ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1748 Raad van Discipline Amsterdam 10-415A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1748
Datum uitspraak: 21-06-2011
Datum publicatie: 21-06-2011
Zaaknummer(s): 10-415A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. Verwijt is dat verweerder een onjuiste aanvangsdatum van feitelijke indiensttreding heeft vermeld in een ontbindingsprocedure bij de kantonrechter. Klacht ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 21 juni 2011

in de zaak 10-415A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 18 november 2010 binnengekomen klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

de heer mr.

v e r w e er d e r 

1.         Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 16 november 2010, door de raad ontvangen op 18 november 2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is ter zitting van de raad van 18 april 2011 behandeld in aanwezigheid van partijen alsmede van verweerders advocaat, mr. Ch. M. de Ruiter Kardol. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 8 met bijlagen zoals vermeld in de in die brief opgenomen inventarislijst.

2.   De klacht

2.1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij de belangen van klaagster niet goed heeft behartigd door een onjuiste aanvangsdatum van feitelijke indiensttreding bij klaagsters vorige werkgever te vermelden in een ontbindingsprocedure bij de kantonrechter.

3.   Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klaagster heeft van 12 december 2006 tot 20 juli 2007 voor een uitzendbureau gewerkt en is die periode gedetacheerd geweest bij C. Aansluitend, dus vanaf 20 juli 2007, is zij bij C in dienst getreden.

3.3 Klaagster heeft zich in juli 2009 tot verweerder gewend teneinde rechtsbijstand te verkrijgen in verband met de beëindiging van haar dienstverband bij C. Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en heeft in die procedure als aanvangsdatum van de indiensttreding van klaagster bij C 20 juli 2007 vermeld zonder melding te maken van de voorafgaande periode waarin klaagster reeds via een uitzendbureau voor C werkte. Op 9 september 2009 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden, waarbij de ontbindingsvergoeding is afgestemd op indiensttreding van klaagster bij C per 20 juli 2007.

3.4 Klaagster heeft bij de eerste afspraak met verweerder aan hem overhandigd haar eerste arbeidsovereenkomst met C, waarvan overweging a luidt:

"the Company has hired the services of the Employee through a temporary employment agency, to replace two part-time employees;"

4.    Beoordeling van de klacht

4.1 Partijen verschillen van mening over de vraag wat is besproken in de besprekingen tussen hen ter voorbereiding van de ontbindingsprocedure. Verweerder stelt dat hij klaagster in die besprekingen uitdrukkelijk heeft gevraagd of zij voor 20 juli 2007 al feitelijk voor C had gewerkt, dat hij ook heeft toegelicht waarom die vraag van belang was en dat klaagster die vraag steeds ontkennend heeft beantwoord. Volgens verweerder heeft klaagster eerst na de beschikking van de kantonrechter contact met hem opgenomen met de mededeling dat zij zich had gerealiseerd dat de aanvangsdatum eerder moest zijn. Klaagster betwist dit alles. Volgens klaagster heeft zij in die besprekingen uitgelegd dat zij eerst voor C als uitzendkracht heeft gewerkt en pas daarna bij C in dienst in getreden. Verweerder vond dat gegeven niet relevant, aldus klaagster.

4.2 Nu klaagster en verweerder tegenstrijdige lezingen geven en het dossier hierover geen duidelijkheid verschaft, kan de raad niet vaststellen wat besproken is tussen klaagster en verweerder voorafgaand aan de zitting bij de kantonrechter. Naar het oordeel van de raad had verweerder in de hierboven onder 3.4 geciteerde overweging a van de arbeidsovereenkomst met C in ieder geval aanleiding moeten zien om bij klaagster te informeren of zij voorafgaand aan 20 juli 2007 als uitzendkracht voor C had gewerkt. Niet is echter komen vast te staan dat verweerder dit heeft nagelaten. In het licht van het dossier zijn de stellingen hierover van klaagster niet aannemelijker dan die van verweerder.

4.3 Dit betekent dat de raad niet tot het oordeel kan komen dat verweerder tuchtrechtelijk een verwijt treft van het feit dat in de ontbindingsprocedure niet is vermeld dat klaagster ook ruim een half jaar als uitzendkracht voor C heeft gewerkt. De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mr. A. de Groot, mr. L.D.H. Hamer, mr. R.P.F. van der Mark, mr. B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. D.K. Baas, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 juni 2011.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 21 juni 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster;

- verweerder;

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam; en

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klaagster;

- verweerder;

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam; en

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep

zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van

de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 46 07.