ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0203 Accountantskamer Zwolle 11/672 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0203
Datum uitspraak: 21-10-2011
Datum publicatie: 24-10-2011
Zaaknummer(s): 11/672 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:  Ongegronde declaratieklacht. Opschorting werkzaamheden terecht. Juiste uitvoering van loonadministratie door accountant.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

v an 21 oktober 2011 in de zaak met nummer 11/672 Wtra AK van

X ,

wonende te [plaats],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende, aan partijen wederzijds bekende stukken:

-          het op 31 maart 2011 ingekomen klaagschrift van 27 maart 2011, met bijlagen;

-          de op 25 mei 2011 ingekomen brief van 20 mei 2011, met bijlagen, van klager, inhoudende een nadere toelichting van de klacht;

-          het op 22 juni 2011 ingekomen verweerschrift van 21 juni 2011, met bijlagen.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 29 augustus 2011, waar aanwezig waren - aan de zijde van klager - X in persoon en - aan de zijde van betrokkene - Y AA in persoon, vergezeld van de heer A.

1.3 Partijen hebben op deze zitting hun standpunten toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is lid van de NOvAA en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent bij het kantoor 1 accountants en belastingadviseurs te [plaats] (hierna: 1).

2.2 Klager heeft in 2009 de accountantswerkzaamheden voor zijn bedrijf, 2 v.o.f., ondergebracht bij 1, alwaar betrokkene de verantwoordelijk accountant was voor die werkzaamheden. Deze werkzaamheden zouden bestaan uit samenstellingswerk, administratieve dienstverlening, het voeren van de loonadministratie, het verzorgen van diverse aangiftes en advieswerk, te beginnen met het samenstellen van de jaarrekening 2008.

2.3 Naar aanleiding van het in 2010 door klager niet betalen van alle hem door 1 gezonden declaraties, werd ter incasso daarvan een deurwaarder ingezet. Klager heeft daarop in een brief van 16 december 2010 aan 1 kritiek geuit op de door 1 geleverde prestaties en verzocht om een creditnota ter hoogte van meer dan ¾ van het totaalbedrag van alle door 1 aan klager gezonden declaraties.

2.4 Nadat overleg op 11 januari 2011 van klager met vertegenwoordigers van 1(onder wie betrokkene) niet tot een voor beiden bevredigend resultaat had geleid, heeft klager op 31 maart 2011 bij de Accountantskamer een klacht tegen betrokkene ingediend.

3. De klacht

3.1 De klacht houdt in dat de ingediende declaraties in geen verhouding staan tot de geleverde prestaties (en wel in zodanige mate, zo begrijpt de Accountantskamer, dat dit een schending oplevert van de voor betrokkene geldende gedrags- en beroepsregels).

3.2 De klacht behelst drie onderdelen, te weten:

-          betrokkene heeft ondanks de hoge declaraties daarvoor de jaarstukken nooit samengesteld;

-          door verkeerd handelen en/of door nalaten van betrokkene heeft klager ten onrechte niet verschuldigd loon en daardoor extra loonheffing moeten betalen ten behoeve van een ontslagen werknemer;

-          betrokkene heeft bij 3 de gegevens voor het opmaken van de jaarafrekening nooit ingediend, terwijl hij klager wel declaraties ter zake van jaarwerken heeft gezonden.

4. Beoordeling

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer vast dat het in de klacht aan betrokkene verweten handelen en/of nalaten zou hebben plaatsgehad na 1 januari 2007 en dat dit daarom moet worden getoetst aan de sindsdien vigerende Verordening gedragscode (AA’s) (hierna: VGC) en wel in het bijzonder aan het voor iedere accountant-administratieconsulent geldende deel A en het voor openbaar accountants-administratie-consulenten geldende deel B1 daarvan. Klager heeft geen concrete (gedrags- of beroeps)regel genoemd die door betrokkene zou zijn geschonden. De Accountantskamer begrijpt uit klagers stellingen dat hij beoogt aan de orde te stellen of het handelen van betrokkene strijd oplevert met (een of meer van) de fundamentele beginselen betreffende integriteit, deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 onder a., c. en e. (en nader omschreven in de hoofdstukken A-110, A-130 en A-150) van de VGC. Deze beginselen zullen dan ook de toetssteen dienen te vormen bij de beoordeling van de klacht en het daartegen gevoerde verweer.

4.2 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3.1 Het eerste onderdeel van de klacht ziet op het ondanks de hoge declaraties daarvoor door betrokkene niet samenstellen van de jaarstukken 2008 en 2009 voor betrokkenes onderneming. Klager heeft dienaangaande nog gesteld dat de administratie over 2008 reeds door zijn vorige accountant was gedaan.

4.3.2 Betrokkene heeft als verweer tegen dit eerste klachtonderdeel aangevoerd, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:

Wegens het ontbreken van informatie met betrekking tot een kredietovereenkomst met ABN AMRO hebben wij geen samenstellingsverklaring kunnen afgeven met betrekking tot de jaarrekening 2008. De schuld in rekening-courant aan ABN AMRO bedroeg ultimo 2008 bijna € 100.000. Ik heb klager in 2009 en 2010 meermalen verzocht ons de benodigde overeenkomst te verstrekken, maar hieraan werd toen geen gehoor gegeven. Het afgeven van een samenstellingsverklaring zonder voldoende inzicht te hebben in de kredietfaciliteiten (gestelde zekerheden etc.) is niet in lijn met de bestaande kwaliteitseisen en beroepsregels. Om verschillende redenen hebben wij veel werkzaamheden moeten verrichten om tot een correcte jaarrekening 2008 te komen. Bij het doorlopen van de administratie van 2008 bleek onder meer dat veel inkoopfacturen dubbel waren geboekt en dat op een verkeerde manier rekening werd gehouden met de omzetbelasting. Ook bleek bij het doorlopen van de saldilijst crediteuren dat veel nota's wel waren betaald, maar niet aanwezig waren. Andere administratieve gebreken zagen (onder meer) op de betalingen aan deurwaarders, de huur- en servicecontracten en de vervoermiddelen.

Omdat wij over het jaar 2009 een deel van de (salaris)administratie van klager hebben verzorgd, zijn over het jaar 2009 bedragen in rekening gebracht. Eén van de redenen waarom wij niet tot het afgeven van een samenstellingsverklaring hebben kunnen overgaan, is dat wij nog niet de benodigde antwoorden hadden gekregen met betrekking tot de vraagposten uit de grootboekmutatiekaarten. Door problemen met de betaling van onze facturen zijn onze werkzaamheden op een gegeven moment gestaakt.

Betrokkene heeft ter staving van dit betoog enige stukken (als bijlagen 1 tot en met 3) bij zijn verweerschrift overgelegd en heeft ter zitting nog verklaard dat de jaarstukken 2008 op 8 december 2009 gereed waren, met uitzondering van - zoals reeds vermeld -  voldoende inzicht in de kredietfaciliteiten. Voorts heeft betrokkene ter zitting verklaard dat aan het jaar 2008 veel (116) uren zijn besteed, zulks mede naar aanleiding van een controle van en in overleg met de Belastingdienst uit te zoeken verschillen tussen de urenstaten en de doorberekeningen aan opdrachtgevers.

4.3.3 De Accountantskamer is van oordeel dat klager, die het hiervoor weergegeven verweer van betrokkene niet heeft betwist, de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van het nalaten van betrokkene waarop dit klachtonderdeel ziet niet aannemelijk heeft gemaakt. Omdat klager op een zeker moment ophield met het betalen van de declaraties van betrokkene, kan betrokkene niet met recht worden verweten dat hij ophield met zijn werkzaamheden voor (het bedrijf van) klager. Klager heeft destijds ook niet geprotesteerd tegen de door betrokkene (per e-mail van 9 november 2009) aangekondigde opschorting van zijn werkzaamheden en hij heeft betrokkene al evenmin gevraagd naar de stukken om daarmee naar een andere accountant te gaan. Overigens oordeelt de Accountantskamer in beginsel niet over declaratiegeschillen, tenzij het gaat om zodanig buitensporige declaraties van de accountant, dat sprake zou zijn van het in diskrediet brengen van het accountantsberoep. Dit laatste is niet aannemelijk geworden. Het eerste klachtonderdeel moet dan ook ongegrond worden verklaard.

4.4.1 In het tweede klachtonderdeel wordt betrokkene verweten dat door verkeerd handelen en/of nalaten van betrokkene klager ten onrechte niet verschuldigd loon en daardoor extra loonheffing heeft moeten betalen ten behoeve van een ontslagen werknemer.

4.4.2 Betrokkene heeft als verweer tegen dit tweede klachtonderdeel aangevoerd, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:

In de administratie van het bedrijf van klager zijn wij op een gegeven moment een betaling tegengekomen aan een deurwaarderskantoor. Nadat wij om een nadere specificatie hadden verzocht, bleek het te gaan om een betaling met betrekking tot het ontslag van een bepaalde werknemer. Na enig onderzoek werd duidelijk dat in totaal ongeveer € 15.500,= aan loon door die werknemer was genoten zonder dat daarover loonheffing was afgedragen. Onze loonadministratie heeft dit bedrag vervolgens in 2009 gebruteerd. De loonstroken die klager als bijlage heeft overgelegd, zijn loonberekeningen die niet hebben geleid tot de afdracht van loonheffingen. Ook uit de administratie van de vorige accountant is gebleken dat over een deel van het door bedoelde werknemer genoten loon geen loonheffingen waren afgedragen.

Wij hebben, in tegenstelling tot hetgeen klager beweert, gezorgd voor een correcte afdracht van de loonheffingen. Van het onterecht laten betalen van niet-verschuldigd loon of loonheffingen is in het geheel geen sprake.

4.4.3 Klager heeft dit deel van zijn klacht - evenals het vorige - na weerspreking door betrokkene niet nader van een feitelijke grondslag voorzien. In het licht van wat hiervoor in rechtsoverweging 4.2 voorop is gesteld en gelet op wat hierover over en weer is aangevoerd, is de Accountantskamer dan ook van oordeel dat hetgeen klager betrokkene hier verwijt evenmin aannemelijk is geworden. In het bijzonder is niet aannemelijk geworden dat klager tweemaal € 3.500,= heeft betaald, laat staan dat dit op advies van betrokkene zou zijn gebeurd. Het tweede klachtonderdeel moet daarom eveneens ongegrond worden verklaard.

4.5.1 In het derde klachtonderdeel wordt betrokkene verweten dat hij bij 3 de gegevens voor het opmaken van de jaarafrekening nooit heeft ingediend, terwijl hij klager wel declaraties ter zake van jaarwerken heeft gezonden.

4.5.2 Betrokkene heeft als verweer tegen dit derde klachtonderdeel aangevoerd, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:

Aan het feit dat de voorschotnota's van 3 (voorheen 4) niet corresponderen met de exacte loonsom van 2009, verbindt klager ten onrechte de conclusie dat de exacte loonsom 2009 nooit door mij is opgestuurd. Mijn collega op de loonadministratie heeft in 2009 alle opgaven van het pensioenfonds nagekeken. Zij kwam tot de conclusie dat er werknemers op deze opgaven stonden die niet in dienst waren bij het bedrijf van klager. Eén en ander bleek te zijn veroorzaakt door het schoonmaakbedrijf van de broer van klager. Dat schoonmaakbedrijf maakte regelmatig gebruik van de inlogcode van het bedrijf van klager ter aanmelding van hun eigen personeel. Als gevolg ontving het bedrijf van klager rekeningen die deels voor het bedrijf van de broer van klager waren bestemd. In tegenstelling tot hetgeen klager beweert hebben wij wel de juiste loonsom 2009 elektronisch verzonden naar 4, thans 3. Mijn collega heeft daarbij de nodige uren moeten besteden aan het corrigeren van de opgaven aan het pensioenfonds.

Betrokkene heeft ter staving van dit betoog enige stukken (als bijlagen 6 en 7) bij zijn verweerschrift overgelegd.

4.5.3 Klager heeft dit onderdeel van zijn klacht - evenals de vorige onderdelen - na weerspreking door betrokkene niet nader van een feitelijke grondslag voorzien. In het licht van wat hiervoor in rechtsoverweging 4.2 voorop is gesteld en gelet op wat hierover over en weer is aangevoerd, is de Accountantskamer dan ook van oordeel dat hetgeen klager betrokkene hier verwijt evenmin aannemelijk is geworden. In het bijzonder is niet aannemelijk geworden dat betrokkene geen gegevens voor het opmaken van de jaarafrekening bij 4/ 3 heeft ingediend. Het derde klachtonderdeel moet daarom eveneens ongegrond worden verklaard.

4.6 Nu ook overigens niet is gebleken of aannemelijk geworden dat betrokkene in de onderhavige zaak heeft gehandeld in strijd met de voor hem geldende regelgeving, dient op grond van al het hiervoor overwogene als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en prof. dr. mr. P.M. van der Zanden RA, (rechterlijke leden), drs. E.J.F.A. de Haas RA en J. Maan AA, (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2011.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en/of betrokkene dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.