ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1762 Raad van Discipline Amsterdam 10-401A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1762
Datum uitspraak: 29-06-2011
Datum publicatie: 04-07-2011
Zaaknummer(s): 10-401A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:  Communicatie met cliënt. Verweerster heeft zich er onvoldoende van vergewist of klaagster ter zitting van de rechtbank wilde verschijnen. Vervolgens heeft zij zonder klaagster daarin te kennen de rechtbank bericht dat noch verweerster noch klaagster ter zitting zouden verschijnen. Klacht gegrond; waarschuwing.  

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 29 juni 2011

in de zaak 10-401A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 4 november 2010 binnengekomen klacht van:

mevrouw

k l a a g s t e r

tegen:

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 2 november 2010, bij de raad binnengekomen op 4 november 2010 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 27 april 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd 1 t/m 12 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in:

1) dat verweerster tegen de wil van klaagster en zonder deze daarover te informeren de rechtbank heeft bericht dat klaagster noch verweerster bij de zitting aanwezig zouden zijn en dat zij klaagster ten onrechte heeft medegedeeld dat de vastgestelde zitting geen doorgang zou vinden;

2) dat klaagster slechts sporadisch contact kon krijgen met verweerster, maar veelal slechts haar medewerker, de heer drs. X., te spreken kreeg.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klaagster de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van het bezwaar kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerster heeft klaagster bijgestaan in verband met een geschil met het UWV. In dat verband heeft verweerster namens klaagster een beroepschrift ingediend. Op 5 mei 2009 heeft verweerster een brief aan klaagster gezonden met daarbij gevoegd de uitnodiging voor de zitting bij de rechtbank van 26 juni 2009 in het kader van de behandeling van het beroepschrift. In de brief heeft verweerster het volgende advies opgenomen:

 “Het lijkt mij niet zinvol op de zitting te verschijnen. Aan het beroepsschrift heb ik niets meer toe te voegen. Ten tweede vind er geen onderzoek meer door een arts plaats ter zitting van de Rechtbank . Ten derde is de behandeling van het beroep zeer kort.

Om deze redenen stel ik voor niet ter zitting te verschijnen. De Rechtbank zal de zaak dan afdoen aan de hand van de stukken. Mocht u toch ter zitting willen verschijnen, neemt u dan telefonisch contact met mij op.”

3.2 Op enig moment heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met het kantoor van verweerster. Vervolgens is klaagster op 25 juni 2009 naar het kantoor van verweerster gegaan, waar op dat moment een verhuizing gaande was. Klaagster heeft daar toen met verweerster over het al dan niet verschijnen op de zitting gesproken.

3.3 Uit de beslissing van de rechtbank blijkt dat klaagster en verweerster niet op de zitting van 26 juni 2009 zijn verschenen, hetgeen voorafgaand aan de rechtbank was bericht. Klaagster is van dit bericht niet door verweerster op de hoogte gesteld noch heeft zij (achteraf) een kopie van dit bericht ontvangen.

4 Beoordeling

 Klachtonderdeel 1

4.1 Klaagster verwijt verweerster dat zij tegen de wil van klaagster en zonder deze daarover te informeren de rechtbank heeft bericht dat klaagster noch verweerster bij de zitting aanwezig zouden zijn en dat zij klaagster ten onrechte heeft medegedeeld dat de vastgestelde zitting geen doorgang zou vinden. De raad is van oordeel dat verweerster onzorgvuldig is geweest in haar communicatie met klaagster. Door in de brief van 5 mei 2009 voor te stellen om niet naar de zitting te gaan, tenzij klaagster alsnog zou willen verschijnen is bij klaagster onduidelijkheid ontstaan. Verweerster heeft zich er vervolgens niet van vergewist of klaagster ondubbelzinnig instemde met het niet verschijnen. Hoewel niet kan worden vastgesteld wat de inhoud van het telefoongesprek tussen klaagster en de medewerker van verweerster was, had het verweerster duidelijk moeten zijn geworden dat klaagster wel naar de zitting wilde gaan, althans dat de uitleg die verweerster in haar brief van 5 mei 2009 had gegeven, nog vragen bij klaagster had opgeworpen. Klaagster is immers ook nog bij verweerster op kantoor langsgegaan in verband met de zitting. In elk geval had verweerster, alvorens de rechtbank te berichten niet te verschijnen, bij klaagster moeten nagaan of zij hiermee akkoord was. Daarbij had zij klaagster kopie moeten doen toekomen van haar bericht aan de rechtbank. Verweerster heeft ook nagelaten (de uitkomst van) het gesprek bij haar op kantoor op schrift te bevestigen. Dat verweerster klaagster heeft medegedeeld dat de vastgestelde zitting geen doorgang zou vinden, kan overigens niet worden vastgesteld. Gelet hierop is het klachtonderdeel voor zover het betreft het informeren van klaagster gegrond.

Klachtonderdeel 2

4.2 Klaagster verwijt verweerster dat klaagster slechts sporadisch contact met haar kon krijgen, maar veelal slechts de heer drs. X., werkzaam bij het kantoor van verweerster, te spreken kreeg. Deze gang van zaken wordt niet ondersteund door de vastgestelde feiten, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel 1 gegrond voor zover het betreft het informeren van klaagster;

- verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. H.B. de Regt, B.J. Sol, J.J. Trap, M.J. Westhoff  leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 juni 2011.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 29 juni 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.