laten bijstaan door opvolgende advocaten, laatstelijk door mr. B.

3.2 Tijdens de vakantie van verweerder stonden twee procedures over de nalatenschap van de moeder en broer van klagers op de rol voor 4 augustus 2010. In één van de procedures had de kantonrechter de zaak verwezen naar de rechtbank en de zussen bevolen om de broers bij exploot op te roepen voor de zitting van 4 augustus 2010. In de andere procedure was bij vervroeging tussenvonnis gewezen waarbij de procedure was verwezen naar de rol van 4 augustus 2010 voor het nemen van een conclusie door de derde zus van klagers.

3.3. De kantoorgenoot van verweerder ontving van zijn rolwaarnemer bericht dat bij vervroeging vonnis was gewezen en dat de zaak was verwezen naar de rol van 4 augustus 2010. Omdat voor de kantoorgenoot van verweerder niet volkomen duidelijk was welk van de advocaten aan zet was, heeft hij voor de procedure waarin een conclusie moest worden genomen zekerheidhalve een uitstel gevraagd.  Hij heeft dat verzoek verzonden zowel aan de advocaten van de broers als aan de advocaat van de derde zus. Naderhand bleek dat verweerder op de rol van 4 augustus 2010 geen conclusie diende te nemen.

3.4 De advocaat van de broers heeft zich ondanks oproeping bij exploot van 26 juli 2010 niet gesteld voor de rol van 4 augustus 2010, waarna de rechtbank op 1 september 2010 bij verstek vonnis heeft gewezen, met veroordeling van klagers in de proceskosten.

4 Beoordeling van het verzet

4.1 In hun verzetschrift en ter zitting van de raad hebben klagers benadrukt dat het niet verschijnen van hun advocaat op de rolzitting van hun advocaat op 4 augustus 2010 ernstige consequenties voor hen heeft gehad. Zij stellen zich op het standpunt dat verweerder welbewust zou hebben misleid door uitstel te vragen voor een conclusie die hij niet hoefde te nemen waardoor bij hun advocaat de indruk is ontstaan dat uitstel werd gevraagd voor de andere procedure. De raad volgt klagers hierin niet. Zoals de voorzitter terecht heeft overwogen blijkt uit het vonnis van 1 september 2010 dat verweerder klagers met het exploot van 26 juli 2010 behoorlijk had opgeroepen om bij advocaat te verschijnen. Klagers worden en werden bijgestaan door een advocaat, die hen over het een en ander zo nodig uitleg kon geven. Zoals de voorzitter terecht overweegt blijkt bovendien uit de brief van 29 juli 2010 dat het uitstelverzoek op de andere procedure zag, waarin op 23 juni 2010 een tussenvonnis is gewezen, waarbij de zaak ook naar de rol van 4 augustus 2010 werd verwezen. Dat de kantoorgenoot van verweerder dit uitstelverzoek aan de advocaten van klagers heeft doen toekomen is begrijpelijk, omdat ook klagers partij waren bij die procedure.

4.2 Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet kunnen slagen en dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.

4.3 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtpunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klachten en moet het verzet dan ook opgegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, G. Kaaij, P. van Lingen,

M. Pannevis, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 oktober 2011.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 25 oktober 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Amsterdamse orde van advocaten

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.