ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0188 Accountantskamer Zwolle 11/1 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0188
Datum uitspraak: 25-07-2011
Datum publicatie: 02-08-2011
Zaaknummer(s): 11/1 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond zonder maatregel
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Interne klachtafhandelaar tevens directeur/accountant is niet zelf tuchtrechtelijk aansprakelijk voor gedragingen waarvoor een behandelend accountant reeds tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden. Hij is wel verantwoordelijk voor een behoorlijke klachtafhandeling cfm. eigen klachtenregeling. In casu is deze klachtafhandeling niet behoorlijk geweest. Gegrond maar geen maatregel.  

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 25 juli 2011

in de zaak met nummer 11/1 Wtra AK van

X ,

wonende te (woonplaats),

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te ’s [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. A.M. Rottier.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het door het NIVRA doorgezonden en op 31 december 2010 ingekomen klaagschrift van 10 december 2010 met bijlagen;

-          de van klager op 14 januari 2011 ontvangen kopie van het klaagschrift van 10 december 2010, doch thans met alle daarbij behorende bijlagen;

-          het op 21 februari 2011 ingekomen verweerschrift van 18 februari 2011 met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 1 april 2011 waar zijn verschenen: klager in persoon en betrokkene, bijgestaan door mr. A.M. Rottier, advocaat te ‘s Hertogenbosch.

1.3 Klager en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is sedert 1 januari 2009 werkzaam als directeur accountancy bij  Accountants B.V.1 te ’[plaats] (hierna: Accountants B.V.1). Vanaf 2003 heeft Accountants B.V.1 ten behoeve van de vier vennootschappen van klager, B.V.1, B.V.2, B.V.3en B.V.4, de financiële verslaglegging alsmede de aangiften vennootschapsbelasting voor de fiscale eenheid verzorgd.

2.2 Klager heeft met Accountants B.V.1 afgesproken dat het kantoor de jaarrekeningen van zijn 4 besloten vennootschappen voor het jaar 2007 zou opstellen op grondslag van de offerte van Accountants B.V.1 van 19 januari 2007. Over de kosten zijn in de offerte afspraken gemaakt en de jaarrekeningen zouden voor 1 maart 2009 gereed zijn om tijdig te kunnen worden gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Wat betreft de relevante periode werden de geoffreerde werkzaamheden feitelijk uitgevoerd door de assistent accountant A, tot medio 2010 onder verantwoordelijkheid van B RA en vanaf medio 2010 onder verantwoordelijkheid van C RA.

2.3 In april 2009 ontving klager aanzeggingen van de betrokken Kamer van Koophandel omdat de jaarstukken 2007 nog niet waren gedeponeerd.

2.4 Per e-mail van 8 mei 2009 heeft A de concept-jaarstukken 2007 met vragen en opmerkingen ten behoeve van de definitieve afwikkeling 2007 aan klager gezonden.

2.5 In september 2009 heeft klager in verband met nog openstaande facturen € 155,- overgemaakt en een bedrag ad € 250,- betaald voor meerwerk dat de accountant volgens klager in rekening mocht brengen zonder overleg.

2.6 Bij brief van 10 november 2009 heeft klager bij betrokkene een klacht ingediend. Klager heeft betrokkene in die brief er op gewezen dat hij nog niets had gehoord van A met wie hij in september 2009 had gesproken over het probleem dat de jaarstukken 2007 niet tijdig gereed waren, respectievelijk niet afgeleverd werden vanwege openstaande nota’s. Hij heeft betrokkene daarbij aansprakelijk gesteld voor de te late levering met het oog op zijn bestuurdersaansprakelijkheid.

2.7 Deze brief van 10 november 2009 is als klacht opgenomen in het ‘electronisch dossier’ van Accountants B.V.1. In de maandanalyse van Accountants B.V.1 over november 2009, van 16 december 2009 is dienaangaande opgenomen:

‘Nieuwe klachten

(…)

‘Klacht aangezien de jaarrekening te laat is aangeleverd en de kosten veel te hoog waren. D en A hebben een afspraak gehad bij de klant. D heeft een voorstel gedaan richting de klant maar heeft hier nog geen reactie op ontvangen. D neemt contact op met klant’. (…).’

In de maandanalyse over januari 2010, van 21 februari 2010 is dienaangaande opgenomen:

Klachten (openstaande klachten >30 dagen)

‘(…)

Klacht aangezien de jaarrekening te laat is aangeleverd en de kosten veel te hoog waren. D en A hebben een afspraak gehad bij de klant. D heeft een voorstel gedaan (voostel op basis van opdrachtbevestiging, openstaande nota’s en meerwerk) richting de klant maar heeft hier nog geen reactie op ontvangen. D neemt contact op met E om na te gaan hoe nu verder aangezien klant ter incasso ligt?’

En in de maandanalyse van Accountants B.V.1 over februari 2010, van 16 maart 2010 is dienaangaande opgenomen:

Openstaande klachten>30 dagen

(…)

D heeft een voorstel gedaan (voostel op basis van opdrachtbevestiging, openstaande nota’s en meerwerk) richting de klant maar heeft hier nog geen reactie op ontvangen. Klant heeft ons op 5 maart 2010 een brief gestuurd aangezien hij nog geen jaarstukken ontvangen heeft. Tevens deelt de klant ons mede naar een andere accountant over te stappen. (…).’

2.8 Bij brief van 4 maart 2010 heeft klager betrokkene erop gewezen dat hij nog geen antwoord had gekregen op de brief van 10 november 2009. Voorts, heeft hij medegedeeld geen prijs meer te stellen op levering van de jaarstukken 2007, om terugbetaling van betaalde nota’s en een vergoeding van € 2.000,- voor het ongemak verzocht en verzocht de zaak verder te laten rusten. Tenslotte heeft hij medegedeeld ‘dan een andere accountant de zaken te laten afwerken’.

2.9 Betrokkene heeft bij brief van 23 maart 2010 klager geantwoord. Betrokkene heeft daarbij medegedeeld het besluit van klager tot intrekking van de opdracht te respecteren, niet aan het verzoek van klager tot terugbetaling en vergoeding voor ongemak tegemoet te zullen komen en niet bereid te zijn de jaarstukken 2007, die wel in concept aan klager waren uitgebracht, definitief op te stellen voordat klager alle openstaande bedragen zou hebben betaald. In de brief is ook opgenomen dat niets klager in de weg stond of heeft gestaan om de voorlopige cijfers te deponeren. Hierna heeft Accountants B.V.1 de vennootschappen van klager tot betaling doen dagvaarden.

2.10 Op 24 november 2010 hebben partijen met elkaar over een regeling van hun geschil gesproken. Klager beschikte toen nog steeds niet over de (definitieve) jaarrekeningen 2007. Het gesprek heeft niet tot resultaat geleid.

Enige tijd later heeft Accountants B.V.1 om haar moverende redenen haar vordering in rechte ingetrokken. Op 10 december 2010 heeft zij coulancehalve alsnog de jaarrekeningen 2007 definitief opgemaakt en aan klager ter beschikking gesteld.

3. De klacht

3.1 Klager verwijt betrokkene:

a. dat hij pas na een half jaar heeft gereageerd op de aangetekende brief van 10 november 2009;

b. dat klager van zijn accountant nooit bericht heeft gekregen hoe hij voort zou moeten gaan met zijn administratie, dat deze het tijdig deponeren van de jaarstukken niet serieus neemt en dat de definitieve jaarstukken 2007 ontbreken waardoor een andere accountant de werkzaamheden niet kan voortzetten, wat leidt en heeft geleid tot oplegging van  boetes door de Belastingdienst. Klager vindt dat betrokkene zijn zorgplicht heeft geschonden.

4. De gronden van de beslissing

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RA is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 De Accountantskamer stelt vast dat het verweten handelen en/of nalaten van betrokkene betrekking heeft op de periode ná 1 januari 2007 zodat dit moet worden getoetst aan de sedertdien geldende Verordening gedragscode RA’s (hierna: VGC) en wel in het bijzonder aan het voor alle registeraccountants geldende deel A daarvan.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4.1 Ingevolge de artikelen A-100.2 en A-100.4 VGC neemt een registeraccountant een vijftal fundamentele beginselen in acht, waaronder het beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Op grond van dit in artikel A-100.4 onder c. opgenomen beginsel (en nader omschreven in hoofdstuk A-130 van de VGC) , dient betrokkene bij het verlenen van zijn professionele dienst zorgvuldig te handelen.

4.4.2 Voor zover klager zich beklaagt over de niet-tijdige afhandeling van afgesproken werkzaamheden (en de gevolgen daarvan), klachtonderdeel b., is onbetwist gebleven dat de bij het kantoor werkzame registeraccountants B RA dan wel C RA daarvoor verantwoordelijk waren. Niet gebleken is dat betrokkene in zoverre in persoon werkzaamheden voor klager heeft verricht of daarvoor de direct verantwoordelijke accountant is geweest. Zijn enkele hoedanigheid van directeur levert onvoldoende grond op om hem voor de onder de directe verantwoordelijkheid van een andere accountant/kantoorgenoot verrichte beroepshandelingen, voor zover in onderhavige klacht aan de orde gesteld, tuchtrechtelijk verantwoordelijk te kunnen houden. Reeds hierom is de klacht, voor wat betreft onderdeel b., ongegrond.

4.5.1 Onbetwist is voorts gebleven dat betrokkene pas door de brief van 10 november 2009 van klager bij de kwestie betrokken is geraakt, en wel voor zover het de interne behandeling van de klacht van klager betrof. Bij dergelijke werkzaamheden handelt betrokkene in het kader van zijn beroepsuitoefening, zodat dit handelen op de voet van artikel 33 Wet RA aan tuchtrechtspraak onderworpen is .

Het nalaten van een klachtfunctionaris om een klacht (al dan niet in strijd met de eigen klachtregeling) adequaat te begeleiden en af te handelen kan onder omstandigheden in strijd komen met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de VGC. [1]

4.5.2 Naar ter zitting is gebleken, heeft betrokkene de brief van 10 november 2009 aangemerkt als een bij zijn kantoor ingediende klacht, maar heeft hij klager in strijd met de klachtenregeling van het kantoor geen ontvangstbevestiging gestuurd. Betrokkene heeft weliswaar gesteld dat de heer D van zijn kantoor contact met klager zou hebben opgenomen, maar dit wordt door klager betwist, terwijl uit het dossier van betrokkene het tegendeel niet, althans onvoldoende is gebleken. Immers, in opvolgende maandelijkse verslagen is steeds opgenomen dat de heer D een dergelijke actie zou ondernemen, terwijl in die verslagen op enig moment niet is opgenomen dat hij dat ook daadwerkelijk heeft uitgevoerd. Van betrokkene had als de verantwoordelijke accountant voor de klachtafhandeling verwacht mogen worden dat hij had gecontroleerd of zijn medewerker daadwerkelijk met klager contact had opgenomen. Van een zorgvuldig handelend klachtenfunctionaris had voorts mogen worden verwacht, hetgeen - zoals naar de Accountantskamer heeft begrepen - ook in de eigen klachtenregeling is opgenomen, dat betrokkene kort na het indienen van de klacht klager een ontvangstbevestiging had doen toekomen en hem van het verloop van de klachtafhandeling op de hoogte zou hebben gehouden.

4.5.3 Evenmin is gebleken of, en zo ja op welke wijze, de klacht voorts op grondslag van de klachtenregeling van [Accountants B.V. 1] is behandeld.

Hoewel klager in de brief van 10 november 2009 zijn zorg in verband met het uitblijven van de jaarrekeningen 2007 heeft uitgesproken, is een tijdige en zorgvuldige reactie jegens klager daarop uitgebleven. Te dier zake heeft betrokkene nog aangevoerd, dat de zorg van klager niet geheel terecht was, omdat klager ook de conceptjaarrekeningen 2007, waarover hij sedert mei 2010 beschikte, had kunnen deponeren. Dat was klager echter, zo heeft deze ter zitting onbetwist naar voren gebracht, niet eerder bekend gemaakt dan in de brief van betrokkene aan hem van 23 maart 2010. Van betrokkene had met het oog op een adequate klachtafhandeling mogen worden verwacht dat hij klager spoedig op de hoogte had gesteld van zijn visie omtrent deponering van conceptjaarstukken, nu blijkens de klachtbrief klager daarvan kennelijk niet op de hoogte was. Door zulks pas ruim 4 maanden later te doen, heeft hij ter zake niet zorgvuldig gehandeld.

4.5.4 Het vorenstaande brengt met zich dat klachtonderdeel sub a. gegrond is.

4.6 Voor het opleggen van een maatregel ziet de Accountantskamer echter geen aanleiding omdat betrokkene, nadat hij naar aanleiding van de brief van klager van 4 maart 2010 had geconstateerd dat de behandeling van de klacht door de onder zijn verantwoordelijkheid werkende medewerkers van het kantoor onvoldoende zorgvuldig en voortvarend ter hand was genomen, kort daarop middels de brief van 23 maart 2010 zelf actie heeft ondernomen. Klager heeft bovendien niet aangetoond dat hij na 10 november 2009 daadwerkelijk nadelige gevolgen van het te laat deponeren heeft ondervonden. Bovendien neemt de Accountantskamer daarbij in acht dat Accountants B.V.1 om haar moverende redenen de incasso van de door klager onbetaald gelaten factuurbedragen heeft gestaakt en alsnog de definitieve jaarstukken 2007 heeft opgemaakt en aan klager kosteloos ter hand gesteld.

4.7 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer :

●   verklaart de klacht vermeld in overweging 3.1 onder a. gegrond, zoals hiervoor omschreven;

●    verklaart de klacht vermeld in overweging 3.1 onder b. ongegrond;

●   legt ter zake geen maatregel op.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. H. de Hek en E.F. Smeele (rechterlijke leden) en drs. E.J.F.A. de Haas RA en J. Maan AA (accountantsleden) en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2011 in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en   betrokkene dan wel de voorzitter van het NIVRA of de NOVAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.


[1]   Zie onder meer de uitspraak van de Accountantskamer van 3 januari 2011, Wtra 2010/981, YH0125.