ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1521 Raad van Discipline Amsterdam 10-283A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1521
Datum uitspraak: 04-04-2011
Datum publicatie: 12-04-2011
Zaaknummer(s): 10-283A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Tuchtrechtelijk aanrekenen van gedragingen aan:, subonderwerp: Kantoorgenoot
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Uitleg van door klager aan verweerder verstrekte opdracht. Nu niet verweerder maar zijn kantoorgenoot verantwoordelijk is voor de financiële beslissingen in het dossier van klager, kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij bovenmatig aan klager heeft gedeclareerd. Klacht niet ontvankelijk.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 4 april 2011

in de zaak 10-283A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 22 juli 2010 binnengekomen klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

verweerder

1. verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 20 juli 2010, door de raad ontvangen op 22 juli 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 januari 2011. Klager en verweerder zijn ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

a. de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 14 in de in die brief genoemde inventarislijst.

2. klacht

2.1 De klacht houdt – zakelijk weergegeven – in dat

a. verweerder geen uitvoering heeft gegeven aan de wens van klager om met betrekking tot zijn geschil met ABP een procedure bij de civiele rechter aanhangig te maken;

b. verweerder ongevraagd een uitgebreid procesadvies voor klager heeft opgesteld, als gevolg waarvan klager zich thans met een bovenmatige declaratie ziet geconfronteerd.

2.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerder volgens klager de norm, vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet, overtreden en heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3. feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1 Klager is gepensioneerd en komt in aanmerking voor een ouderdomspensioen van het Pensioenfonds ABP (hierna: ‘ABP’). Het pensioen van klager is medio 2006 door ABP verlaagd, omdat volgens ABP in verband met het huwelijk van klager op 3 mei 2006 de korting op zijn pensioen ter zake van de gelijktijdige aanspraak op een AOW-pensioen dient te worden gebaseerd op de situatie gehuwd/samenwonend.

3.2 Klager kan zich met dit standpunt van ABP niet verenigen. Klager heeft bij de Commissie van Beroep van ABP beroep ingesteld tegen de aanpassing van zijn pensioen. Het beroep is ongegrond verklaard. Klager heeft daarna de Ombudsman Pensioenen over deze kwestie aangeschreven. De Ombudsman Pensioenen heeft een afwijzend oordeel over het standpunt van klager afgegeven.

3.3 Klager heeft over deze kwestie contact opgenomen met het kantoor van verweerder (hierna: “X Advocaten’). Op 30 juni 2009 heeft op het kantoor van X Advocaten een bespreking plaatsgevonden. Bij deze bespreking waren aanwezig enerzijds klager en zijn echtgenote, en anderzijds verweerder en zijn kantoorgenoot mr. X. Mr. X is de naamgever van X Advocaten en de werkgever van verweerder. Tijdens de bespreking heeft klager aan verweerder en mr. X een brief d.d. 30 juni 2009 overhandigd. De slotzin van deze brief luidt als volgt:

“Gaarne roep ik de hulp van uw advocatenkantoor in ter beoordeling van mijn klacht en het vervolgens van een eventuele begeleiding bij het aanhangig maken van deze klacht bij de (civiele) rechter zoals aangegeven door het ABP.”    

3.4 Op 6 juli 2009 heeft X Advocaten aan klager een opdrachtbevestiging verzonden. In opdrachtbevestiging staan onder meer de uurtarieven van verweerder en mr. X vermeld. Bij de opdrachtbevestiging is een declaratie gevoegd voor de verrichte werkzaamheden in de maand juni 2009 ter hoogte van EUR 315,35 inclusief BTW. Klager heeft deze declaratie voldaan.

3.5 Op 9 september 2009 heeft verweerder aan klager per e-mail een advies van 7 bladzijden toegezonden. De eerste zin van het advies luidt als volgt:

“U verzocht X Advocaten om een (proces)advies op te stellen terzake de wijziging van uw ouderdomspensioen door ABP.”.

In het advies komt verweerder – in de kern - tot de conclusie dat een procedure van klager tegen ABP niet kansrijk moet worden geacht en derhalve moet worden afgeraden.

3.6 Klager heeft per brief van 14 september 2009 op het advies van verweerder gereageerd. In deze brief heeft klager enkele inhoudelijke opmerkingen over het advies gemaakt. Klager heeft de brief afgesloten met de opmerking dat hij graag hoort of zijn opmerkingen verweerder wellicht tot een ander advies zouden kunnen brengen. Klager betitelt de notitie van verweerder tot slot als een ‘stuk vakwerk’ en spreekt daarvoor zijn dank aan verweerder uit.

3.7 Op 5 oktober 2009 heeft X Advocaten aan klager voor de door verweerder en mr. X verrichte werkzaamheden in de periode juli t/m september 2009 een declaratie toegezonden ter hoogte van EUR 3.355,32 inclusief BTW. Klager heeft zowel telefonisch als per brief van 15 oktober 2009 aan verweerder te kennen gegeven dat hij zich niet met de hoogte van deze declaratie kan verenigen. Klager heeft daartoe aangevoerd dat hij verweerder nooit heeft gevraagd om een uitgebreide adviesnotitie van 7 bladzijden op te stellen. Klager had naar eigen zeggen rekening gehouden met een korte notitie en een declaratie ter hoogte van maximaal (omstreeks) EUR 800,-. Klager heeft de declaratie voldaan, maar heeft aan verweerder laten weten dat het hem redelijk lijkt dat verweerder ten minste € 2.500,- van het gedeclareerde en betaalde bedrag aan klager zou restitueren. Verweerder heeft niet aan deze wens van klager voldaan. 

4. beoordeling van de klacht

klachtonderdeel a:

4.1 Klager stelt zich in de kern op het standpunt dat hij aan verweerder de opdracht heeft gegeven om een civiele procedure tegen ABP te entameren, en dat verweerder deze opdracht vervolgens ten onrechte niet heeft uitgevoerd. Verweerder heeft betwist dat klager aan hem een zodanige opdracht heeft gegeven.

4.2 Anders dan klager is de raad van oordeel dat niet is gebleken dat klager aan verweerder de opdracht heeft gegeven om een civiele procedure tegen ABP te starten. Uit de in onderdeel 3.3 geciteerde zinsnede uit de brief van 30 juni 2009 blijkt volgens de raad duidelijk dat klager aan X Advocaten de opdracht heeft gegeven om eerst zijn klacht tegen ABP op haar (juridische) merites te beoordelen, en pas daarna – en naar gelang de uitkomst van de beoordeling van de klacht – eventueel een procedure tegen ABP te beginnen. Ook uit de overige stukken van het dossier kan niet worden afgeleid dat klager een andere opdracht aan verweerder heeft gegeven. Van een (onvoorwaardelijke) opdracht aan verweerder om ABP namens klager in rechte te betrekken was derhalve – anders dan klager meent – geen sprake, en verweerder kan dan ook niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij ABP niet namens klager in rechte heeft betrokken. Ten overvloede overweegt de raad dat verweerder ook in algemene zin niet kan worden verweten dat hij, nu hij tot het oordeel kwam dat een civiele procedure tegen ABP naar maatstaven van redelijkheid geen kans van slagen had, namens klager geen procedure tegen ABP heeft geëntameerd.

4.3 De raad acht klachtonderdeel a derhalve ongegrond.

klachtonderdeel b:

4.4 Dit klachtonderdeel heeft betrekking op de strekking van de opdracht aan verweerder tot inhoudelijke beoordeling van de zaak van klager tegen ABP, en dan met name de omvang van de door verweerder daartoe verrichte werkzaamheden en de hoogte van de daaraan gerelateerde declaratie.

4.5 De raad overweegt dat verweerder ter zitting van de raad heeft erkend dat verweerder nooit met klager heeft besproken wat de te verwachten omvang van de door verweerder te verrichten werkzaamheden zou zijn en/of welke kosten daarmee naar verwachting gepaard zouden gaan. Verder blijkt uit het klachtdossier dat verweerder tussen het moment van het verzenden van haar opdrachtbevestiging (6 juli 2009) en het verzenden van de adviesnotitie (9 september 2009) maandenlang geen contact met klager heeft opgenomen. Daarnaast heeft X Advocaten – anders waartoe zij zichzelf blijkens haar opdrachtbevestiging (pagina 18 van het klachtdossier) aan klager heeft verplicht – niet maandelijks aan klager gedeclareerd, terwijl uit de declaratie van 5 oktober 2009 (pagina 13 van het klachtdossier) kan worden opgemaakt dat X Advocaten ook in maanden juli en augustus 2009 werkzaamheden in het dossier van klager heeft verricht die zij bij klager in rekening heeft gebracht. De raad acht het voorshands niet onbegrijpelijk dat deze omstandigheden tot onduidelijkheid bij klager hebben geleid. Aan de andere kant overweegt de raad dat beide partijen het er met elkaar over eens zijn dat de aan (het kantoor van) verweerder voorgelegde adviesvraag complex van aard is. Daarnaast heeft klager zelf – ook ter zitting van de raad – te kennen gegeven dat het geschil met ABP voor hem van principieel belang is (hetgeen ook blijkt uit de in onderdeel 3.2 geschetste omstandigheden). De raad kan begrijpen dat deze omstandigheden – zoals verweerder heeft betoogd – voeding geven aan de gedachte van verweerder dat eerder het opstellen van een uitgebreid en doorwrocht dan van een slechts summier advies aan klager in de rede lag.

4.6 Wat van de hiervoor genoemde omstandigheden echter ook zij, de vraag of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld door voor klager een advies van 7 bladzijden op te stellen is – zo blijkt ook uit de formulering van klachtonderdeel b – onlosmakelijk verbonden met de vraag of verweerder de daarvoor gedeclareerde tijd ook bij klager in rekening had mogen brengen. Ten aanzien van dat laatste is van belang dat verweerder ter zitting van de raad desgevraagd heeft verklaard dat hijzelf, hoewel hij de behandelend advocaat van het dossier van klager is, niet bevoegd is tot het nemen van financiële beslissingen in dit dossier. Volgens verweerder is op het kantoor X Advocaten uitsluitend mr. X daartoe bevoegd. De raad meent dat verweerder niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor een handelwijze waarover niet verweerder maar uitsluitend mr. X zeggenschap heeft. Voor zover het in klachtonderdeel bedoelde handelen en/of nalaten dan ook als klachtwaardig jegens klager dient te worden aangemerkt (waarover de raad zich in deze procedure niet zal uitspreken) dient klager mr. X, en niet verweerder daartoe ter verantwoording te roepen. De raad oordeelt dan ook dat klager niet ontvankelijk is in klachtonderdeel b.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a ongegrond;

- verklaart klager in klachtonderdeel b niet ontvankelijk.

.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. H. Dulack, mr. M. Pannevis, mr. J.J. Trap, mr. S. Wieberdink, leden met bijstand van mr. F.A. Chorus als griffier en uitsproken ter openbare zitting van 4 april 2011.

voorzitter          griffier

Deze beslissing is in afschrift op 4 april 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager;

- verweerder;

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager;

- verweerder;

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.  Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607