ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1523 Raad van Discipline Amsterdam 10-286A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1523
Datum uitspraak: 04-04-2011
Datum publicatie: 12-04-2011
Zaaknummer(s): 10-286A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht advocaat wederpartij: overleggen vervalste bankafschriften aan civiele rechter? Niet is gebleken dat verweerster niet mocht afgaan op de juistheid van het door haar cliënte aan haar overgelegde feitenmateriaal. Verzet ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING van 4 april 2011

in de zaak 10-286A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 13 augustus 2010 op de op 22 juli 2010 binnengekomen klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mevrouw mr.

verweerster

1. verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 20 juli 2010, door de raad ontvangen op 22 juli 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 13 augustus 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 16 augustus 2010 aan klaagster is verzonden.

1.3 Bij brief van 26 augustus 2010 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 26 januari 2011. Klaagster en verweerster zijn verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van:

a. de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

b. het verzet van klaagster.

2. de klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt – zakelijk weergegeven – in dat verweerster:

a. stukken bij de rechtbank Zutphen heeft ingediend waarvan zij wist althans behoorde te weten dat het om vervalste bankafschriften ging; en

b. geweigerd heeft om klaagster inzage te verlenen in het door verweerster bij de kinderrechter ingediende verweerschrift.

2.2 Door aldus te handelen heeft verweerster volgens klaagster de norm, vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet, overtreden.

2.3 Het verzet houdt – zakelijk weergegeven – in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard, omdat de voorzitter onvoldoende inhoudelijk op de feiten is ingegaan. Er zijn volgens klaagster bovendien nieuwe feiten aan het licht gekomen, die een inhoudelijke toets van de klacht rechtvaardigen.

3. feiten

Voor de beoordeling van het verzet kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerster behartigt sinds 2009 de belangen van de familie R., van wie de vier minderjarige kinderen in september 2009 door de rechtbank Zutphen onder toezicht zijn gesteld. Tot medio 2009 werden de belangen van de familie R. door klaagster behandeld. Het oudste kind verblijft sinds 2005 bij klaagster en haar echtgenoot, die fungeren als pleeggezin.

3.2 In september 2009 heeft verweerster een verweerschrift ingediend bij de rechtbank Zutphen. In dat verweerschrift heeft verweerster melding gemaakt van meerdere grote bedragen die door de familie R. aan klaagster zouden zijn overgemaakt. Ter onderbouwing van deze stelling heeft klaagster meerdere kopieën van bankafschriften aan de rechter overgelegd.  

4. beoordeling van het verzet

4.1 De raad stelt vast dat de klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij. Te dien aanzien heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behandelen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is echter niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien de advocaat (3) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Hierbij moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 Verweerster heeft gemotiveerd ontkend dat de door haar cliënt (de familie R.) aan verweerster overhandigde, en door verweerster aan de rechtbank Zutphen overgelegde bankafschriften, vervalst zijn. Evenals de voorzitter is de raad van oordeel dat – gelet op de vorm en inhoud van deze zich in het dossier bevindende stukken – uit niets blijkt dat te dien aanzien sprake is van vervalste bankafschriften. Reeds om die reden kan dan ook niet gezegd worden dat verweerster niet mocht afgaan op de juistheid van dit aan haar overgelegde feitenmateriaal, en/of dat sprake is van een situatie waarin zij gehouden zou zijn om de juistheid daarvan te verifiëren. Klachtonderdeel a is volgens de raad dan ook terecht kennelijk ongegrond verklaard. Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad dat verweerster niet gehouden is om klaagster – als derde – inzage te geven in het door verweerster bij de kinderrechter ingediende verweerschrift. De raad is met de voorzitter van oordeel dat ook klachtonderdeel b kennelijk ongegrond is.

4.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek van de klacht en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

de raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door : mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. H. Dulack, mr. M. Pannevis, mr. J.J. Trap, mr. S. Wieberdink, leden met bijstand van mr. F.A. Chorus als griffier en uitsproken ter openbare zitting van 4 april 2011.

voorzitter          griffier

Deze beslissing is in afschrift op 4 april 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster;

- verweerster;

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.