ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1353 Raad van Discipline Amsterdam 10-227U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1353
Datum uitspraak: 15-02-2011
Datum publicatie: 15-02-2011
Zaaknummer(s): 10-227U
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het betreft een verzet na een kennelijk ongegrond bevonden klacht tegen de eigen advocaat, over de kwaliteit van de werkzaamheden van verweerster. De raad is met de voorzitter van mening dat de klachten feitelijke onderbouwing missen. Verzet ongegrond.    

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 15 februari 2011

in de zaak 10-227U

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 15 juni 2010, door de raad ontvangen op 17 juni 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. Bij beslissing van 6 juli 20010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 6 juli 2010 aan klager is verzonden.

1.3. Bij brief van 16 juli 2010, op 19 juli 2010 door de raad ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4. Het verzet is behandeld ter zitting van 6 december 2010, in aanwezigheid van verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5. De raad heeft kennisgenomen van:

a. de beslissing van de voorzitter, waarvan verzet, en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst is gegeven (stukken genummerd 1 tot en met 37);

b. het verzetschrift van klager van 16 juli 2010, de brief van klager van 6 juli 2010, de brief met bijlagen van klager van 20 oktober 2010 aan de raad en de brief van 29 november 2010 van klager aan de raad.

2. Klacht; verzet

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in strijd met de norm in artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door:

1.  een zodanige kortgeding dagvaarding op te stellen dat daarmee ernstige wanprestatie wordt geleverd;

2.   een pleitnota voor het kort geding op te stellen die niet deugt en die blijk geeft van gebrek aan juridische kennis;

3.   de conclusie van antwoord en haar pleitnota niet direct op 11 februari aan klager  toe te sturen;

4. klager en zijn rechtsbijstandverzekeraar verkeerd te adviseren over de haalbaarheid van de hoger beroepsprocedure en de CWI-procedure.

2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat:

1. de deken van de orde van advocaten Utrecht bij het doorsturen van de klacht een verkeerd referentienummer heeft gebruikt;

2. dat de inventarislijst bij de brieven aan de raad van discipline niet correct is;

3. dat verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan (opzettelijke) wanprestatie en zich daardoor schuldig maakt aan misleiding en bedrog.

3. Feiten

Voor de beoordeling van het verzet kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerster heeft klager in 2008 bijgestaan in een arbeidsgeschil met zijn voormalig werkgever. Namens klager heeft verweerster een kortgeding aanhangig gemaakt waarin zij kort gezegd wedertewerkstelling van klager en betaling van achterstallig salaris vorderde. Op 11 februari 2008 ontving verweerster een conclusie van antwoord van de advocaat van de werkgever. Die dag zou klager bij verweerster op kantoor komen om de zitting voor te bereiden, maar klager kon onverwachts niet komen. Tussen partijen is op die dag telefonisch besproken dat zij elkaar de volgende dag een uur voor de zitting bij de rechtbank zouden treffen om een en ander voor te bespreken. Op 12 februari 2008 zijn de vorderingen ter zitting van de Voorzieningenrechter te Tilburg behandeld. Bij vonnis van 25 februari 2008 zijn de vorderingen van klager afgewezen.

3.2 Verweerster heeft klager ook bijgestaan in een ontslagprocedure tegen zijn werkgever bij het CWI. Na ontvangst van het concept verweerschrift van verweerster heeft klager verweerster laten weten geen vertrouwen meer in haar te hebben. De volgende dag heeft verweerster klager schriftelijk bericht haar werkzaamheden vanwege die vertrouwensbreuk te zullen neerleggen. De nog lopende arbeidszaak is overgedragen aan een nieuwe advocaat, waartegen klager inmiddels ook klachten heeft ingediend.

4. Beoordeling van het verzet

4.1 In zijn verzetschrift heeft klager onvoldoende kunnen motiveren waarom de voorzitter op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet tot een kennelijk ongegrond verklaring had mogen komen. De raad deelt het oordeel van de voorzitter dat de verwijten die klager verweerster maakt feitelijke onderbouwing missen. Klager heeft nagelaten deze onderbouwing in zijn verzetschrift wel te geven. Doordat klager niet ter zitting is verschenen, heeft hij ook bij die gelegenheid geen nadere invulling kunnen geven aan zijn verwijten richting verweerster. Met de voorzitter is de raad van mening dat uit de stukken niet blijkt dat de werkzaamheden van verweerster onder de maat zijn geweest of dat zij zich schuldig zou hebben gemaakt aan misleiding of bedrog. Al met al is de raad van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast, en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Ook de verzetsgronden die betrekking hebben op een onjuist referentienummer en een onjuiste inventarislijst kunnen niet tot gegrondheid van het verzet leiden.

4.2 Volgens de raad kunnen de door klager aangevoerde verzetsgronden derhalve niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht, en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

de raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting op 15 februari 2011 door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, J.M. van de Laar, M.L.F.J. Schyns, S. Wieberdink, leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.

voorzitter          griffier

Deze beslissing is in afschrift op 15 februari 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

• klager

• verweerster

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.