ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0211 Accountantskamer Zwolle 11/1296 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0211
Datum uitspraak: 05-11-2011
Datum publicatie: 05-12-2011
Zaaknummer(s): 11/1296 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Ongegronde klacht dat betrokken accountant klager aan het lijntje zou hebben gehouden en zich daardoor in het geschil tussen klager en zijn voormalige compagnon partijdig zou hebben opgesteld.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van

5 december 2011 in de zaak met nummer 11/1296 Wtra AK van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

X B.V. ,

gevestigd te [plaats],

K L A A G S T E R ,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman mr. F. van der Woude.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 30 juni 2011 binnengekomen klaagschrift van 27 juni 2011, met bijlagen en

-         het op 26 augustus 2011 ingekomen verweerschrift van betrokkene van 25 augustus 2011.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 17 oktober 2011, waar zijn verschenen - aan de zijde van klaagster - haar bestuurder/aandeelhouder X,  en - aan de zijde van betrokkene – Y RA in persoon, bijgestaan door mr. F. van der Woude, advocaat te Amsterdam.

1.3 Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten toegelicht respectievelijk doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Klaagster heeft per 17 november 2009 samen met Holding 1 de vennootschap [Jobbing 1] opgericht (hierna: Jobbing 1). Beide vennootschappen houden elk 50 % van de aandelen in Jobbing 1 en zijn daarvan ook bestuurder. De aandelen in klaagster worden gehouden door de heer [X] (hierna: X). De aandelen in [Holding 1] worden gehouden door de heren [A] (50%) en [B] (50%). Naast zijn belang in [Holding 1], houdt [A] (hierna: A) tevens 100% van de aandelen in A Holding. Naast leningen voor de oprichting van de vennootschappen heeft A Holding aan Jobbing 1 een lening van € 50.000 beschikbaar gesteld ter financiering van de opstartkosten. Van deze lening is per 31 december 2010 een bedrag van € 36.380 aangewend voor de opstart van de activiteiten van Jobbing 1.

2.2 Nadat Jobbing 1 was opgericht, is (het kantoor van) betrokkene (kantoor) verzocht de administratie en aangiften omzetbelasting van deze vennootschap te verzorgen en haar jaarrekening samen te stellen. A was degene die periodiek de administratieve bescheiden zou aanleveren ten behoeve van de aangiften omzetbelasting en het bijwerken van de administratie.

2.3 Naar aanleiding van een verzoek van X is op 23 december 2010 een kopie van de administratie van dat moment aan X verstrekt. X heeft hierop gereageerd op 25 december 2010 met aanvullende vragen. Deze zijn beantwoord op 27 december 2010 en daarbij is tevens medegedeeld dat nog diverse gegevens ontbreken.

2.4 Op vrijdag 4 februari 2011 heeft X een e-mail verstuurd aan een collega van betrokkene op diens kantoor, onder meer inhoudende:

“In overleg met mijn accountant van de X Bv, die de administratie compleet wil maken, zie ik graag van jullie de volgende zaken tegemoet betreft Jobbing 1, op zeer korte termijn:

-          de definitieve jaarrekening van 2009 en 2010;

-          kopie ingediende aangifte omzetbelasting over 2009;

-          kopie omzetbelasting 3e en 4e kwartaal 2010;

-          graag nog facturen/overzichten die betrekking hebben op de lening van ad € 50.000,00 die vertstrekt is door de A Holding aan  Jobbing 1. (aanvraag bij dhr. A)

Graag zie ik deze aangevraagde stukken voor 11-02-2011, zodat voor mij de administratie compleet is!”

2.5 Op 8 februari 2011 heeft X telefonisch contact gezocht met het kantoor van betrokkene voor de follow-up van zijn e-mail. Op 9 februari 2011 heeft betrokkene telefonisch gesproken met X. Tijdens dit gesprek is X medegedeeld dat voldoen aan het verzochte in de e-mail van 4 februari 2011 niet geheel volgens de normale werkwijze van het kantoor van betrokkene was en voorts, dat de jaarrekening 2009 niet voorhanden was omdat sprake is van een verlengd boekjaar 2010 en tenslotte, dat de informatie mogelijk nog niet volledig zou zijn zodat het niet efficiënt zou zijn om iets op te stellen. Met X werd afgesproken dat betrokkene zou nagaan welke informatie ontbrak en dat de ontbrekende gegevens opgevraagd zouden worden bij A.

2.6 Op 10 februari 2011 had betrokkene een afspraak met A om - onder meer - de ontbrekende gegevens te bespreken. Met A werd afgesproken dat hij de gegevens bij elkaar zou zoeken. In de periode tussen 8 maart en 9 mei 2011 zijn er diverse contacten per mail geweest tussen X, diens eigen accountant en betrokkene. Er zijn daarnaast nog enkele telefonische contacten geweest, waarbij betrokkene dezelfde informatie gaf en standpunten innam als in zijn beantwoording van de e-mails.

2.7 Per e-mail van 18 maart 2011 aan A heeft X medegedeeld dat hij zijn werkzaamheden voor Jobbing 1 met onmiddellijke ingang staakte. X verzocht A in die e-mail voorts contact op te nemen met betrokkene om de zaken waar hij om had gevraagd aan te leveren.

2.8 Op 9 mei 2011 (toen betrokkene nog niet op de hoogte was van het beëindigd zijn van de samenwerking tussen X en A) heeft X nogmaals geïnformeerd naar de stand van zaken. Hierop is hem medegedeeld dat de informatie inmiddels was ontvangen en dat het opstellen van de concept jaarrekening was gepland voor het einde van mei 2011. Ook op 9 mei 2011 heeft X zijn ongenoegen over de gang van zaken bij de compliance-officer van het kantoor van betrokkene bekend gemaakt. Naar aanleiding hiervan heeft die compliance-officer overleg gevoerd met betrokkene en X geïnformeerd over de klachtenregeling van het kantoor van betrokkene.

2.9 Eind mei 2011 zijn de werkzaamheden ten behoeve van de concept jaarrekening aangevangen en deze zijn in juni 2011 afgerond. Per 1 juli 2011 zijn de stukken aan de vennootschap gezonden. Voorts is per 8 juli 2011 een exemplaar van de concept jaarrekening naar het huisadres van X verstuurd, vergezeld van een kopie van de aanbiedingsbrief van 1 juli 2011. Ten slotte heeft X per mail van 17 juli 2011 betrokkene eraan herinnerd dat nog enkele stukken gewenst werden, waarop die aanvullende informatie aan X is gezonden.

3. De klacht

Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster ter zitting gegeven toelichting, de verwijten:

a.   dat betrokkene, samen met A, X aan het lijntje heeft gehouden en

b.   dat betrokkene zich daarbij partijdig heeft opgesteld, immers indien de zaken niet werden aangeleverd, kon X A niet betrappen op oneerlijk handelen.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RA is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaatshad ná 1 januari 2007, worden getoetst aan de sinds die datum vigerende Verordening Gedragscode (RA's) (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder het (voor alle registeraccountants geldende) deel A en het (voor openbaar registeraccountants geldende) deel B1.

4.3 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Voor beide onderdelen van de klacht geldt dat zij gemotiveerd door betrokkene zijn weersproken, onder meer aanvoerende dat hij voor het opmaken van de gevraagde stukken afhankelijk was van de aanlevering van informatie door het bedrijf waarvan klaagster mede-eigenaar was, dat A om die informatie is verzocht en dat na ontvangst ervan X ter zake is geïnformeerd en de jaarstukken zijn opgemaakt.

4.5 Klaagster heeft geen concrete feitelijkheden doen aanvoeren dan wel stukken doen overleggen, waaruit het aan betrokkene verweten gedrag kan worden afgeleid. Dit had, gelet op wat hiervoor onder 4.3 is overwogen, wel op haar weg gelegen. Gelet op het gemotiveerde verweer van betrokkene kan dan ook niet tot een precieze en aannemelijke grondslag voor enig aan betrokkene te maken tuchtrechtelijk verwijt te dezer zake worden geconcludeerd.

4.6 Op grond van het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

-          verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en mr. E.F. Smeele, rechterlijke leden, drs. E.J.F.A. de Haas RA en J. Maan AA, accountantsleden, in tegenwoordigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 5 december 2011.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kan klaagsterdan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.