ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1543 Raad van Discipline Amsterdam 10-334A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1543
Datum uitspraak: 19-04-2011
Datum publicatie: 19-04-2011
Zaaknummer(s): 10-334A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Maatregelen, subonderwerp: Schorsing
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Klacht over onvoldoende voorbereiding en bijstand ter zitting in een procedure met betrekking tot de verblijfplaats van en omgangsregeling met kinderen van klager. Verweerster heeft de werkzaamheden in het dossier van klager echter grotendeels laten uitvoeren door haar juridisch medewerker. Verweerster heeft als advocaat echter de verantwoordelijkheid om helderheid te verschaffen met betrekking tot de procedure en de gevolgen daarvan. Verweerster heeft dat ten onrechte grotendeels aan de juridische medewerker overgelaten..

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 19 april 2011

in de zaak 10-334A

 __________________________________________________________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 16 september 2010 binnengekomen klacht van:

De heer

klager

tegen:

Mevrouw mr.

verweerster

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 14 september 2010, door de raad ontvangen op 16 september 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht tegen verweerster ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht tegen verweerster is behandeld ter zitting van 18 januari 2011 in aanwezigheid van verweerster. Op verzoek van de raad heeft de deken de behandeling bijgewoond. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken 1 tot en met 22  met bijlagen zoals vermeld in de bij de genoemde brief gevoegde inventarislijst, alsmede van de brief van verweerster aan de deken d.d. 2 juli 2010 en van de fax met bijlagen van klager d.d. 18 januari 2011.

2. Klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat:

a. verweerster klager heeft bijgestaan ter zitting van de rechtbank Rotterdam op 30 maart 2009 zonder dat klager verweerster dit had verzocht en zonder de nodige voorbereiding waardoor geen resultaat is behaald en de zaak alleen maar vertraging heeft opgelopen.

b.  verweerster klager onheus heeft bejegend  toen hij zijn dossier bij haar kwam ophalen, nadat hem door mr. X, de (zelfstandig) juridisch medewerkster van verweerster, was meegedeeld dat hij het dossier bij verweerster diende op te halen.

c. klager een bedrag van € 1.525,- aan mr. X heeft moeten voldoen toen hij zijn zaak bij haar in behandeling gaf.

3. Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klager heeft zich begin januari 2009 tot mr. X gewend. Mr. X was eerst als advocaat-stagiaire en later, na schrapping van het tableau per 27 november 2007 wegens het niet met succes hebben afgerond van de beroepsopleiding, als zelfstandig juridisch adviseur verbonden aan het advocatenkantoor waar verweerster (destijds patroon van mr. X) tot 1 juli 2009 werkte.  Het verzoek van klager betrof bijstand met betrekking tot een omgangsregeling en de hoofdverblijfplaats van zijn kinderen. Daarover was al een procedure aanhangig bij de rechtbank in Rotterdam in welke zaak klager aanvankelijk door een Haarlemse advocaat was bijgestaan. Verweerster voert sinds 1 juli 2009 vanuit haar huisadres praktijk. Mr. X is verweerster per diezelfde datum als voor eigen rekening werkend juridisch medewerkster gevolgd naar het nieuwe kantoor van verweerster. Daarnaast houdt mr. X ook kantoor aan haar eigen huisadres, waar zij haar cliënten ontvangt.

3.3 Mr. X heeft in een brief aan verweerster  van 8 april 2010 (pagina  32 tot en met 34 klachtdossier) ten behoeve van de onderhavige klachtprocedure gemeld dat zij met klager afspraken heeft gemaakt ten behoeve van advies en coaching met betrekking tot de problemen die bestonden voortvloeiend uit klagers relatie met zijn ex-partner, speciaal met betrekking tot de kinderen, en dat door haar aan klager is meegedeeld dat ten behoeve van juridische procedures een collega voor rechtsbijstand zou zorgen. In deze brief meldt mr. X voorts dat zij in overleg met verweerster een aantal werkzaamheden in het juridisch dossier heeft verricht, o.a.:

- administratieve handelingen naar diverse gemeenteadministraties, correspondentie i.o. naar de rechtbank, de advocaat van de wp, de procureur en [klager];

- een vooroverleg met [verweerster] als advocaat betreffende de inhoud van het verzoekschrift;

- een opzet concept-verzoekschrift;

- de voorbereiding van [klager] op de mondelinge behandeling;

- het gereedmaken van het procesdossier, inclusief nieuwe stukken, voor studie en voorbereiding van de mondelinge behandeling;

- de afhandeling van het verzoek om overdracht aan de advocaat in Zierikzee;

- het gereedmaken van het procesdossier voor de overdracht aan de advocaat in Zoetermeer.

3.4 Verweerster heeft ter zitting van de raad desgevraagd meegedeeld dat zij op 27 februari 2009 een toevoeging heeft aangevraagd en dat deze op 19 maart 2009 is verstrekt. Dat betrof  – naar de raad heeft begrepen – behalve een reeds aanhangige procedure tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen van klager, een in te dienen verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen, waarop van de zijde van de rechtbank was aangedrongen tijdens een eerdere behandeling door klagers vorige advocaat. Het verzoekschrift is door mr. X opgesteld.

3.5 Verweerster heeft klager bijgestaan op de zitting die op 30 maart 2009 bij de rechtbank Rotterdam plaatsvond. Klager heeft verweerster op de rechtbank kort voor die zitting voor het eerst ontmoet. Tijdens de zitting heeft verweerster namens klager ingestemd met het voorstel van de rechtbank dat de ouders onder begeleiding van een mediator met elkaar in gesprek zouden gaan. Omdat partijen instemden met dit voorstel van de rechtbank, wees de rechtbank het verzoek om ondertoezichtstelling af.

3.6 Verweerster heeft nadien geen contact meer met klager gehad. Klager wilde in september 2009 zijn zaak in behandeling geven bij een andere advocaat en daarom zijn dossier terugnemen. Mr. X liet klager weten dat hij het dossier bij verweerster diende op te halen. Klager is vervolgens vanuit Zierikzee naar het kantoor van verweerster in Amsterdam gereden. Verweerster stelde geen tijd te hebben voor klager en heeft het dossier toen niet aan klager overhandigd.

4. Beoordeling

4.1 Ten aanzien van klachtonderdelen a en c overweegt de raad als volgt. Verweerster heeft aangevoerd dat klager werd bijgestaan door mr. X, die niet in haar opdracht maar als zelfstandig juriste werkte, en dat zij slechts de juridische handelingen, die mr X niet kon verrichten omdat zij geen advocaat was, verrichtte. Wat hiervan ook zij, in elk geval vanaf het moment dat verweerster aan klager als advocaat werd toegevoegd – 19 maart 2009 – was zij de advocaat van klager. In die hoedanigheid heeft zij een eigen verantwoordelijkheid voor (de wijze van) behandeling van klagers zaak.  Zij had klager helderheid moeten verschaffen met betrekking tot de onderscheiden verantwoordelijkheden van haarzelf en van degene van wiens diensten zij gebruikt maakt (mr. X), alsmede over de aan die verantwoordelijkheden verbonden financiële consequenties. Nalatigheid in dit opzicht is in beginsel tuchtrechtelijk verwijtbaar.  Aldus beschouwd moet het handelen van mr. X, ook in financiële zin, aan verweerster worden toegerekend.

4.2 Klager heeft uitvoerig betoogd dat en waarom hij niet tevreden was met de gang van zaken rond en tijdens de behandeling van 30 maart 2009. Hij acht het niet juist dat hij tevoren geen gesprek heeft gehad met verweerster op haar kantoor en hij heeft daaraan toegevoegd dat de afstand tussen zijn woonplaats en Amsterdam geen bezwaar was nu hij wekelijks zijn kinderen in de Zaanstreek bezocht en dus  in de buurt van Amsterdam was. Voorts stelt klager dat hij het niet eens was met het feit dat verweerster tijdens de zitting namens hem heeft ingestemd met een mediation traject, nu dit al had plaatsgevonden en geen resultaat had opgeleverd. Tenslotte stelt klager dat verweerster en hij ter zitting gekleineerd en uitgelachen werden.

4.3 De raad overweegt aangaande de voorbereiding van de voorbereiding van de zitting van 30 maart 2009 het volgende. Niet gebleken is dat verweerster voorafgaand aan de zitting, waarvan zij zich had behoren te realiseren dat deze voor klager belangrijk en emotioneel zou zijn, zelf aan hem de vraag heeft voorgelegd of hij de zaak op haar kantoor wilden komen bespreken, terwijl geenszins vaststaat dat dit bezwaarlijk was voor klager; integendeel. Voorts heeft verweerster ter zitting van de raad beaamd dat zij niet wist dat een eerder mediation traject over dezelfde problematiek had plaatsgevonden en zonder resultaat was gebleven. Verweerster heeft aangevoerd dat haar niet gebleken is dat klager en zij  tijdens de zitting uitgelachen en gekleineerd werden. De raad kan omtrent dit laatste niets vaststellen.

4.4 Gezien het voorgaande is de raad echter van oordeel dat verweerster in ernstige mate te kort is geschoten in de zorg die zij als advocaat van klager in deze gevoelige familiezaak had behoren te betrachten. Zij had zelf de zaak tevoren met klager moeten doorspreken in een andere omgeving dan de rechtbank, althans had zij klager die mogelijkheid moeten aanbieden. Zij had klager moeten voorbereiden op de kwesties die door de rechtbank mogelijk aan de orde zouden worden gesteld en zij had zelf bij klager moeten informeren wat er tot nu toe in de zaak was gebeurd.  De raad overweegt daarbij dat het voorgaande niet noodzakelijkerwijs meebrengt dat het uiteindelijke resultaat van de procedure anders zou zijn uitgevallen, nu de raad zulks niet kan beoordelen. Waar het om gaat is dat verweerster als advocaat van klager ervoor moet zorgen dat klager voldoende voorbereid was op de zitting en op de hoogte was van hetgeen hem te wachten zou staan; zij had klager het gevoel moeten geven dat zij hem zo veel mogelijk zou steunen. Daarmee is verweerster in gebreken gebleven.

4.5 Met betrekking tot de financiële kwestie, vervat in klachtonderdeel c acht de raad, zoals hiervoor overwogen, verweerster verantwoordelijk voor deze gang van zaken. Verweerster heeft immers een toevoeging verkregen en de werkzaamheden van mr. X met betrekking tot de procedure vallen onder haar (ook financiële) verantwoordelijkheid. Niet is gebleken dat de door mr. X verrichte werkzaamheden andere waren dan de voorbereiding van deze procedure waarvoor een aparte honorering  gerechtvaardigd zou zijn gelet op de afgegeven toevoeging. Die werkzaamheden bestonden immers uit het bespreken van de strategie in de reeds aanhangige bodemprocedure en het voeren van een of meer telefoongesprekken met de Raad voor de Kinderbescherming en andere bij de zaak betrokken personen of instanties.  De door mr. X verrichte werkzaamheden zoals opgesomd in 3.3 zijn ook verricht ten behoeve van de procedure waarvoor de toevoeging is afgegeven. Verweerster valt deze gang van zaken tuchtrechtelijk aan te rekenen. Klachtonderdelen a en c zijn derhalve gegrond.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad als volgt. Klager kwam binnen kantoortijd onaangekondigd bij verweerster langs. Verweerster stelt dat zij op dat moment niet in de gelegenheid was om klager te woord te staan. De raad kan zich voorstellen dat klager onaangenaam getroffen was door deze mededeling van verweerster. De raad is van oordeel dat dit een ongelukkige samenloop van omstandigheden is, maar dat dit handelen van verweerster niet klachtwaardig is. Klachtonderdeel b is derhalve ongegrond.

5. Maatregel

5.1 Op grond van alle omstandigheden in deze zaak en mede gelet op de eerdere aan verweerster opgelegde  tuchtrechtelijke maatregelen  acht de raad de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor een maand passend en geboden.  De raad neemt hierbij ook in aanmerking dat verweerster ter zitting geen blijk heeft gegeven het onjuiste van haar handelwijze in te zien.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart:

- klachtonderdelen a en c gegrond;

- klachtonderdeel b ongegrond;

- legt aan verweerster op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand;

- bepaalt dat deze schorsing ingaat  een maand na het in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing, met dien verstande dat de schorsing pas ingaat na afloop van alle eventueel eerder of gelijktijdig onherroepelijk geworden schorsingen en dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de periode dat verweerster niet op het tableau staat ingeschreven..

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, L.D.H. Hamer, D.J.S. Voorhoeve,  S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. A.C. Beijering-Beck als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2011.

voorzitter             griffier

Deze beslissing is in afschrift op 19 april 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- verweerster

 - de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen kan beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

 - klager

 - verweerster

 - de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

 - de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.