ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1325 Raad van Discipline Amsterdam 10-157A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1325
Datum uitspraak: 31-01-2011
Datum publicatie: 01-02-2011
Zaaknummer(s): 10-157A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetszaak. Het betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij van klagers. Het verzet van klagers heeft geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd – ongegrond.  

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 31 januari 2011

in de zaak 10-157A

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer

k l a g e r s 

tegen

de heer mr.

v e r w e e r d e r  

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 28 april 2010, door de raad ontvangen op 29 april 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. Bij beslissing van 31 mei 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 juni 2010 aan klagers is verzonden.

1.3. Bij brief gedateerd 11 juni 2010, op 10 juni 2010 door de raad ontvangen, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4. Het verzet is behandeld ter zitting van 17 november 2010, in aanwezigheid van  verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5. De raad heeft kennisgenomen van:

a. de beslissing van de voorzitter, waarvan verzet, en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst is gegeven (stukken genummerd 1 tot en met 8);

b. het verzetschrift van klagers gedateerd 11 juni 2010, de brief van 25 mei 2010 van klagers aan de voorzitter van de raad, een arrest van 21 september 2010 en een brief van klagers aan de raad van 12 november 2010.

2. Klacht; verzet

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij in de memorie van antwoord heeft gesteld dat in mei 2002 een grote som geld van de Stichting is verdwenen naar een ontraceerbare bestemming en dat ondermeer klagers op enig moment besloten met het liquide vermogen van de Stichting te gaan beleggen waarmee verweerder naar de mening van klagers feitelijke gegevens verstrekt heeft waarvan hij weet, althans behoort te weten dat die onjuist zijn.

2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder behulpzaam is bij het verdoezelen van de door ING Bank N.V. gepleegde strafbare feiten en dat hij de belangen van klagers op nodeloze en ontoelaatbare wijze schaadt. 

3. Feiten

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Op 4 april 2003 zijn klagers met vier andere partijen gedagvaard door een stichting. Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 25 juli 2007 zijn de gedaagden, waaronder klagers, veroordeeld tot schadevergoeding op te maken bij staat. Klagers hebben appèl ingesteld.

3.2 Verweerder behartigt de belangen van de wederpartijen van klagers in deze procedure.

4. Beoordeling van het verzet

4.1 Het betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij van klagers. De voorzitter heeft naar het oordeel van de raad bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast, en voorts acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft derhalve terecht en op grond van de juiste overwegingen beslist dat de klacht kennelijk ongegrond is en dat niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de vrijheid die hem als advocaat toekomt bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt heeft overschreden.

4.2 De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde gronden niet kunnen slagen en dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.

4.3 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht, en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

de raad van discipline:

verklaart het verzet van klagers ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting op 31 januari 2011 door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. E.J. Ferman, P.W.M. Huisman, M.W. Schüller, D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.

voorzitter          griffier

Deze beslissing is in afschrift op 31 januari 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

• klagers

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.