ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0208 Accountantskamer Zwolle 11/942 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0208
Datum uitspraak: 14-11-2011
Datum publicatie: 14-11-2011
Zaaknummer(s): 11/942 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie:   Het dreigen met het delen van vertrouwelijke informatie ten eigen voordele levert een schending op van het fundamentele beginsel van professioneel gedrag. Dat niet aannemelijk is geworden dat betrokkene feitelijk zijn geheimhoudingsverplichting heeft geschonden, maakt dat niet anders. In de gegeven omstandigheden kan worden volstaan met een gegrondverklaring van de klacht.  

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van

14 november 2011 in de zaak met nummer 11/942 Wtra AK van

X ,

wonende te (woonplaats),

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1  De Accountantskamer heeft kennisgenomen van onder meer:

- het op 4 mei 2011 binnengekomen klaagschrift van 3 mei 2011, met bijlagen;

- het op 27 mei 2011 binnengekomen verweerschrift van 26 mei 2011, met bijlagen;

- de brief van betrokkene van 20 juli 2011 met bijlagen;

- de brief van klager van 27 juli 2011 met bijlagen;

- de brief van betrokkene van 9 augustus 2011 met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van

5 september 2011, waar zowel klager als betrokkene in persoon zijn verschenen.

1.3 Klager en betrokkene hebben op de zitting (wat klager betreft mede aan de hand van een pleitnotitie) hun standpunten toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, het volgende vast komen te staan.

2.1 Betrokkene is als directeur verbonden aan Accountants en Adviseurs1 te [plaats]. Klager heeft een eenmanszaak gehad onder de naam  Hypotheken en Verzekeringen1. Betrokkene heeft vanaf 2002 werkzaamheden als accountant voor (de onderneming van) klager verricht. Een collega van betrokkene heeft de jaarrekeningen van de onderneming van klager samengesteld en de (loon)administratie verzorgd. Betrokkene heeft klager geïntroduceerd bij klanten van hem. Klager heeft bemiddeld bij het afsluiten van verzekeringen voor een aantal klanten en bij een pensioenverzekering voor medewerkers van (het kantoor van) betrokkene.

2.2 Klager heeft zijn onderneming eind 2008 ondergebracht in een besloten vennootschap. In de loop van 2009 heeft klager zijn onderneming moeten staken vanwege financiële problemen. De verzekeringsportefeuille van de onderneming is door bemiddeling van betrokkene in 2010 verkocht. Een deel van de koopsom is aangewend voor de voldoening van nota’s van het kantoor van betrokkene.

2.3 Klager en zijn echtgenote zijn op 7 december 2010 toegelaten tot de wettelijke schuldsanering. In een e-mailbericht van 8 oktober 2010 heeft klager onder meer aan betrokkene laten weten dat hij een verzoek om toelating zou indienen “om van alles af te komen.” Betrokkene heeft daarop diezelfde dag in een mail gereageerd. Daarin heeft hij kenbaar gemaakt dat hij van mening is dat klager nogal “raar” is omgesprongen met ontvangen provisies en hem uitgenodigd om daarover met hem in gesprek te gaan. Als klager daarop niet in zou gaan, zou hij stappen gaan ondernemen. Daaraan heeft betrokkene toegevoegd: “Schuldsanering is wel lekker makkelijk maar ik ga zeker mijn best doen omdat tegen te gaan.”

2.4 Betrokkene heeft bij brief van 23 december 2010 een aantal vorderingen ter verificatie ingediend bij de bewindvoerder in de schuldsanering van klager en zijn echtgenote. Eén van deze vorderingen heeft betrekking op facturen van het kantoor van betrokkene die door klager niet (volledig) zijn betaald. De overige vorderingen zijn van derden, wier belangen betrokkene behartigt. Tot die derden behoren twee cliënten, te weten de heer A en mevrouw B. Uit deze brief wordt hier aangehaald: “Aangezien vele ins en outs van de familie X  ons bekend zijn hebben wij behoefte om een toelichting te geven op vele zaken. Wij verzoeken u dan ook contact met ondergetekende op te nemen mede namens A en B om deze zaak met u te bespreken. Wellicht kunnen wij u van nadere bij u onbekende informatie van dienst zijn. Ondergetekende is door de heer X diverse keren per mail  bedreigt en dat willen we graag met u delen. (…)”.

2.5 De bewindvoerder heeft klager een afschrift van deze brief doen toekomen. Klager heeft na kennisneming daarvan in een e-mailbericht van 21 januari 2011 aan betrokkene laten weten dat hij hem geen toestemming geeft om informatie over hun (zakelijke) relatie aan derden te verstrekken. Betrokkene heeft klager na het gesprek dat hij op 11 maart 2011 met de bewindvoerder heeft gehad, in een e-mailbericht meegedeeld dat het een uiterst plezierig gesprek was geweest en daaraan toegevoegd:

“Ik voel mij daar overigens vrij in omdat er in onze situatie geen sprake meer kan zijn van een verhouding klant accountant. Over de inhoud van het gesprek zal ik geen nadere mededelingen doen.”

3. De klacht

3.1 Klager verwijt betrokkene, zo begrijpt de Accountantskamer, dat:

a. hij heeft aangekondigd dat hij zijn best zal doen te bewerkstelligen dat klager niet tot de schuldsanering wordt toegelaten;

b. hij in een brief van 23 december 2010 aan de bewindvoerder in de schuldsanering van klager heeft meegedeeld dat hij “alle ins and outs” van de familie X kent;

c. dat hij in het gesprek dat hij op 11 maart 2011 met de bewindvoerder heeft gehad, aan de bewindvoerder vertrouwelijke informatie heeft verschaft.

Hiermee heeft betrokkene volgens klager in strijd gehandeld met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet AA is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. Het handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht ziet, heeft plaatsgevonden na 1 januari 2007, zodat moet worden getoetst aan de sindsdien van kracht zijnde Verordening gedragscode (AA’s) (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder het (voor alle accountant-administratieconsulenten geldende) deel A en het (voor openbaar accountant-administratieconsulenten geldende) deel B1.

4.2 Bij deze toetsing stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen - en in geval van (gemotiveerde) betwisting aannemelijk te maken - die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft geleid.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel a. geldt het volgende.

De Accountantskamer heeft een en andermaal geoordeeld dat, behoudens bijzondere omstandigheden, het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen al dan niet in rechte innemen van een civielrechtelijk standpunt in het kader van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit (artikel A-100.4 sub a. juncto A-110.1, c.q. A-150.1 VGC) niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan leiden. [1]

Het stond betrokkene als schuldeiser van klager dan ook in beginsel (evenals elke andere schuldeiser) vrij zich te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek van klager om toelating tot de wettelijke schuldsanering. Bijzondere omstandigheden die meebrengen dat betrokkene daarvan in dit geval geen gebruik mocht maken, zijn gesteld noch gebleken.

Daaruit volgt dat klachtonderdeel a. ongegrond is.

4.4 Wat betreft onderdeel b. van de klacht, geldt het volgende.

Betrokkene heeft zich in de brief van 23 december 2010 spontaan bereid verklaard om de bewindvoerder te informeren over “vele ins en outs van de familie X”. Deze formulering wekt de indruk dat betrokkene daarbij niet alleen gegevens op het oog heeft gehad die van belang waren in verband met de vorderingen die hij ter verificatie heeft ingediend, maar ook op informatie die hem ter kennis is gekomen in het kader van zijn beroepsmatig en zakelijk handelen, onder meer als accountant van (de onderneming van) klager. Deze informatie mag hij op grond van artikel A-140.1 lid a. sub 2. van de VGC in beginsel niet ten eigen bate met een derde delen. Deze plicht is ook na het beëindigen van de verbintenis met klager op hem blijven rusten, zo is in artikel A-140.6 van de VGC bepaald. De omstandigheid dat klager betrokkene begin december 2010 had laten weten dat het geen zin meer had hem te benaderen over (samengevat) de afwikkeling van zijn onderneming zodra hij was toegelaten tot de schuldsanering, houdt geenszins een ontheffing in van zijn geheimhoudings-verplichting, zoals betrokkene ten onrechte veronderstelt.

Gelet op vorenbedoelde op betrokkene rustende geheimhoudingsverplichting, die zwaar op hem behoort te drukken, is de Accountantskamer van oordeel dat betrokkene zich (al) had dienen te onthouden van het aanbod aan de bewindvoerder om “de vele ins en outs van de familie X te delen”, als vermeld in overweging 2.4, zulks enkel ter onderbouwing van de ingediende eigen vordering en die van zijn cliënten. Door aldus spontaan aan de bewindvoerder te melden dat hij op de hoogte is van de “vele ins en outs” en om die reden graag een toelichting aan de bewindvoerder wil geven “op vele zaken”, wekt hij de indruk dat hij van de door klager verstrekte vertrouwelijke informatie gebruik gaat maken om zichzelf en/of zijn cliënten te bevoordelen en aldus de op hem rustende geheimhoudingsplicht gaat overtreden. Daardoor heeft hij zich onvoldoende professioneel gedragen en heeft hij het bepaalde in artikel A-150.1 van de VGC niet in acht genomen.

Gezien het vorenstaande is klachtonderdeel b. gegrond.

4.5 Wat klachtonderdeel c. aangaat, geldt het volgende.

Betrokkene heeft gesteld dat hij op 11 maart 2011 met de bewindvoerder uitsluitend heeft gesproken over de vordering van zijn kantoor op klager en over de vorderingen van zijn cliënten. In het door betrokkene overgelegde verslag van de bewindvoerder van 27 juni 2011 is vermeld dat betrokkene op 11 maart 2011 een toelichting heeft verstrekt op de schuldpositie van schuldeisers die in het verleden leningen aan klager hebben verstrekt, en op de aard van die leningen. Deze vermelding biedt geen aanknopingspunt om aan te nemen dat betrokkene, zoals klager stelt, aan de bewindvoerder door zijn geheimhoudingsplicht bestreken vertrouwelijke informatie heeft verschaft. Klager heeft zelf aan de Accountantskamer meegedeeld dat hij van zijn bewindvoerder heeft vernomen dat deze geen verslag heeft opgemaakt van het gesprek met betrokkene omdat het geen informatie had opgeleverd die van invloed was op de positie van klager. Ook deze uitlating bevat geen aanwijzing voor een feitelijke schending van zijn geheimhoudingsverplichting, zoals klager aan betrokkene verwijt. Dit handelen is dan ook niet aannemelijk geworden.

Onderdeel c. van de klacht moet daarom ongegrond worden verklaard.

4.6 Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met een voor hem geldende fundamentele gedrags- en beroepsregel. De Accountants-kamer acht echter termen aanwezig te volstaan met de gegrondverklaring van onderdeel b. van de klacht, zonder oplegging van een maatregel. Daartoe is redengevend het gewicht van het vergrijp en de omstandigheid dat betrokkene er inmiddels blijk van heeft gegeven dat hij inziet dat hij zich had dienen te onthouden van het gewraakte aanbod aan de bewindvoerder. Tot slot heeft de Accountantskamer meegewogen dat betrokkene zich heeft laten meeslepen door zijn onvrede over de weigering van klager om een nader gesprek aan te gaan over de via klager afgesloten pensioenverzekering voor de medewerkers van het kantoor van betrokkene, zodat ook klager een zekere rol moet worden toegedicht.

4.7 Beslist moet dan ook worden zoals hierna is aangegeven.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

·        verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·        legt aan betrokkene ter zake geen maatregel op.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. M.J. van Lee, prof. dr. mr. P.M. van der Zanden RA, rechterlijke leden, en P.A.S. van der Putten RA en J. Maan AA, accountantsleden, in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 14 november 2011.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager, betrokkene dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.


[1] Zie onder meer de uitspraken van de Accountantskamer van 2 juli 2010 (Wtra 10/563), 5 november 2010 (Wtra 10/543) en 17 juni 2011 (Wtra 10/982).