ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0207 Accountantskamer Zwolle 10/2210 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0207
Datum uitspraak: 14-11-2011
Datum publicatie: 15-11-2011
Zaaknummer(s): 10/2210 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie:   Accountant bezondigt zich wederom aan het beroep onwaardig taalgebruik, schendt wederom geheimhoudingsverplichting, dringt zich op onprofessionele wijze aan klagers op, maakt zich schuldig aan intimiderend gedrag jegens klagers, zowel door zijn bewoordingen als door claims voor te wenden, en heeft het accountantsberoep verder in diskrediet gebracht door klagers maar e-mailcorrespondentie toe te blijven zenden, terwijl die correspondentie hen niet aanging en zij betrokkene herhaald hadden verzocht daarmee op te houden. Betrokkene volhardt daarmee in het bij herhaling door tuchtrechters afgekeurde handelwijze (zie o.m. de uitspraken in de zaken met nummers 10-1237, YH0114 (22 november 2010), 10-1501, YH0155 (28 maart 2011) en 10-2153, YH0176 (17 juni 2011)). De Accountantskamer ziet daardoor geen andere maatregel als passend en geboden dan die van doorhaling met bepaling van de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw kan worden ingeschreven op 10 jaren.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

van 14 november 2011 in de zaak met nummer 10 / 2210 Wtra AK van

de familie X ,

wonende te (woonplaats),

K L A G E R S ,

t e g e n

Y ,

voorheen ingeschreven als registeraccountant,

wonende te (woonplaats),

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 22 december 2010 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift van dezelfde datum, met bijlagen;

-         de op 6 januari 2011 bij de Accountantskamer binnengekomen brief van klagers aan de Accountantskamer van 5 januari 2011;

-         het op 20 januari 2011 bij de Accountantskamer binnengekomen verweerschrift van 19 januari 2011, met bijlagen;

-         de op 25 februari 2011 bij de Accountantskamer binnengekomen brief van klagers van 24 februari 2011, met bijlagen, inhoudende een reactie op het verweerschrift;

-         de op 1 maart 2011 binnengekomen brief van 28 februari 2011 van klagers, met bijlagen;

-         de e-mail van 3 maart 2011 van klagers, met bijlagen;

-         de op 7 maart 2011 binnengekomen dupliek van betrokkene van 4 maart 2011;

-         de e-mail van 5 april 2011 van betrokkene, met bijlage;

-         de op 19 augustus 2011 binnengekomen brief van 17 augustus 2011 van betrokkene;

-         de e-mail van 23 augustus 2011 van klagers, met als bijlage een brief van 17 augustus 2011 van klager X aan de Accountantskamer.

1.2.1 Bij tussenbeslissing van 31 maart 2011 heeft de voorzitter van de Accountantskamer de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) als belanghebbende partij in de gelegenheid gesteld om schriftelijk een standpunt in te nemen over de vraag of hij al dan niet aanleiding ziet een verzoek in te dienen als bedoeld in artikel 41, eerste lid onder c. Wtra.

1.2.2 Hierop is op 29 april 2011 ingekomen een verzoekschrift van 28 april 2011 met bijlagen, ingediend door de voorzitter van het NIVRA en strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening om betrokkenes inschrijving tijdelijk in het register door te halen.

1.2.3 Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van 23 mei 2011 en de Accountantskamer heeft bij beslissing van 10 juni 2011 bij wijze van voorlopige voorziening de inschrijving van betrokkene in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, met onmiddellijke ingang tijdelijk doorgehaald.

1.3 De Accountantskamer heeft de onderhavige klacht behandeld ter openbare zitting van 29 augustus 2011, waar aan de zijde van klagers hun gemachtigde, mevrouw mr. C.B. Veldman, juridisch adviseur te Eindhoven, aanwezig was en aan de zijde van betrokkene niemand is verschenen.

1.4 De gemachtigde van klagers heeft op deze zitting het standpunt van klagers toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken, het verhandelde ter zitting en op grond van ambtshalve wetenschap (verkregen uit eerdere tuchtzaken tegen betrokkene) stelt de Accountantskamer het volgende vast. Zij heeft er daarbij voor gekozen - ondanks de daarvoor benodigde tekst - om de van belang zijnde correspondentie zoveel mogelijk in de gebruikte bewoordingen en niet ingekort weer te geven, waarbij tevens zoveel mogelijk de gebruikte opmaak en leestekens zijn overgenomen.

2.1 Betrokkene is vanaf 1 november 2009 een korte tijd bestuurder/manager geweest van de Stichting1 (Stichting1), die door Vastgoed B.V.1 (Vastgoed B.V.1) in het leven is geroepen om autonoom toezicht te houden op haar (vastgoed)fondsen en adviezen te verstrekken aan die fondsen en aan haar obligatiehouders.

2.2 Na verloop van korte tijd is tussen Vastgoed B.V.1 en betrokkene een conflictsituatie ontstaan. Op 25 februari 2010 is tussen betrokkene en Vastgoed B.V.1 overeengekomen dat betrokkene zich zal terugtrekken uit Stichting1.

2.3 Na zijn ontslag bij Stichting1 heeft betrokkene zich opgeworpen als “klokkenluider” en is hij investeerders gaan waarschuwen voor de - zijns inziens - laakbare handelingen van het bestuur van Vastgoed B.V.1 inzake het beheer van de verschillende (vastgoed)fondsen.

2.4 Betrokkene heeft in juli 2010 klagers benaderd en hij is op 24 juli 2010 voor de eerste maal bij klagers op bezoek gekomen om klagers zijn diensten aan te bieden bij het trachten hun investeringen terug te halen uit (onder meer) Vastgoed B.V.1. Daarna zijn er veelvuldig contacten tussen klagers en betrokkene over en weer geweest. Op 30 september 2010 zond betrokkene een e-mail aan klagers met de inhoud:

“Beste Vrienden,

Circa 130 investeerders hebben inzake Vastgoed B.V.1 circa Euro 38.000,--gestort. Met Euro 70.000,-- kan de gehele procedure ruimschoots mee worden gedaan. Zijn dan ook keihard bezig, nu vanuit de Werkgroep, om investeerders hun bijdrage te laten storten. Ook helpt in dit geval dat de Stichting er is, dat geeft vertrouwen aan Investeerders. Op zichzelf vind ik een bespreking volgende week niet zo slecht, daar A toch met niks kom en de Rechter dan sneller in het voordeel van de Investeerders zal beslissen. Daarnaast zie ik, zoals gezegd, een uitstekende mogelijkheid om separaat van de procedure jullie investering terug te vorderen op basis van dwaling, etc. Een ding is 100 % zeker, jullie investering is/wordt veilig gesteld!

Je hebt gelijk, B heeft inzake Z een hoop uit te leggen, temeer daar in een brief van de curator wordt gezegd dat B sinds zijn aantreding in 2007 volledig op de hoogte was van de beroerde situatie bij Z. Hij had dus nooit Obligaties mogen (laten) uitschrijven/verkopen.

Je overmaking, waarvoor mijn dank, is voor ons prive. Jouw bijdrage ad 2.300 (2 x 1.150,)

heb ik reeds betaald/verrekend met het bijdrage-fonds investeerders.

Morgen hoor je meer over Z.

met hartelijke groet en niet bij de pakken neerzitten!

Y”

En op 25 oktober 2010 zond betrokkene een e-mail (mede) aan klagers met de inhoud:

Van: Y RA

Aan: Mevr. C, X

(woonplaats), 25 oktober 2010

Onderwerp: Vergadering 24 oktober 2010 en vervolg.

Geachte Mevr. C en familie X,

Ondermeer refererend aan de bespreking van gisteren, gaarne het volgende:

a.       Het vertrouwen in de aktiviteiten van de Werkgroep/Stichting en D is tot een dieptepunt gedaald. Inmiddels heb ik U daarover twee brieven d.d. 23 oktober 2010 aan A en de Werkgroep/Stichting gezonden.

b.       Afgesproken is dat ik de voortgang in de Vastgoed B.V.1-procedure vooralsnog tesamen doe met U beiden, aan te duiden als C/X.

c.       Zoals het nu staat hebben we 3 mogelijkheden, te weten: 1) Brief naar A c.s. om teruggave investeringsgelden, ondermeer gebaseerd op "dwaling" en "onrechtmatig handelen (bewijzen genoeg voorhanden). A c.s. zullen niet willen dan wel kunnen betalen, op grond waarvan wij een ‘incassoprocedure’ kunnen opstarten, al dan niet begeleid door "bankbeslagen" . Mocht onverhoopt A c.s. wel betalen, gezien het relatief geringe aantal investeerders, dan is het probleem vanzelf opgelost. 2) Faillissementsaanvraag van in ieder geval Vastgoed B.V.1Vastgoed B.V.1 (uitzetting beherend vennoot maatschap/cv's). Faillissementsaanvraag kun je altijd nog intrekken, ook tijdens de zitting, als A c.s. onze eisen (weg uit alle posities binnen de Vastgoed B.V.1 Groep) honoreert. De bouwer E (CV1) speelt hierbij ook een (belangrijke) rol. 3) Via (strafrechtelijke) aangifte inzake met name "oplichting" onze eisen realiseren. Deze optie kwam met name voort uit mijn bespreking van heden met Justitie.

d.       Indien "overige" Vastgoed B.V.1-investeerders onze weg niet willen volgen, dan nemen ze jullie investeringen maar over!

e.       Voor mijn (te maken) uren/kosten heb ik Mevr. C een bijdrage gevraagd van Euro 500;-- per omgaande en Euro 500,- over een maand. Met Fam. X heb ik al een regeling, inhoudende Euro 2.300,--, waarvan inmiddels Euro 1.000,-- betaald is, de rest in principe Euro 200,--/maand. Bedragen over te maken op rekening (nummer) ten name van Y, (woonplaats), vermeldend "Vastgoed B.V.1-procedure". Ik heb U aangegeven dat ik deze bijdragen nodig heb, daar de Werkgroep/Stichting weigert mijn reeds maanden openstaande declaratie voor geleverd werk ad Euro 4.777,50 te betalen. Ook is besproken dat ik een "succesfee" aan U beiden overlaat!

f.        Afhankelijk van de definitief te nemen stappen, zal voor een eventuele "juridische vertaling" een advocaat nodig zijn.

Vertrouwende een en ander goed te hebben weergegeven, teken ik

Met vriendelijke groet,

Y RA

PS X, vanmiddag/vanavond kom ik uitvoerig terug op jullie andere zaken.

Deze e-mail betreft uitsluitend de Vastgoed B.V.1-procedure.’

2.5 Klagers hebben betrokkene met enige regelmaat geldbedragen betaald, voor het laatst op 28 oktober 2010. Het totaal van deze betalingen beliep € 1.200,--. Klagers hebben de relatie met betrokkene opgezegd door middel van het schrijven van een brief met de volgende inhoud:

“(woonplaats), 18 november 2010.

Geachte heer Y,

Door informaties te hebben ingewonnen bij diverse bronnen, waarbij op zijn zachtst gezegd, hebben ons een andere kijk op de zaken gegeven.

Hierbij delen wij je mede, dat wij de relatie met jou met onmiddellijke ingang als beëindigd beschouwen. Wij verzoeken je vriendelijk doch beleefd om geen persoonlijk, telefonisch of schriftelijk contact meer met ons op te nemen.

Wij hebben geen enkele contractuele binding met jou en accepteren daarom onder geen voorwaarde, dat je afspraken met derden maakt uit naam van ons.

Wij hebben inmiddels vernomen, dat jij nooit een voorschot van 2x euro 1.150,= aan de penningmeester van de werkgroep/Stichting  hebt betaald. Je hebt dus volstrekt ten onrechte van ons terugbetaling gevraagd van een bedrag van euro 2.300,= waarvan wij inmiddels euro 1.200,= (en dus volstrekt ten onrechte) aan jou hebben voldaan. Wij nemen je dit hoogst kwalijk en eisen daarom het door ons betaalde bedrag omgaand terug. Gelieve ervoor zorg te dragen, dat dit bedrag binnen 10 dagen op onze bankrekening nr. (nummer) staat bijgeschreven.

Wij vertrouwen, dat het je duidelijk zal zijn, dat wij geen enkele bemoeienis meer met jou willen hebben en zullen iedere poging tot contact met ons als een inbreuk op onze privacy beschouwen.

Met vriendelijke groet,

X”

2.6 Vervolgens heeft betrokkene klagers doen benaderen door mr. F (op briefpapier van “Legal Services1” te [plaats]) met een brief van 22 november 2010. Deze brief houdt het volgende in:

“Tot mij wendde zich de heer Y RA, u wel bekend.

Tussen u en de heer Y zijn bij meerdere gelegenheden, w.o. 26 juli 2010 en 24 oktober 2010, overeenkomsten gesloten, strekkende tot het veiligstellen/terugvorderen van de door u gedane investeringen inde u wel bekende Vastgoed B.V.1-groep (€ 230.000,--), Z/Finance1 c.s. (circa € 170.000,--), G (€ 20.000,--),  Investments1 (€ 15.000,--) en Dividend Fund1 (circa € 100.000,--).

Inzake de Vastgoed B.V.1-groep is een tarief overeengekomen van € 2.300,--, waarvan tot heden, nota bene via termijnbetalingen € 1.200,-- is betaald, zodat resteert € 1.100,-- plus een “succesfee ”

van minimaal € 53.500,--, zijnde 10-15 % over het te incasseren/veilig te stellen bedrag van € 535.000,--.

Om onbegrijpelijke en door u niet nader gemotiveerde en derhalve rechtens niet terzake doende redenen, heeft U eenzijdig voormelde overeenkomsten opgezegd, hetgeen betekent dat u wanprestatie pleegt en te dier voege schadeplichtig bent. Ten deze wordt dan ook aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, alsmede zeg ik u de wettelijke rente aan, met ingang van heden.

Ik verzoek en zonodig sommeer u dan ook om per omgaande de somma van € 1.265,-- (€ 1.100,-- plus 15 % incassokosten) over te maken op bankrekening (nummer) ten name van Services1, onder vermelding voormeld referentienummer.

Daarenboven bent u schadeplichtig voor wat betreft het eenzijdig opzeggen van voormelde overeenkomsten, waardoor u het voor cliënt onmogelijk hebt gemaakt de succesfee van minimaal € 53.500,-- te behalen, terwijl cliënt ruim 4 maanden werk en kosten voor u heeft verricht/gemaakt.

Gezien uw onrechtmatige en eenzijdige opzegging, waarbij u zelfs nog, over durfde te gaan tot terugvordering van € 1.200,-- , is cliënt niet bereid tot het verminderen van voormeld schadebedrag ad € 53.500,--.

Bij deze verzoek en zonodig sommeer ik u dan ook het bedrag ad € 53.500,-- voor 1 december

2010 over te maken op voormelde bankrekening.

Blijft U in gebreke, dan wordt ook over laatstgenoemd bedrag aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, alsmede heb ik opdracht u alsdan in rechte te betrekken, waarbij ik mij vrij acht (conservatoir) beslag te leggen op onroerend en roerend goed, bankrekeningen, fondsinvesteringen, etc.

Onder, namens cliënt, voorbehoud van alle rechten en weren,

Hoogachtend,

Mr. F ”

Deze brief werd door klagers beantwoord met een brief van 23 november 2010, inhoudende:

“Mijn vrouw en ik zijn nog nooit zo verbaasd geweest al s over de inhoud van uw brief van 22

november j.l. U bent kennelijk heel slecht op de hoogte van wat er werkelijk speelt en u hebt u voor een karretje laten spannen waar geen wielen onder zitten, zelfs geen vierkante.

Vastgoed B.V.1-groep.

Wij hebben regelmatig en duidelijk aangegeven niet mee te willen en kunnen draaien met procedures tegen de directie van de Vastgoed B.V.1fondsen. Wij hadden en hebben geen vertrouwen in de acties van de betreffende werkgroep, nu Stichting . En daarenboven, wij hadden en hebben daar het geld niet voor, dus accepteerden wij een eventueel verlies en hadden geen behoefte aan bemiddeling van wie dan ook. Het verzoek van de werkgroep/Stichting aan alle investeerders in de Vastgoed B.V.1fondsen was, om een bijdrage te leveren in de te maken kosten van 1 % van de investering. Dat was voor ons een bedrag van € 2.300, zijnde 1% van € 230.000, wat we nogmaals gewoon niet hebben. Y kon hier naar eigen zeggen wel een mouw aan passen. Het was zijn voorstel om dit  bedrag aan de werkgroep resp. Stichting voor te schieten, en hij bood ons aan dit bedrag in termijnen aan hem terug te betalen. Wij waren er wel een beetje verlegen mee. Als je je bedrijf hebt verkocht en denkt over een redelijk vermogen te beschikken, dan is het erg gênant om hulp van derden te moeten aanvaarden. Maar het aanbod werd met zoveel overtuiging gedaan en was zo genereus, dat wij besloten dit niet te weigeren. De door Y genoemde € 2.300 heeft dus niets, maar dan ook niets te maken met een vergoeding voor door hem geleverde diensten. Inmiddels is gebleken, dat Y dit bedrag helemaal niet heeft voorgèschoten en dus volstrekt ten onrechte terugbetaling van ons eist. Alleen al de suggestie, als zou dit bedrag plotseling zijn getransformeerd in een beloning voor bewezen diensten is te gek voor woorden. En wij kunnen dit aan de hand van de nodige documenten ook staven, rekent u daar maar op. Voor zover wij hebben betaald (tot nu toe € 1.200) eisen wij dit geld daarom terug en verzoeken u er zorg voor te dragen, dat het door ons betaalde bedrag binnen 14 dagen staat bijgeschreven op onze bankrekening. De door Y veronderstelde overeenkomst slaat helemaal nergens op. De voorstellen hiervoor zouden mevrouw C en wij nog krijgen en pas daarna zouden we hierover beslissen. Op 10 november j.l. stuurt Y. ons een email, waarin letterlijk staat: komende weekend ben ik bij hem (F), waarbij wij de kondities op papier zullen zetten en aan u voorleggen. Hoezo een rechtsgeldige overeenkomst. Die man zwamt uit zijn nekharen. En dan de "succes fee"! Waar haalt die man het vandaan zeg. Dit noemen wij ordinair een poging iemand een poot uit te draaien. Ongelofelijk. Nooit, maar dan ook nooit is er op enige manier sprake geweest van een met hem afgesloten overeenkomst voor de levering van diensten. Laat staan dat er gesproken zou zijn over, wat hij dan noemt een "succes fee". En dan het bedrag van € 535.000. Dit is de schaamteloosheid ten top! In de vertrouwelijkheid van een of twee gesprekken bij ons thuis hebben wij Y verteld, wat we zo langzamerhand aan het kwijtraken waren door beleggingen, welke op z'n zachtst gezegd niet datgene brachten, wat wij er van verwachtten. Nu gebruikt, of beter gezegd misbruikt hij deze informatie in een poging daar een slaatje uit te slaan. Hoe ziek van geest moet je zijn om dit te doen. En dan nog bij mensen, waarvan hij weet dat gezondheidsproblemen een grote rol spelen in hun dagelijks leven. Het is de schaamteloosheid ten top!

Z/Finance1 c. s.

Hij heeft een aantal keren gesuggereerd, dat hij het geïnvesteerde bedrag "wel even" terug zou

vorderen en wilde daar geen vergoeding voor hebben!! Hij hield erg veel van ons en gunde ons het geld van harte. Wat hem er toe beweegt om nu plotseling een vergoeding te vragen is ons een raadsel. Het door hem genoemde bedrag is overigens onjuist, maar niet relevant voor waar we het hier over hebben. Plus dat hij op geen enkele wijze zijn belofte waar kan maken, dat is ons wel duidelijk geworden. Ook met betrekking tot deze investering is er op geen enkele manier sprake geweest van een relatje opdrachtgever/opdrachtnemer. Het is werkelijk te gek voor woorden, dat hij suggereert als zou hij een door ons geïnitieerde prestatie moeten leveren, waar dan een beloning tegenover zou staan. Dit is echt klinkklare onzin!!

G

Hoe durft Y de naam van dit fonds zelfs maar te noemen! Er was door het fonds zelf allang met de investeerders overeengekomen, dat het fonds de uitbetalingen mocht opschorten in de verwachting, dat er vanaf volgend jaar weer kan worden uitgekeerd. Daar hadden we echt geen extern advies voor nodig.

Investments1

Hier geldt hetzelfde als bij G. Met als enige "prestatie" van de kant van Y een kopie van een artikel uit de Telegraaf, wat we zelf al in ons bezit hadden.

Dividend Fund1 (van ABN*AMRO)

Wie denkt Y wel dat hij is? Het is een beursgenoteerd fonds, waarvan alle informatie

publiekelijk bekend is. Alleen al de suggestie als zou hij aan die kennis nog iets toe kunnen voegen, wat dan ook nog een beloning waard zou zijn, is van een dergelijke ongekende brutaliteit, dat woorden te kort schieten. Y en wij zijn op geen enkel moment een zakelijke overeenkomst met elkaar aangegaan, op grond waarvan hij ook maar een cent bij ons zou kunnen declareren. Deze man achtervolgt ons op een dermate onheuse manier, dat wij iedere vervolgactie van zijn kant zullen aanmerken als een ernstige inbreuk op onze persoonlijke levenssfeer. Wij voelen ons belasterd, bedreigd en achtervolgd voor zaken, waar wij part noch deel aan hebben.”

2.7 Hierop heeft betrokkene klagers doen antwoorden door mr. G met een brief van 25 november 2010. Deze brief houdt het volgende in:

“Naar aanleiding van uw mailbericht van 24 november 2010 het volgende.

Uw gevoel voor humor is perfect en origineel, door mij te mailen naar de fabelen, sorry bijlagen te verwijzen. Dat u fabeltjes schrijft klopt inderdaad, nu hetgeen u stelt volstrekt in tegenspraak is met de door u bij diverse mails bevestigde afspraken met cliënt.

De verbazing van uw vrouw en u vallen in het niet bij de verbijstering van mijn cliënt over uw volstrekt ongeloofwaardig voormeld schrijven, dat stijf staat met tegenstrijdigheden en pertinente onwaarheden, zeker tegen de achtergrond van de (uitvoerige) correspondentie met mijn cliënt, inzake Vastgoed B.V.1/A c.s., de Werkgroep Vastgoed B.V.1Participanten1/Stichting, Mr D, dat een volledig ander beeld geeft dan het door U geschetste!

Zonder compleetheid na te streven, loop ik nog een aantal punten langs.

Vastgoed B.V.1-groep

Uw opmerkingen over het al dan niet mee willen doen met procedures tegen de directie van de

Vastgoed B.V.1fondsen zijn pertinent onwaar, waarbij U ondermeer zij verwezen naar uw (retour) gezonden contract(en) aan/van Mr. D (zie ook bijlage brief d.d. 6 augustus 2010 D/A), alsmede Uw e-mail d.d. 26 juli 2010 aan mijn cliënt, bevattend de zinsnede "Bij deze geef ik je dan ook alle volmachten".

Uw relaas over uw bijdrage ad € 2.300,-- bevestigt voorgaande nog eens, sterker nog, U heeft mijn cliënt het betreffende bedrag voor laten schieten (bevestiging J), zogenaamd omdat U geen fondsen voorhanden had! Uw nogmaals onbeschaamde "eis" om teruggave van € 1.200,-- wordt uiteraard terzijde geschoven.

Ten aanzien van de overeenkomst d.d. 24 oktober 2010 begint U wartaal uit te slaan. De afspraken zijn nota bene door mevr. X bij meerdere gelegenheden (schriftelijk) bevestigd, alsmede heeft de u bekende mevr. C haar in de overeenkomst genoemde € 500,-- overgemaakt. Er was en is een duidelijke (incasso)opdracht, gelimiteerd door u en mevr. C tot U beiden. Vanuit die opdracht heeft mijn cliënt gezocht naar een "no cure, no paysituatie", vandaar zijn bezoek aan mijn kantoor.

Over de "succesfee" heeft u zoveel gesproken, ook in aanwezigheid van andere personen, alsmede verwijzend naar de tussen u en cliënt gevoerde (bijna feestelijke) correspondentie over dit onderwerp, dat Uw huidige opvatting naar het "rijk der fabelen" kan worden verwezen.

Voor de goede orde, de (gematigde) "succesfee" ad € 53.500,-- slaat op het totaal van Uw investeringen (dus niet alleen Vastgoed B.V.1) ad € 535.000,--.

In de door u gememoreerde 2 uitvoerige gesprekken bij u thuis (cliënt moest zelfs bij u overnachten, zo laat werd het!) heeft cliënt naast herhaalde opdrachten uwerzijds alle (originele) documentatie ontvangen om zijn werk (het zoveel mogelijk veilig stellen/houden van uw investeringen) uit te kunnen voeren. Bovendien heeft cliënt zich enorm ingespannen om u uit uw (suïcidale) depressies te halen, een en ander voortkomend uit uw "klaagzang" over uw miljoenenverlies van gelden door een scheiding, volstrekte verkeerde investeringen, valutaspeculatie, etc. etc.

Dat U mijn cliënt nu verwijt "een slaatje eruit te slaan" is beneden elk peil. Uw verwijzing naar gezondheid doet daarbij merkwaardig aan, daar u kennelijk wel in staat bent om fabeltjes te schrijven.

Z/Finance1 c.s., G/nvestments1/  Dividend Fund1

De dossiers, ondermeer bevattende uitvoerige (originele) documentatie en correspondentie tussen betrokken partijen, spreken voor zichzelf en bevestigen dat u paniekvoetbal speelt en ook van alles verzint om onder uw verplichtingen uit te komen.

Een bewijs daarvoor is o.a. uw opmerking bij het punt Investments1, inhoudende dat "zijn enige prestatie een kopie van een artikel uit de Telegraaf zou zijn, wat U zelf al in Uw bezit had".

Welnu, tijdens uw luxe 5-weeks verblijf in Frankrijk, ontving u, teneinde u wat op te beuren, een kopie van een artikel uit de [plaats] Courant!

U ziet, als je veel aan elkaar fantaseert, dan raak je verstrikt in je eigen onwaarheden!

In deze context is het ook wel aardig om te melden, dat u inzake het zgnd. Dividend Fund1 mijn cliënt schriftelijk meldt, dat de door u gewenste wijzigingen in investeringen alleen waren en zijn toegestaan na goedkeuring/toestemming door/van mijn cliënt!!

Tenslotte, uw (slot)opmerkingen over "achtervolging", inbreuk op onze levenssfeer, etc." worden als onzinnig afgedaan, mede gegeven de (nog recente) uitvoerige correspondentie/kontakten, waarbij u, zoals nu blijkt, het niet zo nauw neemt met de feiten, hetgeen laster jegens mijn cliënt betekent.

Aldus, ik handhaaf namens cliënt al het gestelde in mijn schrijven d.d. 22 november 2010. U zult zonder nadere aankondiging in rechte worden betrokken.

Onder voorbehoud van alle rechten,

Mr F”

2.8 Op 26 november 2010 stuurde betrokkene een e-mail naar klagers, inhoudende:

“(Schriftelijke) bewijsvoering van mijn kant is overweldigend, w.o. handgeschreven opdracht i/z Z, waarbij Y onder meer schrijft dat hij de “curator en B verrot zou schelden bij enig kontakt met hen”!!

Ook je brieven aan A (je zou hem met de grond gelijk maken, etc.) en de Stchting (ik neem geen deel aan…..etc., alsmede geef mijn Euro 1.150,-- terug) zijn vermeldingswaard.

Gegeven voorgaande roep ik jullie nog een keer op voor a.s. zondag tot inkeer te komen, bij gebreke waarvan ik, voor zover nog niet gedaan “de onderste steen boven zal krijgen”en mr. F, zoals jullie heden hebben kunnen lezen, jullie meteen zonder nadere aankondiging in rechte zal betrekken, waarbij ik voor meerdere bewijsvoering geen enkel (schriftelijk) verhaal uitsluit (buurman, Spanje-geld, etc. etc.)

Ik heb jullie vele malen verteld/geschreven dat ik gelieg, hypocrietheid, etc. haat en dat altijd zal blijven bestrijden!!!

groet, Y”

2.9 Op 18 december 2010 stuurde betrokkene een e-mail naar klagers, inhoudende:

“Ja, het is moeilijk geconfronteerd te worden met de waarheid. bespreek dit es met je psychiater, die je wekelijks bezoekt. Wellicht helpt dat je genezingsproces.

Bijgaand doe ik je nog een e-mail aan “je vriend” D toekomen, waaruit je kunt opmaken dat je andere “vriend” A nog steeds met ze speelt. A.s. maandag hebben ze weer zo’n zinloze vergadering. de enige die het kan oplossen ben ik, je zult het zien.

groet, Y

PS Ik zou maar beginnen omgaand euro 1.100,-- plus 150,-- kosten over te maken, want je weet echt niet waar je aan begonnen ben! Over de rest mag je een voorstel doen, welke geste geldig is tot 23 december 2010 (Kerstgedachte??)

   X,

Inmiddels heeft Mevr. C haar 2e termijn ad euro 500,--, voortkomend uit de overeenkomst d.d. 24 oktober 2010 betaald, daarmede bewijzend dat er wel degelijk een overeenkomst is gesloten.

Inmiddels zijn Vastgoed B.V.1 en de Stichting veroordeeld tot het betalen van in eerste instantie euro 245.515,09 plus euro 15.913,20 (proceskosten, “weggegooid geld”)! Bovendien krijgen ze nog een nota van circa euro 300.000,-- (5e termijn), dit alles inzake C.V.1.

Jullie zien, de waarheid komt altijd boven drijven, dus voldoe maar per omgaande aan jullie (financiele) verplichtingen!

Mij in deze alle rechten en weren voorbehoudend, teken ik

met groet, Y RA”

2.10 In een e-mail van 29 december 2010 aan klagers, met als onderwerp “laatste kans”,  schreef betrokkene:

“Vandaag ontvang je de dagvaarding voor het betalen van mijn vordering plus incassokosten. Een van de belangrijkste elementen is, dat je naast je gebruikelijke scheldpartijen (niet alleen naar mij!), nimmer een concrete reden hebt aangegeven voor de contractsverbreking.

Los van bovenstaande zal in januari 2011 een claimprocedure worden gestart, vooralsnog te begroten op euro 100.000,-- wegens onrechtmatige contractsverbreking, alsmede smaad jegens mijn persoon!

Ton, nogmaals, je kunt je een hoop ellende en geld besparen door:

a.       Mijn uitstaande vordering plus incassokosten te voldoen.

b.       Excuses aan te bieden voor jouw handelwijze en die van (voornaam).

c.       Een voorstel te doen voor de door mij gevorderde dan wel te vorderen schadevergoeding.

Ik neem deze gelegenheid te baat jou en (voornaam), ondanks alles, een gezond en wijs 2011 toe te wensen.

groet, Y

PS Je klaagschrift bij de Accountantskamer ondersteunt alleen maar mijn claim jegens jou en (voornaam). Mevr. C heeft inmiddels, mede door jullie gedrag, een (aanvullende) claim ontvangen!”

2.11 In een e-mail van 6 januari 2011 aan klagers, met als onderwerp “voortgang”, schreef betrokkene:

“X,

Allereerst een gezond en zalig 2011.

Refererend aan je telefoongesprek d.d. heden met Mr. F het volgende.

Betaal nu gewoon aan Mr. F het bedrag van euro 1.250,-- (1.100 plus 150,-- incasso), dan hebben we in ieder geval weer een opening.

Je verhaal dat ik jouw ½ % contributie niet betaald zou hebben, wordt volledig weerlegd door de stukken van de Vastgoed B.V.1-participanten werkgroep/stichting  zelf!

Je zult zien, dat ik op alle fronten gelijk heb en krijg!! Eerlijkheid duurt altijd het langst!!

Voor de goede orde, van uitstel is geen sprake, sterker nog, een claim wacht jou voor zeker euro 53.500,-- plus rente en kosten plus een schadeclaim van euro 25.000,-- wegens laster en smaad. Je klacht bij de Accountantskamer (overigens eerst griffierechten betalen!!!) is een “lachertje” en onderbouwt eerder mijn schadeclaim jegens jou en (voornaam) (moeder overste, weet je nog!).

Tenslotte, de werkgroep/stichting heeft nog steeds niets bereikt en zal ook niets bereiken, sterker nog, een faillissement is onafwendbaar en voila, daar gaat je investering!. (zie brief A d.d. 17 december 2010 inzake C.V.1) Had je maar moeten luisteren!!!!!

Je scheldt iedereen uit, schreeuwt als een idioot (A, de werkgroep, B, de curator, etc. etc.) Kijk nu eerst eens in de spiegel!!!

Inzicht en verstand toegewenst,

Y”

2.12 Betrokkene heeft klager bij e-mail en per gewone brief een schrijven van 13 januari 2011 doen toekomen, met als inhoud:

“Refererend aan alle tot op heden tussen u en mij gevoerde correspondentie, documentatie, dossiers, etc., gaarne het volgende:

a.       De incassozaak (Legal Services1) inzake de uitstaande vordering van euro 1.100,-- plus incassokosten, spreekt voor zichzelf.

b.       Los van voorgaande belast ik u beiden bij deze vooralsnog, zonder uitputtend te zijn, voor een bedrag ad euro 100.000,-- (honderdduizend euro) excl. b.t.w. wegens gemaakte en te maken uren/kosten (incl. Acc.kamerprocedure ), derving succesfee en onrechtmatig handelen, alsmede smaad en laster jegens mijn persoon.

Terzake van punt b. heb ik beiden ruim de gelegenheid en tijd gegeven om tot een aanvaardbare oplossing te komen, waar u bewust geen gebruik van hebt gemaakt danwel hebt willen maken!

Ik geef u hierbij nog eenmaal de kans mij voor 20 januari 2011 een acceptabel voorstel te doen, bij gebreke waarvan ik onverwijld verdere gerechtelijke stappen jegens u beiden zal nemen.

Mij in deze alle rechten en weren voorbehoudend, teken ik

hoogachtend,

Y RA”

En in de begeleidende e-mail van 13 januari 2011 schreef betrokkene:

“X!

Zie attachment. Het afgelopen jaar heb ik veel over mijn kant laten gaan, daar de belangen van Vastgoed B.V.1-investeerders mijn eerste prioriteit waren. HET IS ECHTER GENOEG GEWEEST!

Inmiddels zijn de claims en vorderingen uitgegaan naar de Werkroep/Stichting, alsmede K. Het fraaie heerschap L zal ik op korte termijn strafrechtelijke laten vervolgen, etc. etc. NIEMAND KOMT AAN MIJN INTEGRITEIT!!, dat zul je wel merken bij de Acc.kamer procedure!

Afhankelijk van de komende tijd overweeg ik ook om jullie strafrechtelijk te laten vervolgen.

Bedenk wel: smaad en laster zijn strafbare feiten!!!

Ondanks alles een gezond en wijs 2011 toegewenst!

groet, Y”

2.13 Op 28 januari 2011 zond betrokkene een e-mail aan - onder anderen - klagers, met als inhoud:

“Vandaag strafrechtelijke aangifte gedaan tegen L, die op een onbeschofte wijze mij heeft getracht in een kwaad daglicht te stellen. Zoals jullie weten komt niemand aan mijn integriteit!

Groet, Y RA”

waarop door klagers per e-mail van 29 januari 2011 werd geantwoord met:

“U heeft blijkbaar een verschil met de heer L. Wij hebben niets maar dan ook niets met deze zaak te maken. Gelieve geen informatie betreffende deze zaak aan ons te sturen.”

Op een e-mail van 2 februari 2011 van betrokkene aan klagers met als onderwerp “stichting”, hebben klagers per e-mail van 2 februari 2011 gereageerd met:

“Geachte heer Y1, Uw correspondentie met de Stichting is Uw verantwoording. Gelieve geen copieen aan ons toe te sturen. Geen belangstelling. En laat u ons voortaan met rust.”

2.14 Hierop zond betrokkene op 7 februari 2011 een e-mail naar klagers met als inhoud:

“Voor de goede orde, mijn naam is Y en niet Y1! Voor het overige reageert u nogal verwarrend, daar het toch goed is te weten met welke feiten u geconfronteerd gaat worden in de tenminste euro 100.000,-- claimprocedure. Het lijkt mij niet meer dan billijk en eerlijk U van te voren mee te laten leven met uw onrechtmatig handelen in de afgelopen maanden! Vandaar, U zult mij niet kunnen verwijten dat “U het niet heeft geweten”!

Voor U info, tegen de heer B loopt een strafrechtelijk onderzoek, hetgeen Uw verhalen alleen nog maar erger maken.

Tenslotte, door Uw onrechtmatig en rauwelijks handelen zult u naar alle waarschijnlijkheid al uw investeringen in Vastgoed B.V.1 en Z verliezen, maar U heeft het er dan ook zelf naar gemaakt!! Oneerlijkheid laat zich altijd bestraffen. U hebt kansen genoeg gehad!!

met vriendelijke groeten, Y RA”

Deze e-mail werd door klagers beantwoord met een e-mail van 11 februari 2011, inhoudende:

“Voor de zoveelste keer vraag ik dringend geen e-mails aan ons te sturen. Zie brieven van 18 november 2010 en 2 december 2010. U blijf gewoon contact opnemen ondanks onze brieven. ik ga er vanuit dat dit uw laatste e-mail is.”

Hierop antwoordde betrokkene met een e-mail van 11 februari 2011, inhoudende:

“Welnee, ik heb de (maatschappelijke) plicht om U te informeren, zodat u zult inzien hoe belachelijk Uw gedragingen waren in de afgelopen tijd. Nu wel volwassen zijn en de gevolgen inzien. Begin maar eens om mijn euro 1.100,-- plus incassokosten te betalen en dan met mij te overleggen hoe de claim van euro 100.000,-- afgewikkeld kan worden. het is aan U de keuze, niks anders, ik laat mij niet belazeren en NIEMAND KOMT AAN MIJN INTEGRITEIT!!! Wees blij dat U nog een kans hebt!

groet, Y RA”

Daarop klagers antwoordden met een e-mail van 11 februari 2011, inhoudende onder meer:

“Ik verzoek u nogmaals geen e-mails aan ons toe te sturen.”

Op de onder 2.13 weergegeven e-mail van betrokkene aan klagers van 28 januari 2011 is door klagers nogmaals gereageerd, en wel met een e-mail van 13 februari 2011, inhoudende:

“De zaak tussen U en Hr. L is Uw probleem. Wat moet ik met dit bericht. Voor de zoveelste keer, verzoek ik u geen brieven meer te sturen.”

Hierop reageerde betrokkene met een e-mail van 13 februari 2011, inhoudende:

“Merkwaardig Uw reactie op een bericht van 28 januari 2011!!! Overigens was dit bericht wederom een signaal dat ik bij A ook B zeg en doet, alsmede aan te geven wat jullie met jullie gedragingen jegens mij nog te wachten staat. Onvoorstelbaar hoe jullie omgaan met waarden en normen. Inmiddels hebben jullie, volledig door eigens schuld, honderdduizenden euro’s verloren, danwel op de tocht gezet en dat alles om jullie “gevecht”voor euro 1.100,--. Een beetje volwassen mens komt tot inkeer en biedt excuses aan. Zo zit leven in elkaar en niet op een zielige manier iedereen de schuld geven voor jullie eigen wangedrag!

Groet,  Y RA”

Op een e-mail van 18 februari 2011 van betrokkene aan - onder anderen - klagers met als onderwerp “spoedbericht”, hebben klagers per e-mail van 18 februari 2011 gereageerd met:

“Voor de zoveelste keer vraag ik U geen post meer te sturen.”

Hierop reageerde betrokkene met een e-mail van 18 februari 2011, inhoudende:

“Jullie zien, dat de waarheid meer en meer boven water komt. Doe je voordeel er mee op en kom tot inzicht!

Prettig weekend, Y RA”.

2.15 In een e-mail van 19 februari 2011 schreef betrokkene aan - onder anderen - klagers het volgende:

“Van: Y RA

Aan: Vastgoed B.V.1Groep(specifiek C.V.1)-investeerders.

(woonplaats), 19 februari 2011

Onderwerp: voortgang Vastgoed B.V.1  Groep procedure.

Geachte Investeerder,

Gedurende mei, juni, juli 2010 heb ik 250 van de totaal 420 Vastgoed B.V.1-investeerders met zeer veel moeite kunnen bereiken.

Voornoemde 250 beleggers heb ik uitvoerig geïnformeerd over de "penibele" situatie bij de Vastgoed B.V.1  Groep/A c.s., ondermeer via mijn inmiddels fameuze brief d.d. 10 mei 2010.

Ultimo juli 2010 heb ik complete, juridisch goed onderbouwde dossiers, documentatie, correspondentie, etc. overgedragen aan D (Advocaten1), die op basis van mijn materiaal de Vastgoed B.V.1-procedure een juridisch vervolg zou geven. Tevens zou hij in samenwerking met de Werkgroep Vastgoed B.V.1Participanten/Stichting o.l.v. Mr.Drs. J RA en voormalig aannemer M, de nog niet bereikte 170 beleggers benaderen.

Behalve een veelbelovend schrijven aan A c.s. d.d. 6 augustus 2010, hebben D/de Stichting en later CVïnNood (N) tot op heden er "niets van gebakken" inzake een effectieve belangenhartiging van de Vastgoed B.V.1-investeerders, sterker nog, door hun amateuristische en uiterst zwakke optreden, hebben zij A c.s. volledig in de kaart gespeeld, dit alles ondanks mijn talloze (schriftelijke) waarschuwingen, aangevend dat hun aanpak de positie van de Vastgoed B.V.1-beleggers alleen maar verder zou uithollen, wat helaas bewaarheid is geworden!

Het onrechtmatig aan de kant zetten van mijn persoon, alsmede het volledig verlaten van de door mij uitgezette route naar een effectief resultaat t.b.v. de Vastgoed B.V.1-investeerders (zie mijn brief d.d. 10 mei 2010), hebben voor Vastgoed B.V.1-investeerdeers, met name de maatschap/cv-beleggers, desastreuze gevolgen, waarbij ik Guit/Wakende Ogen en in mindere mate CVinNood ernstig verwijt, dat ook zij Vastgoed B.V.1-investeerders niet, dan wel onvolledig, juist en bijtijds hebben geinformeerd!

Ondanks mijn erkende enorme inzet t.b.v. de Vastgoed B.V.1-investeerders(totaal uren/kosten euro 25.000,--) viel mij vanuit de Werkgroep/Stichting ondermeer het volgende ten deel:

a.       Een onbetaalde rekening sinds 30 augustus 2010 ad euro 9.527,50 (zie bijlage).

b.       4 compleet onzinnige klachten bij de Accountantskamer (Welling, A c.s., Wakende Ogen en X, welke laatste persoon ik zelfs van zelfmoordpogingen heb afgehouden!).

c.       Onrechtmatige uitzetting door de zichzelf benoemde bestuurders van de Werkgroep/Stichting in de Vastgoed B.V.1-procedure, waarbij voortzetting van mijn werk t.b.v. Vastgoed B.V.1-beleggers onmogelijk is en wordt gemaakt. Ook D heeft zich in voornoemd opzicht van zijn negatieve kant laten zien.

Sinds juli/augustus 2010 heb ik vanaf de zijlijn met lede ogen de absurde aanpak door de Werkgroep/Stichting/K/D (deze laatste met inmiddels circa euro 50.000,--gedeclareerde kosten!) moeten aanschouwen, daarbij bij voortduring beledigingen voor lief nemend. Echter, niemand komt aan mijn integriteit!

Situatie op dit moment

(…)

Totaal preferente vorderingen/rechten bij een totaal investering ad circa euro 20 miljoen bedraagt circa euro 8 miljoen, los van de beslagen op onroerend goed en bankrekeningen door de belastingdienst, aannemer, etc. Bij een faillissement/liquidatie van de 7 projecten (verwachte executie-opbrengst euro 8 miljoen) zullen maatschap/cv-beleggers al hun geld verliezen (circa euro 13 miljoen).

De Vastgoed B.V.1 Groep/A c.s. worden ondermeer met de volgende feiten geconfronteerd (reeds door mij onderkend en vastgelegd sinds 8 november 2009!):

a.       Onrechtmatige privé-onttrekkingen (miljoenen euro' s).

b.       Onterechte geclaimde en ontvangen b.t.w. (circa euro l.2 miljoen).

c.       Negatief eigen vermogen Vastgoed B.V.1 Groep sinds 2006/2007.

d.       Wanbeheer/beleid door A c.s., w.o. talloze keren overtreding wet Wft.

e.       affaire1, waarbij de door investeerders betaalde optiegelden (circa euro 500.000,--) in de privé-sfeer van A/O zijn "verdwenen"!

f.        Voornoemde beslagen, retentierechten, preferente (opeisbare) vorderingen voor tenminste euro 8 miljoen, alsmede voorgenomen faillissementsaanvragen door preferente schuldeiser(s) jegens ondermeer Vastgoed B.V.1 en de Stichting 2

g.       Te houden executoriale veiling o.g. C.V.1 d.d. 18 april 2011, in welk project (totaal investering circa euro 2.5 miljoen) voor euro 1.5 miljoen 1e hypothecaire rechten rust van HVO, alsmede een preferente (retentie) schuld van circa euro 700.000,--.

h.       Etc. etc. etc. etc. het is teveel om op te noemen.

Let wel, geachte Vastgoed B.V.1-investeerders, alle voornoemde punten zijn keihard juridisch bewijsbaar en waren in JULI 2010 volledig bekend bij de Werkgroep/Stichting    en D!!!, reden waarom toen is afgesproken onmiddellijk aktie te ondernemen, w.o. een kort geding(zie correspondentie D in augustus/september 2010). Echter, ondanks al mijn waarschuwingen, hebben voornoemde partijen zich volledig laten "inpakken" door het gemanipuleer van A c.s. en hun advocaten Van Atten/Van Oosten, iets waar deze laatsten nog steeds mee doorgaan (zie ondermeer de laatst gehouden "vergadering" C.V.1).

De Stichting  CVinNood/D gaan ondanks alles rustig door met het proberen bijeen te roepen van maatschap/cv-vergaderingen, teneinde Vastgoed B.V.1    als beherend vennoot af te zetten. Los van het feit dat dit nog zeker een jaar duurt voor alle maatschap/cv's, helpt het niets, daar het geen verandering brengt in de positie van de hypotheekhouders hvo en hvo 2, waar A het voor 100 % voor het zeggen heeft en vanuit die positie alle "macht" heeft over de 7 projecten.

Inmiddels wordt de positie van de maatschap/cv's met de dag financieel beroerder, met als start dat C.V.1-beleggers in de komende 2 maanden hun investeringen voor 100 % kwijt zijn en zelfs hvo-obligatiehouders een (groot) deel van de uitstaande euro 1.5 miljoen(euro 1.270 plus rente en kosten) kwijtraken. Zelfs K spreekt al over een "MISSION IMPOSSIBEL").

DAAROM, WERKGROEP VASTGOED B.V.1-PARTICIPANTEN/STICHTING/STICHTING CVinNOOD/MARCO GUIT, bedankt voor jullie "fantastisch" werk en "geweldige" resultaten, waardoor Vastgoed B.V.1- investeerders op korte termijn (nodeloos) forse verliezen zullen incasseren/lijden!

In augustus 2010 (7 maanden terug!) hadden we A c.s. al af kunnen stoppen!

Geachte Vastgoed B.V.1-investeerders, ondanks de huidige desastreuze situatie, ben ik, middels mijn aanpak, nog steeds in staat Uw investeringen (deels) veilig te stellen en te houden. Daarvoor zijn echter omgaand een aantal stappen nodig, te weten:

a. Initiatief/coördinatie terug bij Y RA, middels bestuurwisseling (zonder decharge) bij de Stichting, dan wel een kontrakt tussen de Stichting en Y, waarbij ik een uurtarief zal hanteren van euro 75,--/uur plus declarabele kosten.

b. Betaling van de sinds 30 augustus 2010 uitstaande en goedgekeurde faktuur ad euro 9.527,50 (Stichting ontvangt euro 4.750,-- b.t.w. retour). Het zou de heren J, M, P, Q en K sieren hier loyaal hun medewerking aan te verlenen!

c. D (Advocaten1 vooralsnog zijn urenkosten "bevriest" tot een substantieel positief resultaat t.b.v. investeerders is geleverd.

Mochten betrokken partijen geen medewerking willen verlenen, dan stel ik voor dat met name de C.V.1-investeerders, gezien de huidige urgentie, mijn rekening ad euro 9.527,50 betalen onder gelijktijdige aansprakelijkheidsstelling jegens de Werkgroep Vastgoed B.V.1-Participanten/ Stichting, zodat ik in ieder geval mijn aanpak kan voortzetten vanuit de huidige desastreuse situatie!

Uiteraard zult U, geachte Investeerders, zich afvragen ofmijn route/aanpak daadwerkelijk tot succes zal leiden. Mijn antwoord daarop is, gebaseerd op mijn (juridisch onderbouwd) materiaal, ik ervan overtuigd ben Uw investeringen (grotendeels) veilig te kunnen stellen en houden. Mijn werkplan ligt gereed, aldus, het is aan U de eerste stap te zetten!

Altijd bereid tot het geven van een nadere toelichting, teken ik

met hoogachting,

Y RA

(…)

Hierop antwoordden klagers met een e-mail van 22 februari 2011 als volgt:

“Geachte heer Y,

Voor de zoveelste keer verzoeken wij u geen contact met ons op te nemen, Zie aangetekende brief d.d. 18 november 2010.

Ik heb u eerder gevraagd ons e-mail adres uit Uw bestand te verwijderen.

In genoemde brief aan U staat duidelijk vermeld dat iedere poging tot contact met ons als een inbreuk op onze privacy beschouwen.”

Betrokkene reageerde hier weer op met een e-mail van 22 februari 2011, inhoudende:

“Geachte familie X,

U kunt, zoals u al eerder hebt aangegeven aan Mr. F en mij, de e-mail blokkeren. Van mijn kant uit zal ik uiteraard up-to-date houden, zodat u later niet kunt stellen dat “u het niet heeft geweten”. Aldus, beide partijen tevreden!

Groet, Y RA”

Klagers zonden hierop een e-mail naar betrokkene met de inhoud:

“Geachte heer Y,

Voor de zoveelste keer, GEEN E-MAILS MEER en ons e-mail adres niet doorgeven aan derden. Wij hebben eerder geblokkeerd en toch post via een andere provider ontvangen.”

2.16 Nadat klagers op 25 februari 2011 een mailwisseling hadden met een zekere R, zond betrokkene kort daarop, op dezelfde datum, een e-mail naar R met kopie aan klagers, inhoudende:

“Familie X,

Wederom een foutieve en hypocriete reactie, ditmaal aan de heer D. D heeft inderdaad circa 31.000,-- ontvangen, maar inmiddels bijna euro 55.000,-- gedeclareerd. Ondanks Uw zogenaamde emotionele situatie, waaronder zelfmoordneigingen/pogingen, waarvan ik u in de afgelopen maanden heb afgehouden, bent u kennelijk wel in staat voortdurende onzin te schrijven. Jammer, ik zou het zo goed voor u wensen, maar met name (voornaam) ((voornaam) is kennelijk te ziek) zal toch moeten inzien dat de feiten mij volledig gelijk geven!

Kom tot inkeer, sluit u aan bij mijn route, dan komt het misschien nog goed voor u, ook met uw andere investeringen ad euro 600.000,-- die u door “gokken” inmiddels bent kwijtgeraakt!

Groet, Y”

2.17 Op 27 februari 2011 zond betrokkene een e-mail met als onderwerp “misleiding Vastgoed B.V.1 investeerders” aan een aantal personen, met kopie aan - onder anderen - klagers, inhoudende:

“Mijne heren,

Uit de processtukken X/Y kwamen mij de verklaringen van mr. drs. J RA onder ogen, waarbij zijn eerste verklaring later weer werd “ingetrokken/gewijzigd” door een handgeschreven verklaring.

Ook hier zie je weer jullie continue misleidende en valselijke informatiestroom aan Vastgoed B.V.1-investeerders, slechts bedoeld om jullie eigen falen af te schermen.

Maar, zoals altijd, ook voor jullie “One day will come”!!

Y RA

PS Zelfs K begint fors aan jullie te twijfelen, is toch ook een teken aan de wand!”  

2.18 Tussen betrokkene en klager X liep inmiddels een procedure bij de Kantonrechter te Eindhoven, waarin betrokkene van hem betaling van € 1.100,-- vordert als (resterend) bedrag voor werkzaamheden, die door hem voor klager X zouden zijn verricht uit hoofde van een opdracht die aan betrokkene zou zijn verstrekt.

2.19 Bij beslissing van de Raad van Tucht van het Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) (hierna: Raad van Tucht) van 31 januari 1991 is een tegen betrokkene gerichte klacht over geuite insinuaties en taalgebruik gegrond verklaard. Er is toen geen maatregel opgelegd.

2.20 Bij beslissingen van de Raad van Tucht van 12 februari 1994 zijn twee afzonderlijke klachten tegen betrokkene gegrond verklaard. Deze klachten zien (onder meer) op het doen van grievende uitlatingen. In beide gevallen is aan betrokkene een berisping opgelegd. Deze beslissingen zijn op 12 oktober 1994 in hoger beroep bevestigd.

2.21 Bij beslissing van de Raad van Tucht van 15 januari 1996 is een tegen betrokkene gerichte klacht over het doen van grievende uitlatingen gegrond geacht. Aan betrokkene is daarbij opgelegd de maatregel van schorsing als registeraccountant voor de duur van 2 weken.

2.22 Bij beslissing van de Raad van Tucht van 29 april 1996 is een tegen betrokkene gerichte klacht over het doen van grievende en niet passende uitlatingen gegrond verklaard. Aan betrokkene is daarbij de maatregel van berisping opgelegd.

2.23 Bij beslissing van de Raad van Tucht van 19 december 1997 is een tegen betrokkene gerichte klacht over het doen van beledigende en ongepaste uitlatingen gegrond verklaard. Aan betrokkene is daarbij de maatregel opgelegd van schorsing als registeraccountant voor de duur van zes maanden. Deze beslissing is op 8 juni 1999 in hoger beroep bevestigd.

2.24 Bij beslissing van de Accountantskamer van 22 november 2010 is een tegen betrokkene gerichte klacht over het met uitlatingen schenden van de fundamentele beginselen integriteit en professioneel gedrag gegrond verklaard. Aan betrokkene is daarbij de maatregel opgelegd van doorhaling van de inschrijving in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra.

Betrokkene is van deze uitspraak in hoger beroep gekomen; hierop is nog niet beslist.

2.25 Bij beslissing van de Accountantskamer van 28 maart 2011 is wederom een tegen betrokkene gerichte klacht over het met uitlatingen schenden van fundamentele beginselen als bedoeld in artikel A-100.4 van de Verordening Gedragscode (RA’s) (hierna: de VGC) gegrond verklaard. Aan betrokkene is daarbij wederom de maatregel opgelegd van doorhaling van de inschrijving in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra. Betrokkene is ook van deze uitspraak in hoger beroep gekomen; hierop is nog niet beslist.

2.26 Zoals hiervoor onder 1.2.3 vermeld heeft de Accountantskamer bij uitspraak van 10 juni 2011 op verzoek van de voorzitter van het NIVRA de inschrijving van betrokkene in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra met onmiddellijke ingang tijdelijk doorgehaald.

2.27 Bij beslissing van de Accountantskamer van 17 juni 2011 is wederom een tegen betrokkene gerichte klacht over het met uitlatingen schenden van fundamentele beginselen als bedoeld in artikel A-100.4 van de Verordening Gedragscode (RA’s) (hierna: de VGC) gegrond verklaard. Aan betrokkene is daarbij - ook wederom - de maatregel opgelegd van doorhaling van de inschrijving in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra. Ook van deze uitspraak is betrokkene in hoger beroep gekomen; hierop is ook nog niet beslist.

3. De klacht

3.1 De klacht houdt in - naar de Accountantskamer heeft begrepen en zoals ter zitting door de gemachtigde van klagers bevestigd - dat betrokkene fundamentele beginselen als bedoeld in artikel A-100.4 van de VGC heeft geschonden door klagers en anderen te confronteren met een bombardement van e-mails met een onbetamelijke inhoud.

3.2 De grieven van klagers in dit verband luiden:

a.       dat de e-mails van betrokkene onjuistheden bevatten en met een accountant onwaardig taalgebruik zijn opgesteld;

b.      dat in die e-mails, met schending van betrokkenes geheimhoudingsplicht, aan anderen dan klagers mededelingen werden gedaan over de psychische gesteldheid van klagers;

c.       dat betrokkene zich in zijn geschriften ten onrechte presenteerde als redder in nood en voorwendde dat hij alle investeringen van klagers veilig zou kunnen stellen;

d.      dat betrokkene ten onrechte en op intimiderende wijze geldbedragen van klagers heeft geclaimd;

e.       dat betrokkene bedreigende en klagers niet aangaande berichten aan derden ongevraagd en zelfs tegen hun uitdrukkelijke wens aan klagers heeft gezonden.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RA is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het door klagers gestelde handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, had plaats na 1 januari 2007. Daarom moet dit worden getoetst aan de sindsdien vigerende Verordening Gedragscode (RA’s) (hierna: VGC) en wel in het bijzonder aan het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor accountants in business geldende) deel C daarvan.

4.3 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klagers is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Betrokkene heeft allereerst als verweer gevoerd dat de klacht niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de klacht een (gerechtelijke) incassoprocedure betreft en - zo begrijpt de Accountantskamer - klagers met het indienen ervan misbruik maken van tuchtrecht.

De Accountantskamer vermag echter niet in te zien dat uit het enkele feit dat betrokkene meent een vordering te hebben op klagers en deze ook in rechte opvordert, zou moeten volgen dat klagers misbruik maken van tuchtrecht door op de door hen hiervoor onder 3 vermelde gronden een tuchtklacht tegen betrokkene in te dienen. Het verweer wordt daarom verworpen.

4.5 Betrokkene heeft niet bestreden dat de inhoud van de hiervoor onder 2.4 tot en met 2.17 weergegeven e-mailberichten met zijn naam eronder van hem afkomstig is. Hij heeft de klacht in het algemeen wel betwist door te stellen dat hij al zijn (sociale) werkzaamheden ten behoeve van klagers in overleg met klagers zorgvuldig heeft uitgevoerd, daarbij de gedrags- en beroepsregels voor registeraccountants compleet in acht nemend, dat de houding van klagers jegens hem in de loop van november/december 2010 op een tot op heden onverklaarbare wijze voor 100 % is gewijzigd en voorts, dat hij op valselijke aantijgingen uiteraard op een directe, open en eerlijke wijze reageert.

4.6 De Accountantskamer overweegt met betrekking tot de klacht en hetgeen betrokkene daartegen heeft aangevoerd het volgende.

4.7.1 Wat betrokkene wordt verweten als hiervoor bij 3.2 onder a. vermeld, te weten dat zijn e-mails aan klagers (en anderen) onjuistheden bevatten en met een accountant onwaardig taalgebruik zijn opgesteld, is door betrokkene in het algemeen betwist als hiervoor onder 4.5 weergegeven en in het bijzonder door te stellen dat de correspondentie van klagers met derden (zoals B en A) ook onbetamelijk is getoonzet en dat hij, betrokkene, in zijn aanpak van Vastgoed B.V.1/A c.s. elke dag in het gelijk wordt gesteld.

4.7.2 Klagers hebben dit klachtonderdeel, voor zover daarin wordt gesteld dat de e-mails van betrokkene onjuistheden bevatten, niet dan wel onvoldoende van een feitelijke grondslag voorzien. Het klachtonderdeel onder a. is dan ook in zoverre ongegrond te achten.

4.7.3 In dit klachtonderdeel verwijten klagers betrokkene ook dat zijn e-mails met een accountant onwaardig taalgebruik zijn opgesteld. De Accountantskamer is wat dit element van klachtonderdeel a. betreft van oordeel dat het taalgebruik van betrokkene in de hiervoor onder 2.4 tot en met 2.17 weergegeven berichten hier en daar dermate grof is, dat dit zonder meer als schadelijk voor het accountantsberoep moet worden bestempeld en betrokkene daarmee dus heeft gehandeld in strijd  met het beginsel van professionaliteit als bedoeld in artikel A-150.1 van de VGC. Dat klagers  in hun correspondentie met anderen het ook niet altijd even nauw nemen met de betamelijkheid in hun taalgebruik, kan aan dit oordeel niet afdoen, reeds omdat klagers niet zijn onderworpen aan de gedrags- en beroepsregels waaraan betrokkene zich als registeraccountant wel had te houden. Het klachtonderdeel onder a. moet dan ook in zoverre wel gegrond worden verklaard.

4.8 Het klachtonderdeel als hiervoor bij 3.2 onder b. vermeld, te weten dat betrokkene in e-mails, met schending van zijn geheimhoudingsplicht, aan anderen dan klagers mededelingen heeft gedaan over de psychische gesteldheid van klagers moet ook gegrond worden verklaard. Dit behoeft, gelet op de inhoud van de hiervoor onder 2.15 en 2.16 weergegeven berichten van betrokkene - die ook aan anderen dan aan klagers waren geadresseerd - nauwelijks nadere toelichting. Met het laten uitgaan van deze e-mails heeft betrokkene immers laten blijken dat hij op generlei wijze aandacht heeft geschonken aan de aan hem te stellen eisen in het kader van het fundamentele beginsel van geheimhouding als bedoeld in artikel A-100.4 onder d. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-140 van de VGC.

4.9.1 Het klachtonderdeel onder c. inhoudende dat betrokkene zich presenteerde als redder in nood en voorwendde dat hij alle investeringen van klagers veilig zou kunnen stellen, wordt feitelijk ondersteund door de hiervoor onder 2.4 weergegeven, van betrokkene afkomstige e-mails. De Accountantskamer begrijpt dit klachtonderdeel tevens aldus dat betrokkene, nadat klagers hem in hun brief van 18 november 2010 (waarvan de inhoud hiervoor onder 2.5 is weergegeven) hebben gemeld niet meer van zijn diensten gebruik te willen maken, betrokkene zich daartegen heeft verzet en zich is blijven opdringen.

4.9.2 Dat het werkelijk veilig stellen van de investeringen van klagers uiteraard ingewikkelder is dan betrokkene het hier voorstelde, zo niet onmogelijk, is evident en brengt mee dat betrokkene zich ten onrechte aldus presenteerde. Een registeraccountant dient zich te onthouden van het wekken van overdreven verwachtingen ter zake van diensten die hij kan verlenen. Ook een zich als accountant opdringen aan een cliënt om deze van zijn diensten gebruik te laten maken is zonder meer een schending van wat een goed accountant betaamt. Een en ander is als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep aan te merken. Aldus heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-150 van de VGC. Het klachtonderdeel onder c. is dan ook gegrond te achten.

4.10.1 Het verwijt van klagers aan betrokkene, weergegeven onder 3.2 als klachtonderdeel d., te weten dat betrokkene ten onrechte en op intimiderende wijze geldbedragen van klagers heeft geclaimd, begrijpt de Accountantskamer aldus, dat het geen betrekking heeft op het door betrokkene bij klagers geclaimde bedrag, waarover een incassoprocedure is aangespannen, zoals hiervoor onder 2.18 vermeld, maar wel op andere door betrokkene bij klagers geclaimde bedragen.

4.10.2 In dit verband is komen vast te staan dat betrokkene:

-         op 22 november 2010 klagers heeft laten aanschrijven door mr. F (op briefpapier van ‘Legal Services1’ te [plaats]) met een claim van € 53.500,-- omdat zij het betrokkene onmogelijk zouden hebben gemaakt een “succesfee” van minimaal dat bedrag te behalen, daarbij dreigend met het leggen van “(conservatoir) beslag op onroerend en roerend goed, bankrekeningen, fondsinvesteringen, etc.” bij gebreke van betaling van dat bedrag (zie hiervoor onder 2.6);

-         op 25 november 2010 klagers opnieuw heeft laten aanschrijven door genoemde mr.  F met de mededeling al het gestelde in zijn schrijven d.d. 22 november 2010 werd gehandhaafd en dat klagers zonder nadere aankondiging in rechte zouden worden betrokken (zie hiervoor onder 2.7);

-         op 29 december 2010 klagers een e-mail heeft gezonden, waarin hij schreef dat in januari 2011 een claimprocedure tegen klagers zou worden gestart, “vooralsnog te begroten op euro 100.000,--, wegens onrechtmatige contractsverbreking en smaad” jegens betrokkene (zie hiervoor onder 2.10);

-         op 6 januari 2011 klagers een e-mail heeft gezonden, waarin hij schreef dat klagers een claim wachtte “voor zeker euro 53.500,-- plus rente en kosten plus een schadeclaim van euro 25.000,-- wegens laster en smaad” (zie hiervoor onder 2.11);

-         op 13 januari 2011 klagers een e-mail heeft gezonden, waarin hij schreef dat hij klagers vooralsnog, zonder uitputtend te zijn, belastte voor een bedrag van € 100.000,-- exclusief BTW, wegens gemaakte en te maken uren/kosten (inclusief de procedure bij de Accountantskamer), derving succesfee en onrechtmatig handelen, alsmede smaad en laster jegens zijn persoon en dat hij klagers nog eenmaal de kans gaf hem vóór 20 januari 2011 een acceptabel voorstel te doen, bij gebreke waarvan hij onverwijld verdere gerechtelijke stappen tegen klagers zou ondernemen (zie hiervoor onder 2.12);

-         op 7 en 11 februari 2011 klagers e-mails heeft gezonden, waarin hij schreef dat “het toch goed is te weten met welke feiten u geconfronteerd gaat worden in de tenminste euro 100.000,-- claimprocedure” en klagers aanraadde met hem te overleggen hoe de claim van € 100.000,-- afgewikkeld kon worden, daaraan toevoegend: “het is aan U de keuze, niks anders, ik laat mij niet belazeren en NIEMAND KOMT AAN MIJN INTEGRITEIT!!! Wees blij dat U nog een kans hebt!” (zie hiervoor onder 2.14).

4.10.3 Betrokkene heeft deze claim(s) op klagers nimmer, ook niet in de onderhavige tuchtprocedure, behoorlijk van enige grondslag (doen) voorzien. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat deze er niet is en dat betrokkene bedoelde bedragen ten onrechte van klagers heeft geclaimd. De bewoordingen waarvan betrokkene dit liet (en heeft laten) vergezeld gaan, moeten ook wel degelijk als intimiderend voor klagers worden aangemerkt. Ook op deze wijze heeft betrokkene het accountantsberoep in diskrediet gebracht en gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-150 van de VGC. Het klachtonderdeel onder d. moet daarom eveneens gegrond worden verklaard.

4.11.1 Wat betrokkene in het hiervoor onder 3.2 vermelde klachtonderdeel e. wordt verweten, te weten dat hij bedreigende en klagers niet aangaande berichten aan derden ongevraagd en zelfs tegen hun uitdrukkelijke wens aan klagers heeft gezonden, is door betrokkene niet betwist. Wel heeft hij dienaangaande gesteld dat hij alle relevante informatie voor klagers is en zal blijven sturen, opdat zij zich er niet op zullen kunnen beroepen dat zij “het niet hebben geweten” en voorts, dat klagers maar (hadden) moeten overgaan tot het blokkeren van zijn e-mails.

4.11.2 De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene door - in weerwil van de telkenmale door klagers gedane verzoeken daarmee op te houden - het aan klagers zenden van (onder meer hen niet aangaande) e-mailcorrespondentie te continueren, ver over de schreef is gegaan en wel in die zin, dat het moet worden aangemerkt als handelen dat het accountantsberoep in diskrediet brengt. Aldus is dat handelen in strijd met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-150 van de VGC. Het klachtonderdeel onder e. moet daarom eveneens gegrond worden verklaard. 

4.12.1 De hiervoor geconstateerde schendingen van de fundamentele beginselen geheimhouding en professioneel gedrag leveren telkens tevens op een handelen in strijd met artikel 33 Wet RA, in welk geval de Accountantskamer op grond van het bepaalde in artikel 2 Wtra een tuchtrechtelijke maatregel kan opleggen.

4.12.2 De Accountantskamer acht het woord- en taalgebruik van betrokkene in zijn correspondentie met klagers en anderen, zoals hiervoor ook al uiteengezet, hier en daar voor een accountant zonder meer ongepast. Dit kan betrokkene zwaarder worden aangerekend voor zover hij met dit ongepaste woord- en taalgebruik ook nog bleef doorgaan ná de hiervoor onder 2.24 vermelde uitspraak van de Accountantskamer van 22 november 2010.

4.12.3 De Accountantskamer rekent betrokkene voorts zwaar aan dat hij bij zijn gedragingen in zo’n ernstige mate de fundamentele beginselen heeft geschonden en dat hij zelfs in zijn uitlatingen jegens klagers heeft volhard, ook nadat deze daarover een klacht hadden ingediend. Betrokkene heeft er ook in de onderhavige procedure door hem ingebrachte geschriften geen blijk van gegeven dat hij werkelijk inziet dat hij ver over de schreef is gegaan en dat zijn taalgebruik zeer ongepast is. Een dergelijk gedrag is, evenals het dreigen met ongefundeerde claims, een accountant onwaardig.

4.12.4 De Accountantskamer houdt voorts rekening met de drie eerder aan betrokkene opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen van schriftelijke berisping en de vijf eerder aan betrokkene opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen van schorsing of doorhaling als registeraccountant, waaraan telkens een gelijksoortig verwijtbaar gedrag van betrokkene ten grondslag heeft gelegen.

4.12.5 Gezien de overeenkomsten tussen die eerdere tuchtzaken en de onderhavige klacht, ziet betrokkene kennelijk de ernst van zijn handelwijze niet in en meent hij daarmee voort te kunnen gaan. Dit duidt er niet op dat betrokkene het belang ervan inziet om het beroep van registeraccountant uit te oefenen in overeenstemming met de daarvoor geldende beroeps- en gedragsregels en wijst er voorts op dat tuchtrechtelijk toezicht hem evenmin kan weerhouden van het zich gedragen in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. De twee eerdere maatregelen van schorsing als registeraccountant (naar huidig recht te kwalificeren als een maatregel van tijdelijke doorhaling als bedoeld in sub d. van lid 1 van artikel 2 Wtra) hebben kennelijk onvoldoende invloed gehad. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat een nadere maatregel van tijdelijke doorhaling op het gedragspatroon van betrokkene onvoldoende effect zal hebben.

4.12.6 De Accountantskamer houdt er voorts rekening mee dat betrokkene bij in de onder 2.24, 2.25 en 2.27 weergegeven beslissingen de maatregel is opgelegd van doorhaling van de inschrijving in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra en dat daarbij de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven bij de eerste van de drie op 1 (één) jaar en bij de tweede en de derde op 10 (tien) jaren is bepaald, doch dat op het tegen die beslissingen door betrokkene ingestelde hoger beroep nog niet is beslist.

4.12.7 Al het vorenstaande in aanmerking nemende is de Accountantskamer van oordeel dat als sanctie op de gegrond geachte klacht wederom geen andere maatregel passend en geboden is dan die van doorhaling van de inschrijving in het register, bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra. Daartoe zal dan ook, gelet op artikel 33 van de Wet RA en artikel 2, lid 1, sub e. van de Wtra, worden overgegaan en daarbij zal de Accountantskamer de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven bepalen op 10 (tien) jaren.

4.13 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.14 Anders dan klagers verzoeken, biedt de Wtra geen grond voor een proceskostenveroordeling van betrokkene te hunner gunste. De Accountantskamer kan slechts  toepassing geven aan het bepaalde in lid 3 van artikel 23 Wtra, te weten dat betrokkene vanwege de gegrondverklaring van de klacht het van klagers geheven griffierecht ad € 70,00 aan klagers dient te vergoeden.

4.15 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

-         verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond in voege als hiervoor omschreven;

-         legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, welke doorhaling ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

-         bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 10 (tien) jaren;

-         verstaat dat de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

-         verstaat dat betrokkene aan klagers vergoedt het van hen geheven griffierecht ad € 70,00.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, prof. dr. mr. P.M. van der Zanden RA en mr. E.W. Akkerman, rechterlijke leden, drs. E.J.F.A. de Haas RA en J. Maan AA, accountantsleden, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 14 november 2011.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:                                     

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kunnen/kan klagers en/of  betrokkene, dan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s‑Gravenhage.