ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0180 Accountantskamer Zwolle 11/21 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0180
Datum uitspraak: 24-06-2011
Datum publicatie: 24-06-2011
Zaaknummer(s): 11/21 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht te laat, n.l. meer dan 3 jaar na wetenschap van gedraging, ingediend en derhalve niet-ontvankelijk.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 24 juni 2011

in de zaak met nummer 11/21 Wtra AK van

X ,

wonende te (woonplaats),

K L A G E R ,

raadsman: P.O. Minczeles CB,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsvrouwe : mr. N.E.N. de Louwere.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 11 januari 2011 en 7 februari 2011 ingekomen klaagschrift van 7 januari 2011 met bijlagen;

-         het op 21 februari 2011 ingekomen verweerschrift van 18 februari 2011 met bijlagen;

-         het op 3 maart 2011 ingekomen nadere klaagschrift van 25 februari 2011 met bijlagen;

-         de ter zitting door klager met instemming van betrokkene overgelegde bijlage.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 1 april 2011 waar zijn verschenen klager in persoon, bijgestaan door P.O. Minczeles CB, en betrokkene in persoon, bijgestaan door mr. N.E.N. de Louwere, advocaat te Waalre.

1.3 Klager en betrokkene hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is werkzaam bij Accountants & Belastingadviseurs1  te [plaats] (hierna: Accountants & Belastingadviseurs1). Hij verzorgde de samenstelling van de jaarrekening en de loonadministratie van de besloten vennootschappen van klager, B.V.1 (hierna: B.V.1) en B.V.2 (hierna: B.V.2). Deze vennootschappen zijn op 2 februari 2005 respectievelijk op 27 april 2005 in staat van faillissement verklaard.

2.2 Op het moment van het faillissement van B.V.2 op 27 april 2005 was de jaarrekening 2003 van B.V.2, vanwege het ontbreken van benodigde stukken, nog niet door betrokkene uitgebracht.

2.3 In een brief van 9 augustus 2005 heeft klager aan de curator laten weten dat hij geen stukken van B.V.2 in zijn bezit had en dat hij dacht dat de spullen bij Accountants & Belastingadviseurs1 zouden zijn. Bij brief van 22 augustus 2005 heeft de curator klager als bestuurder van de failliet aansprakelijk gesteld vanwege het ontbreken van een (bijgehouden) boekhouding.

In een brief van 31 augustus 2005 aan de curator heeft klager vermeld zich ingespannen te hebben om de boekhouding van B.V.2 boven water te krijgen maar dat betrokkene steeds weer op het onderwerp ‘openstaande betalingen’ terugkwam. Per e-mail van 20 april 2009 heeft de advocaat van klager betrokkene verzocht om overlegging van de boekhouding van B.V.2 tot aan de faillissementsdatum. In een e-mail van 14 februari 2011 heeft klager zijn raadsman in onderhavige procedure bericht dat betrokkene vanaf 2005 de boekhouding niet heeft afgegeven omdat er een rekening openstond en dat betrokkene eind 2005 had gemeld dat hij geen boekhouding in zijn bezit had.

2.4 De curator heeft eind 2008 beslag laten leggen op panden van klager omdat klager voor wat betreft B.V.2 niet voldaan had aan zijn boekhoudverplichting en als bestuurder aansprakelijk werd gesteld voor het totale bedrag aan schulden in het faillissement van de failliet.

2.5 Op 8 juli 2009 heeft klager betrokkene een ordner ter hand gesteld. Uit de daarbij gaande aanbiedingsbrief blijkt dat de ordner stukken met betrekking tot de administratie over de periode 2004 en 2005 van B.V.2 bevatte. Deze gegevens heeft betrokkene direct ten behoeve van de curator verwerkt.

2.6 Bij de curator zijn niet ingebracht de declaraties van betrokkene voor verleende diensten.

2.7 Klager heeft tegen betrokkene een klacht ingediend bij brief van 27 mei 2010 bij de klachtencommissie NIVRA-NOvAA. De klacht is buiten verdere behandeling gelaten omdat deze niet binnen de daarvoor geëigende termijn was ingediend.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht ligt, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klager gegeven toelichting, het verwijt dat betrokkene in 2005 niet alle boekhoudkundige stukken heeft overgelegd die voor klager in het kader van de aansprakelijkheid als bestuurder in het faillissement van B.V.2 bevrijdend hadden kunnen werken. Hierdoor zou betrokkene onzorgvuldig hebben gehandeld.

4. De gronden van de beslissing

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet AA is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen, op de voet van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)  onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Betrokkene heeft primair een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van de klacht jegens hem, zulks op grond op het bepaalde in artikel 22, eerste lid Wtra. De Accountantskamer overweegt met betrekking tot dit verweer van betrokkene en het door klager daartegenover gestelde als volgt.

4.3. Ingevolge artikel 22, eerste lid Wtra kan bij een vermoeden van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 51, eerste lid Wet AA een klacht worden ingediend binnen drie jaar na de constatering van het handelen of nalaten van een accountant-administratieconsulent en neemt de Accountantskamer de klacht niet in behandeling indien tussen het moment van het handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar is verstreken. Indien één van beide termijnen is overschreden, dient de klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.4.1  Klager heeft betoogd dat betrokkene in 2005 niet meegewerkt heeft aan het overleggen van boekhoudkundige informatie van B.V.2 en dat de klacht niet te laat is ingediend omdat hem pas in 2009, na de sommatie van betrokkene door zijn advocaat, is gebleken dat betrokkene in 2005 wel beschikte over de benodigde informatie.

Dienaangaande overweegt de Accountantskamer het navolgende.

4.4.2 Dit betoog van klager vindt geen steun in de overgelegde stukken. Uit deze stukken volgt juist dat klager zich van meet af aan op het standpunt heeft gesteld dat betrokkene al in 2005 over de desbetreffende stukken beschikte en toen ten onrechte weigerde die stukken te bewerken. De Accountantskamer verwijst in dit verband naar de in rechtsoverweging 2.3 aangehaalde brief van klager aan de curator van 31 augustus 2005. Voorts heeft klager in het klaagschrift nog gesteld:

‘Beklaagde weigerde medewerking en overlegging van welke bescheiden dan ook zulks op grond van het feit dat klager, dan wel de gefailleerde vennootschappen, declaraties van beklaagde onbetaald liet’

en in het aanvullende klaagschrift, met verwijzing naar de in overweging 2.3 genoemde brieven van 9 augustus 2005, 22 augustus 2005, 31 augustus 2005 en de e-mailberichten van 20 april 2009 en 14 februari 2011:

‘vaststaat dat het beleid was van beklaagde (betrokkene in deze procedure, Accountantskamer) om niets te verstrekken. Pas na herhaald aandringen van klager komt beklaagde mondjesmaat met informatie’.

Bij de klachtencommissie heeft klager dienaangaande naar voren gebracht dat betrokkene geen medewerking heeft verleend, omdat klager nog openstaande rekeningen bij hem zou hebben.

Het hiervoor weergegeven standpunt van klager is dan ook niet te verenigen met zijn betoog dat hem pas in 2009 is gebleken dat betrokkene in 2005 wel beschikte over de benodigde informatie. De Accountantskamer gaat dan ook aan dit betoog voorbij.   

4.4.3 Nu klager aan zijn klacht ten grondslag heeft gelegd dat betrokkene in 2005 niet heeft meegewerkt aan het leggen van boekhoudkundige informatie en uit zijn eigen stellingen volgt dat hij daarvan al in 2005 kennis droeg , kan er van worden uitgegaan dat hij in 2005 het aan betrokkene verweten handelen heeft geconstateerd. Gerekend vanaf dat jaar heeft klager het klaagschrift meer dan drie jaar later ingediend. Om deze reden dient de klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.5 Ten slotte overweegt de Accountantskamer ten overvloede dat ook niet gebleken is dat betrokkene onzorgvuldig heeft gehandeld inzake het verstrekken van boekhoudkundige stukken. Er is geen enkele aanwijzing voor de juistheid van de stelling van klager dat betrokkene in 2005 de bewuste boekhoudkundige informatie heeft achtergehouden of heeft geweigerd die te bewerken. Voldoende aannemelijk is geworden dat  betrokkene, zodra hij  van klager de gegevens over 2004 tot 2 februari 2005 had ontvangen, de door de curator gewenste administratie - onverplicht en zonder daaraan voorwaarden te verbinden -heeft opgemaakt zodat deze alsnog tijdig in de gerechtelijke procedure kon worden ingebracht.

4.6 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. E.F. Smeele en H. de Hek (rechterlijke leden) en drs. E.J.F.A. de Haas RA en J. Maan AA (accountantsleden) in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2011

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klagerdan wel betrokkene en de voorzitter van het NIVRA of de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.