ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1479 Raad van Discipline Amsterdam 10-412U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1479
Datum uitspraak: 15-03-2011
Datum publicatie: 29-03-2011
Zaaknummer(s): 10-412U
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar wegens schending artikel 28 lid 1 Gedragsregels. Verweerder heeft zonder overleg met de deken derden, onder wie de echtgenote van zijn cliënt een borgtochtovereenkomst laten tekenen tot meerdere zekerheid voor voldoening van zijn declaratie. Bezwaar gegrond. Berisping    

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 15 maart 2011

in de zaak 10-412U

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 8 november 2010 binnengekomen bezwaar van:

de deken van de orde van advocaten

in het arrondissement Utrecht

mr. H.H. Tan

Hieronymusplantsoen 12

3512 KV  UTRECHT

tegen:

mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 4 november 2010, bij de raad binnengekomen op 8 november 2010 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Utrecht het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 4 januari 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 7 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 Bezwaar

2.1 Het bezwaar houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in regel 28 lid 1 van de gedragsregels, door zonder voorafgaand overleg met de deken voor betaling van zijn declaraties zekerheid te vragen, anders dan een voorschot in geld.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens de deken de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van het bezwaar kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 In augustus 2005 heeft verweerder de heer A. bijgestaan bij het voeren van verweer tegen een verzoek tot faillietverklaring. In verband met deze bijstand heeft verweerder een overeenkomst van borgstelling opgesteld, waarin een aantal partijen (voornamelijk zakenrelaties van de heer A) zich borgstelt voor de kosten van juridische bijstand van verweerder. Een van die partijen was de toenmalige echtgenote van de heer A., hierna te noemen: “mevrouw B.”. Mevrouw B was met verweerder op de rechtbank aanwezig voor de behandeling van het faillissementsverzoek en verweerder heeft haar toen die overeenkomst laten tekenen.

3.2 In mei 2010 heeft mevrouw B. een brief van de gemeente Utrechtse Heuvelrug ontvangen, waaruit bleek dat verweerder informatie over haar had aangevraagd. Omdat zij begreep dat verweerder haar alsnog als borg wilde aanspreken, heeft mevrouw B. een klacht tegen verweerder ingediend.

3.3 Na enige briefwisseling met de deken, heeft op 14 september 2010 een bespreking tussen mevrouw B, verweerder en de deken op het kantoor van de deken plaatsgevonden. Tijdens deze bespreking heeft verweerder een schriftelijke verklaring opgesteld waarbij hij mevrouw B. ontheft uit de borgtochtovereen¬komst. Daarop heeft mevrouw B. te kennen gegeven de klachtzaak verder te laten rusten.

3.4 Naar aanleiding van hetgeen tijdens de bespreking naar voren is gebracht heeft de deken vervolgens verweerder voorgehouden dat de borgtochtovereenkomst in strijd is met gedragsregel 28 lid 1. Bij brief van 7 oktober 2010 heeft de deken verweerder bericht dat hij overwoog om een bezwaar op grond van artikel 46f Advocatenwet bij de raad van discipline in te dienen.  In bedoelde brief is verweerder een termijn van één week gegeven om te reageren. Verweerder heeft niet gereageerd.

4 Beoordeling

4.1  Vaststaat dat verweerder in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 28 lid 1, hetgeen hij ter zitting ook heeft erkend. Hoewel mevrouw B haar klacht niet heeft doorgezet, betrekt de raad bij de beoordeling ook de wijze waarop verweerder  mevrouw B de overeenkomst heeft laten tekenen (zie 3.1) De raad acht deze handelwijze zeer laakbaar. Het bezwaar is dan ook gegrond.

5 Maatregel

5.1 Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt de raad in het bijzonder dat verweerder ter zitting geen blijk heeft gegeven de betekenis en de reikwijdte van voormelde gedragsregel te onderkennen noch inzicht te hebben in het onjuiste van zijn handelen. Ook het feit dat verweerder heeft nagelaten om te reageren op de brief van de deken rekent de raad verweerder aan. Verweerder heeft hiermede het vertrouwen dat het publiek in de advocatuur als beroepsgroep moet kunnen hebben ernstig beschaamd. De raad acht daarom de maatregel van berisping passend en geboden. 

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het bezwaar gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. . D.J. Markx, voorzitter, mrs. A. de Groot, H.C.M.J. Karskens,

R.P.F. van der Mark, J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 maart 2011.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 15 maart 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.