ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1320 Raad van Discipline Amsterdam 10-160A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1320
Datum uitspraak: 31-01-2011
Datum publicatie: 01-02-2011
Zaaknummer(s): 10-160A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetszaak. Het betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Het verzet van klager heeft geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd – ongegrond.  

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 31 januari 2011

in de zaak 10-160A

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen

de heer mr.

v e r w e e r d e r  

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 28 april 2010, door de raad ontvangen op 29 april 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. Bij beslissing van 31 mei 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 juni 2010 aan klager is verzonden.

1.3. Bij brief van 11 juni 2010, op 14 juni 2010 door de raad ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4. Het verzet is behandeld ter zitting van 17 november 2010, in aanwezigheid van verweerder en zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5. De raad heeft kennisgenomen van:

a. de beslissing van de voorzitter, waarvan verzet, en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst is gegeven (stukken genummerd 1 tot en met 9);

b. het verzetschrift van klager van 11 juni 2010 en een brief van klager aan de raad van 31 mei 2010.

2. Klacht; verzet

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij in de dagvaarding heeft gesteld: “door doelbewust een waardeloze contragarantie af te geven, (…) (heeft) [klager] ING namelijk benadeeld in haar verhaalsmogelijkheden”. En daarmee feitelijke gegevens heft verstrekt waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn.

2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven in, dat de advocaten van ING Bank N.V. (hierna: “ING”) behulpzaam zijn bij het verdoezelen van het door ING gepleegde strafbare feiten en dat zij de belangen van klager op nodeloze en ontoelaatbare wijze hebben geschaad.

3. Feiten

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Op 1 september 2008 is klager door ING gedagvaard. Verweerder behartigt de belangen van ING in deze procedure. Klager heeft eveneens een klacht ingediend tegen de advocaat die als gemachtigde van verweerder optreedt in de klachtprocedure.

4. Beoordeling van het verzet

4.1 Het betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij van klager. De voorzitter heeft naar het oordeel van de raad bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast, en voorts acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft derhalve terecht en op grond van de juiste overwegingen beslist dat de klacht kennelijk ongegrond is en dat verweerder niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor hetgeen klager hem verwijt.

4.2 De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde gronden niet kunnen slagen en dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht, en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

de raad van discipline:

verklaart het verzet van klager ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting op 31 januari 2011 door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. E.J. Ferman, P.W.M. Huisman, M.W. Schüller, D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.

voorzitter          griffier

Deze beslissing is in afschrift op 31 januari 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

• klager

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.