ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0176 Accountantskamer Zwolle 10/2153 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0176
Datum uitspraak: 17-06-2011
Datum publicatie: 17-06-2011
Zaaknummer(s): 10/2153 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met doorhaling
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Opdringen door accountant van zijn diensten aan client is in strijd met beginsel van professionaliteit. Op  verzoek dient de accountant zijn declaratie te specificeren. Ongepast en intimiderend taalgebruik. Ernstige recidive

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

van 17 juni 2011 in de zaak met nummer 10 / 2153 Wtra AK van

STICHTING “X” ,

gevestigd te [plaats] ,

K L A A G S T E R ,

gemachtigde: A,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende te (woonplaats),

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 17 december 2010 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift van 15 december 2010, met bijlagen;

-         de op 7 januari 2011 bij de Accountantskamer binnengekomen brief van klaagster aan de Accountantskamer van 5 januari 2011, met bijlage;

-         het op 20 januari 2011 bij de Accountantskamer binnengekomen verweerschrift van 19 januari 2011, met bijlagen;

-         de op 4 februari 2011 bij de Accountantskamer binnengekomen brief van betrokkene aan de Accountantskamer van 3 februari 2011, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 11 maart 2011. Op die zitting zijn verschenen - aan de zijde van klaagster - niemand en - aan de zijde van betrokkene - Y RA in persoon, vergezeld van mr. U, die verklaarde niet raadsman van betrokkene te zijn.

1.3 Betrokkene heeft op deze zitting zijn standpunten toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

2.1 Op grond van de inhoud van de gedingstukken, het verhandelde ter zitting en op grond van ambtshalve wetenschap (verkregen uit eerdere tuchtzaken tegen betrokkene) stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.2 Betrokkene is vanaf 1 november 2009 een korte tijd bestuurder/manager geweest van de Stichting Hypothecair Vastgoed Obligaties (HVO), die door Q Vastgoed B.V. in het leven is geroepen om autonoom toezicht te houden op haar (vastgoed)fondsen en adviezen te verstrekken aan die fondsen en aan haar obligatiehouders.

2.3 Na verloop van korte tijd is tussen Q Vastgoed B.V. en betrokkene een conflictsituatie ontstaan. Op 25 februari 2010 is tussen betrokkene en Q Vastgoed B.V overeengekomen dat betrokkene zich zal terugtrekken uit de Stichting HVO.

2.4 Na zijn ontslag bij de Stichting HVO heeft betrokkene zich opgeworpen als “klokkenluider” en is hij investeerders gaan waarschuwen voor de - zijns inziens - laakbare handelingen van het bestuur van QVastgoed B.V. inzake het beheer van de verschillende (vastgoed)fondsen. In een e-mail van 10 mei 2010 heeft betrokkene de investeerders een plan van aanpak voorgesteld en hen verzocht in eerste instantie een half procent van het door hen geïnvesteerde bedrag over te maken op een bankrekening ten name van betrokkene.

2.5 Voorts heeft betrokkene die investeerders uitgenodigd voor een bijeenkomst op 21 mei 2010 inzake - onder meer - de oprichting van een vereniging of stichting ter behartiging van de belangen van de investeerders. Deze vond plaats en de door betrokkene opgemaakte en rondgestuurde notulen van die investeerdersbijeenkomst luiden als volgt.

“HOOFDLIJNEN NOTULEN VERGADERING 21 mei 2010 13.00 UUR,

  [plaats], Q-VASTGOED GROEP  INVESTEERDERS

a.       Y gaf aan de Vergadering een heldere, open, oprechte en onderbouwde uiteenzetting over de stand van zaken en ontwikkelingen sinds oktober 2009 bij de Q Vastgoed Groep, w.o. de Maatschap/CV's, de HVO's, de Stichtingen Stichting1(B) en HVO(C), alsmede het functioneren van betrokken personen, w.o. D en E, F en niet in de laatste plaats Y.

b.       Doel van de vergadering was Investeerders in de Q Vastgoed Groep volledige, juiste en bijtijdse informatie te verstrekken over de zorgwekkende situatie bij de Q Vastgoed Groep/G cs.

c.       De vergadering was dringend nodig daar verantwoordelijke partijen, w.o. G cs, B, C, etc. tot op heden iedere (wettelijk verplichte) informatieverstrekking aan Investeerders hebben geweigerd/gefrustreerd, waardoor Investeerders forse schade hebben geleden en nog steeds lijden.

d.       De "modder", welke G cs gooide en nog steeds gooit over de persoon Y werd door de Vergadering volledig terzijde geschoven, ondermeer tegen de achtergrond van het feit, dat het een zaak betreft tussen G cs en Investeerders, alsmede dat Y volstrekt duidelijk kon maken, dat hem niets anders voor ogen stond en staat dan zijn maatschappelijke verantwoording te nemen om Investeerders volledig, juist en bijtijds te informeren, iets wat G cs tenminste 7 maanden geleden had moeten doen. Bovendien is Y sinds maart (jaar) Registeraccountant(zie NIvRA-register)!

e.       Hoever G cs gaan om Y weg te houden bij de Investeerders, blijkt wel uit de (verbale) physieke bedreigingen jegens Y en F, de "aanslag" jegens F, het volstrekt ridicule (conservatoir) beslag op het huis van F, het proberen tegen te houden/frustreren van de Investeerdersvergadering, etc. etc.

f.        7(inmiddels 10) Investeerders hebben een bijdrage gestort(totaal Euro 5.625,--) ter bestrijding van de kosten. Bestede uren van Y vanaf 30 april 2010 tot op heden 140 x 50,--/uur=Euro 7.000,--plus Euro 500,--kosten(vergadering,bureaukosten e.d.).

g.       Op vragen van de Vergadering of we G cs (juridisch) formeel iets ten laste konden leggen, beantwoordde Y met een volmondig "ja" aan de hand van een serie onderbouwde voorbeelden/punten.

h.       De Vergadering besloot unaniem Y mandaat te geven zo snel mogelijk een advocaat aan te trekken, met welke jurist hij een effectief werkplan dient op te maken, welk plan dan voorgelegd kan worden aan een volgende vergadering van (een bredere groep ) Investeerders.

i.        Een van de aktiepunten is te komen tot de oprichting van een Vereniging/Stichting van Qinvesteerders, die i.p.v. de St. HVO en Stichting1 , werkelijk de belangen van de Investeerders zal behartigen. Drie Investeerders, te weten de heren H, I en J , hebben de bereidheid uitgesproken zitting te nemen in het Bestuur van de op te richten Vereniging/Stichting. Vanuit de Vereniging/Stichting kan dan professionele bijstand worden gevraagd aan Y, advocaat, etc. Punt van "meeliften" door Investeerders zonder in de kosten bij te dragen dient te worden opgelost.

j.        Tot het moment van realisatie van voornoemde Vereniging/Stichting zal Y ten behoeve en onder mandaat van de Investeerders voortgaan met zijn werkzaamheden tegen Euro 50,--/uur plus gemaakte kosten. Uiteraard legt Y verantwoording af over bestede uren en kosten.

k.       Vergadering dankt Y voor zijn inzet en openheid, tengevolge waarvan tenminste de Investeerders zijn "wakker geschud "!

[plaats], 23 mei 2010

Y RA”.

2.6 Het actiepunt onder i in de hiervoor onder 2.4 weergegeven brief is uitgemond in de oprichting van klaagster, de Stichting X, namens welke aan betrokkene per aangetekende brief van 30 september 2010 het volgende is medegedeeld:

“Geachte heer Y, beste ..,

Zowel voor de herkenbaarheid bij de investeerders als het voeren van eventuele juridische procedures was het noodzakelijk om de werkzaamheden van de werkgroep inzake Participanten Q c.c. een juridische status te geven, wat, zoals jou genoegzaam bekend is, heeft geleid tot de oprichting van de Stichting X. De stichting is nu een feit en staat ook als zodanig ingeschreven in het handelsregister te [plaats]. De bestuurders van de stichting, bijgestaan door een werkgroep, zullen dus voortaan namens de stichting de belangen van de aangesloten investeerders behartigen. Een investeerder is of zal zijn aangesloten bij de stichting, als hij/zij de door de stichting gevraagde bijdrage(n) ter bestrijding van de door de stichting te maken kosten, volledig heeft betaald. Daaronder worden uiteraard ook de tot nu toe betaalde bijdragen in de achter ons liggende periode gerekend.

In de achter ons liggende periode zijn al veel activiteiten ontplooid, waar ook het nodige geld mee was gemoeid. Voor de goede orde, meer geld dan er tot nu toe middels donaties van investeerders is binnengekomen. Er is geld opgehaald en er zijn nota’s betaald aan jou en  Advocaten1. Maar ook de notaris zal in het kader van de oprichting van de stichting nog een rekening indienen, welke we op dit moment niet kunnen betalen.

Ondergetekende heeft zich destijds beschikbaar gesteld om de gelden te beheren en is, samen met K oprichter en bestuurder van X. Nu de oprichting van de stichting een feit is, zijn de door ondergetekende uitgevoerde taken met onmiddellijke ingang overgedragen aan de stichting. De eerste taak van de stichting is het afleggen van rekening en verantwoording aan de aangesloten investeerders van wat er met de donaties van hen is gedaan en of er zowel financieel als fiscaal correct is en wordt gehandeld.

Vanuit jouw kennis en ervaring weet je dat bestuurders van een stichting persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor alle verplichtingen, welke door de stichting zijn en worden aangegaan. Uit dien hoofde is het van groot belang dat het bestuur van de stichting tot een voor alle stakeholders heldere en inzichtelijke verantwoording komt van haar handelen tot nu toe. Om dit goed te kunnen registreren en beoordelen hebben wij van jou nog de navolgende gegevens nodig:

a)      een gespecificeerde urenverantwoording ter onderbouwing van de door jou ingediende declaraties;

b)      een VAR-verklaring, waaruit blijkt dat je zelf zorg draagt voor de aangifte van de door jou ontvangen bedragen voor de afdracht van inkomstenbelasting en sociale verzekeringspremies;

c)      de bevestiging dat de door jou aan de werkgroep i.c. de stichting berekende bedragen inclusief eventueel door jou af te dragen omzetbelasting zijn.

In de zakelijke verhouding tussen de stichting en haar externe dienstverleners, welke nu is ontstaan, is het noodzakelijk om goede afspraken te maken. De financiële middelen van de stichting zijn uiterst beperkt en het is daarom zaak om deze middelen zorgvuldig te bewaken en te besteden. Namens de stichting bevestig ik daarom hiermee dat er geen overeenkomst bestaat tussen jou en de stichting. Advocaten1 in de persoon van V werkt in deze zaak alleen en uitsluitend voor de stichting. Correspondentie en telefoongesprekken tussen jou, Advocaten1 of anderen ter zake de Q-groep kunnen ons niet in rekening worden gebracht, anders dan nadat wij hiertoe uitdrukkelijk opdracht resp. toestemming hebben gegeven.

Namens de stichting resp. werkgroep wil ik je hierbij nog uitdrukkelijk bedanken voor de door jou genomen initiatieven en verstrekte informatie om het vermoeden van onzorgvuldig handelen bij de Q-groep aan de orde te stellen. Zodra wij daar behoefte aan hebben, zullen wij gaarne weer gebruikmaken van jouw diensten.

Met vriendelijke groet,

Namens Stichting X

            (handtekening)                                               (handtekening)

H                                            K

2.7 In reactie op deze laatstvermelde brief heeft betrokkene in een e-mail van 4 oktober 2010 aan “Werkgroep ParticipantenQ c.s. / klaagster onder meer het volgende geschreven.

(…)

“Zoals reeds diverse keren (schriftelijk) aangegeven, heb ik reeds per 30 augustus 2010, alsmede 8 september 2010 volledig rekening en verantwoording afgelegd over mijn uren/kosten per 30 augustus 2010 aan H, met wie ik ook in overleg ben over de VAR-verklaring, het btw-vraagstuk en mijn sinds 30 augustus 2010 openstaande vordering ad Euro 4.777,50.

(…)

Het kan dan ook niet zo zijn dat de Werkgroep/Stichting haar eigen weg kan gaan zonder overleg en instemming met/van mij, daar dit de belangen in ernstige mate kan schaden van de Q investeerders. In dat kader slaat uw zinsnede “het vermoeden van onzorgvuldig handelen bij de Q-Groep” nergens op en geeft zeker geen weerslag van de bevindingen over de malversaties bij de Q-groep/G c.s.

(…)

Ik heb voor 5 maanden (mei, juni, juli, augustus en september 2010) intensief werk Euro 25.000,-- excl. mogelijke btw aan uren en kosten gedeclareerd, waarvan de specificatie u bekend is. Op kritische (schriftelijke) vragen van “beheerder” H heb ik volledig naar tevredenheid  geantwoord! Voor een kennelijk door U gevraagde nadere toelichting (K?) nodig ik U gaarne bij mij thuis uit, bij welke gelegenheid U inzage kunt krijgen in mijn bijna 2 meter dikke dossier. Ik voel het als: “Y, bedankt voor al je werk en inspanningen, maar voor de rest kun je barsten en betalen we niets meer voor je geleverd werk tegen het zeer bescheiden tarief ad Euro 50,--/uur”! Mijne heren, schaamteloos, flauw en onacceptabel! Zo zie je maar weer, het werken zonder voorschot is nagenoeg niet uitvoerbaar!”

(…)

En - in aanvulling hierop - in een e-mail van 6 oktober 2010 aan de zelfde geadresseerden:

(…)

“Door het weinig tot geen effectief optreden van de Werkgroep, die het kennelijk niet verder kon en kan brengen dan over mijn uren/kosten te “zeuren”, ondanks mijn complete verantwoording daarover aan H, alsmede de “stilstand” van V, dreigt nu, zo die er niet al is, een splitsing te ontstaan in de belangenbehartiging van Q investeerders

, hetgeen uiteraard “dodelijk” is voor de procedure jegens G c.s. De opmerking “dat ik mij niet meer zou mogen bemoeien met de Q zaak” schrijf ik maar toe aan een moment van verstandsverbijstering en getuigt van weinig tot geen realiteitszin!”

2.8 Hierna is een wisseling van diverse e-mails gevolgd tussen betrokkene en vertegenwoordigers van klaagster, waarin - kort gezegd - klaagster erbij volhardt niet de adviezen van betrokkene maar die van haar advocaat V te volgen en waarin betrokkene blijft aandringen op betaling van zijn vordering van € 4.777,50, waarbij hij mededeelde dat hij volgens ingewonnen informatie bij de Belastingdienst sinds 1 mei 2010 een dienstverband heeft met de Q investeerders, althans een groot deel daarvan, vertegenwoordigd door de Werkgroep/klaagster, hetgeen betekent dat de door hem ontvangen bedragen netto-loonbedragen zijn. In een e-mail van 12 oktober 2010 namens klaagster aan betrokkene heeft klaagster betrokkene te kennen doen geven dat betaling van betrokkenes declaratie mogelijk wordt overwogen als deze duidelijk wordt gespecificeerd, de BTW-kwestie geregeld is en klaagster de VAR-verklaring heeft ontvangen. Hierop is door betrokkene gereageerd met een e-mail van 13 oktober 2010 (en kennelijk ook een van 14 oktober 2010), welke werden beantwoord met een brief namens klaagster van 15 oktober 2010, waarin onder meer bezwaar werd gemaakt tegen de toonzetting van de geschriften van betrokkene waaruit een gebrek aan respect jegens de vertegenwoordigers van klaagster zou spreken. Op deze laatstgenoemde e-mail is door betrokkene met een e-mail van dezelfde datum uitvoerig ingegaan met een herhaling van zijn standpunten.

2.9 Op 15 oktober 2010 is betrokkene door de advocaat van klaagster, V, een aanvraagformulier VAR-verklaring doorgestuurd. Op 19 oktober 2010 heeft betrokkene aan (de vertegenwoordigers van) klaagster een e-mail (met bijlagen) geschreven met - onder meer - de volgende inhoud.

(…)

“a. U heeft als Werkgroep/Stichting geen enkele legitimiteit om investeerders rechtsgeldig te vertegenwoordigen.

b. Zoals U onderstaand kunt zien, heeft U wel degelijk te maken met mijn initiatief en coördinatie. Slechts naar buiten toe zou ik me op de achtergrond houden, hetgeen na bijna 3 maanden uitstel/vertraging (sinds vergadering 21 juli 2010) niet meer relevant is, daar ik genoodzaakt was en ben om in te grijpen. (….)

c. Bovendien heeft u nog geen enkel gehoor gegeven aan mijn 4 punten/verzoeken, verwoord in mijn brieven d.d. 14 en 15 oktober 2010, iets wat u gisteren met elkaar had kunnen bespreken, sterker nog, H loog keihard tegenover Mevr. L over het “excuus” van non-betaling van mijn reeds lang uitstaande vordering ad Euro 4.777,50. Inmiddels weet zij wel beter! Tevens was zij geschokt  over de heden door haar ontvangen brief van H inzake een antwoord te krijgen op een totaal gerechtvaardigde vraag van haar. Zij heeft iedere vorm van vertrouwen verloren in de Werkgroep/Stichting en in het verlengde daarvan V. Zo ook groot-investeerder M, die jullie daarover een paar dagen geleden heeft geschreven!

Zoals gezegd, investeerders, althans een deel daarvan, hebben totaal geen vertrouwen meer in jullie aanpak, willen hun bijdrage(n) retour en zullen jullie aansprakelijk stellen voor alle door hen geleden en te lijden schade tengevolge van jullie onrechtmatige handelwijze, zeker ook tegen de achtergrond dat jullie mij op een “weinig elegante” wijze aan de kant probeerden en nog steeds proberen te zetten.” (…)  

2.10 Per aangetekende brief van 22 oktober 2010 is betrokkene hierop namens klaagster het volgende medegedeeld.

Geachte heer Y, beste ..,

Wij betreuren jou reacties van 15 en 19 dezer ten zeerste. Er zijn bij ons een aantal vragen gerezen, welke wij graag mondeling met jou hadden willen doornemen, maar deze mogelijk­heid wordt door de door jou ingenomen standpunten volledig geblokkeerd. Vandaar ons ver­zoek om op onderstaande punten schriftelijk te reageren.

Urenverantwoording, periode mei t/m augustus 2010

Je voert over een relatief korte periode een zodanige hoeveelheid gewerkte uren op, wij daarvan een betere onderbouwing nodig hebben om deze (als Werkgroep) ten opzichte van de investeerders te kunnen verantwoorden. Wat wij van jou willen zien is:

Ø      kopieën van correspondentie tussen jou en partijen, welke met de Q-problemen te maken hebben onder vermelding van de daaraan bestede tijd;

Ø      kopieën van e-mails tussen jou en dezelfde partijen onder vermelding van de daar­aan bestede tijd;

Ø      specificaties van telefoongesprekken, waaruit blijkt hoe lang en met wie jij hebt gebeld in het kader van de onderhavige problematiek. De betreffende specificaties zijn opvraagbaar bij de betreffende provider;

Ø      een gespecificeerde tijdbesteding aan de verschillende door jou uitgevoerde werkzaamheden.

Als accountant weet je precies hoe dit moet en aan welke administratieve eisen je moet vol­doen om je klanten te kunnen verantwoorden. Wat ons betreft is dat, met betrekking tot de investeerders, die geld op tafel hebben gelegd om o.a. jou te kunnen betalen, niet anders.

Voor de goede orde nog dit. In jouw reactie van 15 oktober j.l. suggereer je, dat H de door jou ingediende urenverantwoording en kostendeclaraties zou hebben goedgekeurd. Dit is niet het geval en zal ook niet gebeuren tot het moment, waarop wij een bevredigend antwoord hebben gekregen op onze vragen hierover. De tot nu toe verrichte betalingen  autokilometers zijn in goed vertrouwen gedaan en moeten worden beschouwd als voorschotten.

Kostenvergoeding

Wij verzoeken je de nodige bonnetjes, treinkaartjes, telefoonnota’s e.d. te overleggen om te kunnen controleren, dat de gedeclareerde kosten juist en redelijk zijn. Wij kunnen een aantal posten niet goed plaatsen, omdat:

Ø      je autokilometers declareert op dagen dat je aanwijsbaar met openbaar vervoer bent gekomen;

Ø      het totaal van de door jou gedeclareerde kosten voor telefoon en email (welke laat­ste gratis is) zo hoog is, dat we daar meer over moeten weten om deze te kunnen beoordelen;

Ø      de overige gedeclareerde kosten om een nadere verklaring vragen.

Vermeend dienstverband

In de notulen van de bijeenkomst op 21 mei j.1. van een (beperkt) aantal investeerders staat onder "f" o.a. het volgende: "Bestede uren van Y vanaf 30 april 2010 tot heden 140 x 5-,--uur=Euro 7.000,--plus Euro 500,-- kosten (vergadering, bureaukosten e.d) en onder “j”: “Tot het moment van realisatie van voornoemde Vereniging/Stichting zal Y ten behoeve en onder mandaat van de Investeerders voortgaan met zijn werkzaamheden tegen Euro 50,--/uur plus gemaakte kosten. Uiteraard legt Y verantwoording af over beste­de uren en kosten.

Uit niets blijkt, dat er op dat moment een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen tussen een werkgever (en wie dan wel?) en een werknemer (Y). Mocht je volharden in jouw standpunt, dan zullen wij dit t.z.t. ter beoordeling voorleggen aan de andere destijds aanwezi­ge investeerders. De uitslag hiervan kun je zelf wel voorspellen. Ook jouw stelling, als zou nu de stichting je werkgever zijn, raakt kant nog wal en we willen je dringend adviseren om iedere suggestie in die richting te stoppen.

VAR verklaring

Als registeraccountant ben je uitstekend op de hoogte van wat de wet ter zake voorschrijft. Het feit, dat je tot nu toe niet bereid bent geweest een dergelijke verklaring aan te vragen en aan ons te overleggen noopt ons om iedere verdere betaling aan jou op te schorten. Dit laatste met inachtneming van onze vragen over jouw tijdbesteding, zoals hiervoor al is aangegeven.

Omzetbelasting

Alweer, als registeraccountant ben je uitstekend op de hoogte van de wet- en regelgeving ter zake. Je hebt een uurtarief afgegeven aan particulieren. Wat inhoudt, dat deze particulieren ervan uit mogen gaan, dat dit tarief inclusief BTW is. Het achteraf alsnog declareren van BTW over de gefactureerde bedragen zal door de investeerders niet worden gehonoreerd.

Overname bijdrage M

Wil je zo vriendelijk zijn ons een door beide partijen getekende verklaring te sturen, zodat wij het daarop betrekking hebbende bedrag in de administratie kunnen verwerken.

Het moge je duidelijk zijn, dat er alleen sprake kan zijn van een gezonde zakelijke relatie, als partijen zich baseren op heldere en controleerbare afspraken over verrichte en nog te verrichten werkzaamheden en de daar tegenoverstaande vergoeding. Het is aan jou om duidelijkheid hierin te verschaffen.

Met vriendelijke groet,

Namens Stichting X

N                                 K.

2.11 Op evenvermeld schrijven is door betrokkene gereageerd met een e-mail van 25 oktober 2010 met de volgende inhoud.

Van: Y RA

Aan: H RA, de heer K

Onderwerp: Aangetekend schrijven d.d. oktober 2010 Stichting X.

Mijne Heren,

Op Uw vandaag ontvangen aangetekend schrijven, alsmede refererend aan onze correspondentie in de afgelopen maanden, specifiek mijn schrijven d.d. 23 oktober 2010, reageer ik als volgt:

a.       Zoals al zovele malen aangegeven heeft de Werkgroep Q Participantenen de Stichting X geen enkele legitimiteit/recht om Q—investeerder te vertegenwoordigen. U heeft zichzelf benoemd zonder gekozen te zijn, in welke vorm dan, door Q investeerders.. In die zin heb ik ook niets te maken met Uw Stichting, hetgeen U zelf al aangaf in Uw aangetekend schrijven d.d. 30 september 2010.

b.      Tot mijn verbazing is Uw in hoofde genoemd schrijven ondertekend door N en niet H. Heeft er nu al een verandering plaats gevonden in het Bestuur van de Stichting.2 een uittreksel van de K. v. K.

c.       Uw schrijven d.d. 22 oktober 2010 wordt gekenmerkt door een hoop "onzin" en "selectief geheugenverlies" specifiek van de heer H.

d.      De uren/kostenverantwoording heb ik volledig afgelegd aan H RA, een en ander vlgs. afspraak. H heeft met zijn ervaring en kennis als Mr./Drs./RA alles beoordeeld, gecheckt en mij daarover uitvoerig geschreven per brief d.d. 8 augustus 2010, alsmede per e-mail brief d.d. 27 september 2010. Op zijn op/aanmerkingen heb ik per brief d.d. 17 augustus 2010 en e-mail september 2010 naar volle tevredenheid geantwoord en uiteraard goedkeuring tot gevolg had en heeft. Aldus, ik suggereer niet dat H mijn uren/kosten heeft goedgekeurd, hij heeft ze akkoord bevonden, temeer daar hij anders zeker als “penvoerder” van de Q participanten had gereageerd. Dat H nu kennelijk een probleem heeft met de Stichting , is zijn probleem. Als Mr.Drs.RA zou hij dat toch moeten weten! Uw opmerking dat de tot op heden gedane betalingen “voorschotten” zouden zijn, is voor Uw rekening. Het zouden ook “donaties” kunnen zijn!

e.       Kostenvergoeding, zie punt d. Vraagt u aan V ook bonnetjes, treinkaartjes etc.? Uw opmerking over “autokilometers”suggereert, dat ik fraudeer. Gaarne keihard bewijs voor deze opmerking, anders klaag ik U aan wegens smaad en het wederom plegen van een onrechtmatige daad.

f.       Vermeend dienstverband. U moet goed lezen! Ik zeg niet dat er sprake is van een dienstverband! Ik heb geschreven "Voor zover mijn info van o.a. de Belastingdienst nu reikt…", alsmede “Let wel, dit is info, los van het feit of ik het daar mee eens ben, ja dan nee”. Aldus, Uw reactie slaat nergens op!

g.       VAR-verklaring. Waar ik wel of niet als RA van op de hoogte ben is niet relevant, daar ik ruim 7 jaar buiten Nederland heb gewoond/gewerkt en de Nederlandse wetgeving al die jaren echt niet heb gevolgd. H zou het wel moeten weten. Hij kwam met dit punt circa 1 maand geleden, wist ook niet precies waarover het ging en zou mij nader informeren en zonodig de benodigde documenten toesturen, al dan niet via e-mail. Tot op heden heeft hij niets van zich laten horen. Let wel, deze discussie ligt ook schriftelijk vast! Ik heb al aangegeven dat ik uiteraard aan alles meewerk, indien een en ander in de rede ligt, m.a.w. mij redelijk overkomt!

h.      Omzetbelasting, zie mijn opmerking onder punt g. Ook hier is H RA in de “fout” gegaan. Overigens heb ik nooit “bedragen” gefaktureerd" (staat ook haaks op Uw opmerking "voorschotten") en wat door investeerders wel of niet "gehonoreerd" zal worden, gaat U in feite niets aan.

i.        Wat voor verklaring wilt U hebben van groot-investeerder M.

Mijne Heren, ik heb U al geschreven waar Uw drie maanden “gepruts”sinds (21 juli 2010) toe heeft geleid. In mijn gisteren gehouden bespreking met Q ­investeerders, althans een deel daarvan, is Uw aansprakelijkheid voor alle door investeerders en mij geleden schade tengevolge van Uw voortdurend onrechtmatig handelen, uitdrukkelijk aan de orde geweest. Mede gezien de reactie van V (“G heeft geen voorstel in onze lijn gegeven", m.a.w. wederom afstel/uitstel/vertraging en "doodbloeden", het "G-concept!), raad ik U dringend aan een andere koers te varen en mij te volgen in morgen namens investeerders, althans een deel daarvan, aan te vangen aktie jegens G c.s.!

Met Uw laatste zinsnede "het mogelijk duidelijk zijn ........" ben ik het eens, echter ik heb daar volledig aan voldaan, het is aan U de daaruit voortkomende verplichtingen jegens mij na te komen.

Vertrouwende duidelijk te zijn geweest en altijd bereid tot overleg (ik heb U al in [plaats] uitgenodigd!), teken ik

Met vriendelijke groet,

Y RA

PS Het moge duidelijk zijn, dat overleg alleen mogelijk is nadat mijn 2 maanden lang uitstaande en door H RA goedgekeurde vordering ad Euro 4.777,50 is betaald. Zo niet, dan komen investeerders, danwel een deel daarvan, hun bijdragen wel bij U terughalen, zodat zij de gelden daar kunnen plaatsen, waar 90 % van al het werk in de Q procedure is verricht, te weten bij en door Y RA. Eigenlijk moeten jullie je kapot schamen!

2.12 Laatstvermelde e-mail heeft betrokkene doen volgen door een e-mail aan K, A, P, N ([…..], zijnde N, de zoon van mr. H RA) en O  met een verwijzing naar de daarbij als bijlage gevoegde brief van 28 oktober 2010 van betrokkene “Aan de werkgroep Q Participanten/Stichting X/de heren H RA, K, A, O (p/a van klaagster) met kopie aan V van advocaten1 te Amsterdam en aan “Q participanten”, met als onderwerp “Q procedure en Uw rol daarin” en als inhoud:

“Mijne Heren,

Refererend aan ondermeer de correspondentie tussen U en Y, alsmede de (telefonische) gesprekken en vergaderingen tussen U en Y in de afgelopen maanden, het volgende:

Voor Q Participanten, althans een deel daarvan (hierna te noemen P1), alsmede Y staat inmiddels het volgende vast:

a.       Y heeft onder physiek en mentaal zware omstandigheden voortreffelijk werk geleverd t.b.v. de door hem gestarte P1. Vele dank(baarheids)betuigingen heeft hij daarvoor ontvangen, ook van de Werkgroep/Stichting.

b.      Tot verbijstering van P1 werd Y, nadat hij het volledige Q dossier voor de juridische vertaling had overgedragen aan V (Amsterdam-vergadering 21 juli 2010), volledig door U en in mindere mate V, sterker nog, terzijde geschoven, ondanks het feit dat u geen enkele legitimiteit had en heeft om P1 te vertegenwoordigen. Y en V hadden en hebben deze/dit legitimiteit/mandaat wel!

c.       Door Uw handelwijze, w.o. het niet (willen) bereiken van circa 170 nog niet benaderde door Y aangedragen investeerders, heeft U de P1 volkomen onnodig met ruim 3 maanden vertraging/uitstel opgezadeld, binnen welke periode U tot op heden niets heeft bereikt, waardoor Y genoodzaakt werd het initiatief weer naar zich toe te trekken, aldus P1. Daarnaast weigerde U om Y zijn per 30 augustus 2010 goedgekeurde uitstaande vordering ad Euro 4.777,50 te betalen. Uw (achteraf)redenen van non-betaling waren en zijn niet relevant, daar punten als b.t.w. en VAR door H en Y tesamen uitgewerkt zouden worden. Bovendien past de non-betaling niet in de lijn van voorgaande betalingen, welke na controle van de declaraties probleemloos werden betaald! Als merkwaardig ervaren P1 het in dit kader dat de door hen gevraagde faktuurspecificaties van V bij monde van H werden geweigerd!!!!

d.      P1 hebben nimmer van U danwel V bericht gehad, dat V zijn werkzaamheden telkenmale opschortte vanwege een gebrek aan “funding”. Slechts in een brief d.d. 13 september 2010 meldde V “dat i.v.m. het starten van een kort geding” meer geld nodig was. Ondanks het feit dat ook P1 hun 2e bijdrage hadden overgemaakt, is er wederom tot op heden niets gebeurd, behoudens zinloze discussies met G c.s., reden waarom P1 zijn aangevangen hun (2e) bijdrage terug te eisen, een verzoek waarop met name door H RA op een grove wijze negatief is gereageerd, w.o. de telefoon eropgooien, nietszeggende e-mails sturen, etc., klasse hoor, aldus P1

e.       Ook de intrekking/ontkenning van de (schriftelijke) toezegging van H RA inzake zijn verantwoordelijkheid voor de advocaatkosten van F in de procedure G/F, beschouwen P1 en Y als schaamteloos!!

Mijne Heren, U zult begrijpen dat met name door U onrechtmatig te onttrekken aan het initiatief en de coördinatie van Y en de mede daardoor veroorzaakte forse vertraging/uitstel van de P1, U en in mindere mate V, de P1 en Y aanzienlijke schade (op te maken bij staat) hebben berokkend, waarvoor P1 en Y U bij deze aansprakelijk houden en in gebreke stellen.

P1 en Y zijn bereid voornoemde aansprakelijkheid/in gebreke stelling op te schorten/in te trekken, indien u onmiddellijk/per omgaande integraal voldoet aan de volgende verzoeken/eisen:

a.       U en in navolging daarvan V schikt zich in de leiding, coördinatie en initiatief van Y inzake de P1, een en ander inclusief volledig herstel van de communicatie!

b.      Betaling aan Y van zijn goedgekeurde, reeds lang uitstaande declaratie ad Euro 4.777,50, alsmede een compensatieregeling voor de komende maanden vanaf 1 oktober 2010.

c.       Bevestiging dat U verantwoordelijk ben voor eventuele af te dragen b.t.w. door Y over zijn declaraties.

d.      VAR-verklaring worden conform eerdere afspraken door H en Y afgehandeld.

e.       Hernieuwde bevestiging advocaatkosten F.

Mijne Heren, neem deze handreiking ter harte, daar P1 door de gebeurtenissen en signalen, w.o. het doelbewust buiten spel zetten van Y en het afstand nemen van F in de afgelopen maanden, nu al “denken” aan complotvorming Uwerzijds met investeerder R, (naam)Effectenkantoor en Gc.s., waarbij Uw eigen belangen voorop staan en niet die van alle Qinvesteerders.

Mij in deze, mede namens P1, alle rechten en weren voorbehoudend, verblijf ik

hoogachtend,

Y RA”.

Deze e-mail met bijlage werd door mr. drs. N beantwoord met een e-mail van 30 oktober 2010, die eindigt met de passage: “

“Ik had je overigens al duidelijk gevraagd om mij niet meer op mijn zakelijk e-mailadres te benaderen. Blijkbaar is dit aan je aandacht ontsnapt. Bij deze dan nogmaals het verzoek om mijn emailadres te verwijderen uit je verzendlijst.”

Als antwoord hierop heeft betrokkene per e-mail van 31 oktober 2010 aan N geschreven:

“Geachte heer N, beste ..

Het is me al eerder opgevallen dat er slecht gelezen wordt. Niet ik, maar Q investeerders, althans een deel daarvan, hebben inmiddels veel aan te merken op de handelswijze van de Werkgroep/Stichting en V en ik kan ze daar geen ongelijk in geven.

(…)

Een en ander betekent niet dat je vader zijn handelswijze, specifiek na de 21 juli 2010 vergadering kan rechtvaardigen. Over de schriftelijk, uitvoerig gespecificeerde, ingediende declaraties is met je vader schriftelijk gecommuniceerd, o.a. met zijn op- en aanmerkingen, die naar volle tevredenheid zijn beantwoord. De b.t.w. en VAR-punten zouden wij samen uitwerken, hij wist dat in eerste instantie ook niet! Aldus, dit ligt alles uitvoerig vast, dus je opmerking in deze “slaat volledig de plank mis”.

(…)

Aldus, beste […..], mijn schrijven d.d. 28 oktober 2010 blijft recht overeind. Ik ben ook voor rust en structuur, maar dat kan alleen weer bereikt worden door terugkeer naar de voormelde marsroute onder mijn coördinatie en leiding.

Altijd bereid tot overleg, teken ik, Y RA”.

2.13 Een e-mail/brief van 15 november 2010 van betrokkene aan de mrs. W1 en W2 (de advocaten van Q-Zekerheidsholding B.V) met kopie aan mr. V (van Advocaten1), G/Q-Vastgoed Groep en de Q investeerders, althans een deel daarvan, houdt het volgende in.

Onderwerp: mede-aansprakelijkheids- en in gebrekestelling.

Heren W1/W2

Refererend aan het gehele dossier Q/G (hoofdzaak Q ­investeerders versus Q/G c.s. en de daarmee samenhangende zaken), stel ik, voor zover nog niet eerder gedaan, Advocaten2 en Advocaten3, alsmede U beiden in privé mede aansprakelijk en in gebreke voor alle door investeerders en mij geleden en te lijden schade tengevolge van Uw onrechtmatig en rauwelijks handelen in de zogenaamde Q procedure, vooralsnog op te maken bij staat (Q investeerders), alsmede begroot op 200.000,--(Y) en wel om de navolgende reden:

a)      U bent al maanden (zeker sedert 1 januari 2010) volledig op de hoogte van ondermeer de onrechtmatige praktijken van de Q Vastgoed Groep/G c.s, specifiek het door uw cliënte bij voortduring overtreden van de wet Wft (het niet volledig, juist en bijtijds informeren van de Q-investeerders). Aan voornoemde praktijken werkt U bewust mee, met name door het verdoezelen/bedekken daarvan. Verwezen wordt daarbij ondermeer naar de brieven van V d.d. 6 augustus 2010 aan U, G,  R, B (Stichting1), S(HID) en C (HVO), waarop nog steeds geen (bevredigend) antwoord is gekomen door uw bewuste taktiek van uit/afstel en “doodbloeden”, daarbij V, Mr.AA (CVinNood) en Q investeerders bewust “het bos insturend”! Q investeerders lopen door Uw voornoemd handelen nog meer de kans een groot deel van hun in Q belegde gelden te verliezen.

b)      U bent een procedure tegen voormalig Q-bestuurder F gestart, w.o. beslaglegging op zijn woning, uitsluitend en alleen om hem onder druk te zetten en houden, teneinde te voorkomen dat hij “malafide “ praktijken van zijn voormalig werkgever (mede) naar buiten zou brengen!

c)      U hebt bij het NIvRA in mei 2010 een verzoek ingediend om mij als RA te laten schorsen, uitsluitend en alleen om mij te weerhouden voort te gaan met het “boven water brengen” van (bewezen) “malversaties” door uw cliënte.

d)      U hebt per 2 november 2010 opnieuw geprobeerd mij door het NIvRA te laten schorsen, hetgeen uiteraard voor de 2e keer is afgewezen door mijn beroepsorganisatie. Belangrijk argument daarbij was “Het vermeende verwijtbaar handelen van de heer Y raakt het individuele belang van Uw cliënte. Naar mening van het NIVRA zijn op dit moment nog immer geen zwaarwegende openbare belangen in het geding”.

e)      U bent een procedure bij de Accountantskamer, Zwolle jegens mij begonnen waarvan reeds een zitting heeft plaatsgevonden d.d. 1 november 2010, wederom uitsluitend en alleen om mijn maatschappelijk en wettelijk verantwoord werken om malversaties van Uw cliënte te "ontrafelen" af te stoppen, waarbij U niet schroomde volkomen uit zijn verband getrokken "modder-verhalen" jegens mijn persoon te produceren.

f)       Mijne Heren, het is genoeg geweest. U bent een schande voor de rechtstaat Nederland en Uw eigen beroepsorganisatie, waarbij ik sterk betwijfel of U Uw gedrags-en beroepsregels wel kent? Uw gedragingen wijzen daar in ieder geval niet op, maar dit komt wel ter sprake bij een tuchtraadprocedure. Vooralsnog eerst bovengenoemde aansprakelijkheids-en in gebrekestelling. Ik beraad mij nog over een strafrechtelijke aanklacht jegens U beiden!

Mij in deze alle rechten en weren voorbehoudend, teken ik

hoogachtend, Y RA

2.14 Per brief van 19 november 2010 heeft betrokkene de Q Vastgoed Groep-investeerders en klaagster en haar bestuurders doen benaderen door mr. U (van Acta Legal Services te Utrecht). Deze brief houdt het volgende in:

Dames, mijne Heren,Y.H.M. Y RA, u wel bekend, ter zake van het volgende.

Bij (aangetekende) brief d.d. 28 oktober 2010, u allen wel bekend, bent u er ondermeer op gewezen, dat U sinds 30 augustus 2010 een bedrag ter grootte van Euro 4,777,50 verschuldigd bent. U heeft de verschuldigdheid van dit bedrag niet betwist, sterker nog uw stichting, althans haar rechtsvoorgangster, heeft de voornoemde declaratie gecontroleerd, goedgekeurd en betaling toegezegd, waarbij met name zij verwezen naar het e-mailverkeer tussen de heer H RA (beheerder van het zogenaamde "HH-account") en cliënt d.d. 27 september 2010.

Ten aanzien van de door u plotseling opgeworpen VAR- en b.t.w.- problematiek heeft cliënt reeds vele malen aangegeven dit volgens afspraken in alle rust met u te willen oplossen.

Nu u na herhaalde aanmaning in gebreke bent om voormeld bedrag te betalen, stel ik U naast de Werkgroep Q participanten / stichting  X persoonlijk aansprakelijk en heb ik opdracht U in rechte te betrekken!

Thans wordt ook aanspraak gemaakt op de wettelijke rente over voornoemd bedrag, alsmede buitengerechtelijke incassokosten, ten deze te beperken tot Euro 150,--.

Ik verzoek en zo nodig sommeer u dan ook om per omgaande de somma van Euro 4.927,50 over te maken op (…), bij gebreke waarvan ik de Werkgroep Q Participanten/Stichting X en u allen in privé zal dagvaarden, waarbij beslaglegging uiteraard niet uitgesloten wordt. Alle gemaakte en te maken incassokosten komen uiteraard voor Uw rekening.

Reeds nu maak ik u erop attent, dat cliënt mij opdracht heeft gegeven een schadeprocedure op te starten ter zake van uw volkomen onrechtmatig handelen jegens cliënt in de afgelopen maanden betreffende de zogenaamde Q-procedure, waardoor cliënt en Q-participan-ten ernstig schade hebben geleden en zullen lijden, hetgeen in de miljoenen euro's kan belopen!

Het één en ander is u door cliënt volledig kenbaar gemaakt, waarbij zij verwezen naar de uitvoerige correspondentie tussen u en cliënt sinds 1 mei 2010. Na alle reeds gedane handreikingen door cliënt, stelt ik u hierbij voor de laatste maal in de gelegenheid uw onrechtmatig handelen ongedaan te maken, bij gebreke waarvan alle gevolgen uiteraard geheel voor uw rekening komen. Ik vertrouw er echter op, dat u het zover niet zult laten komen!

Onder voorbehoud van alle rechten van cliënt,

Hoogachtend, U.

2.15 Nadat klaagster per brief van 23 november 2010 aan Acta Legal Services deze vordering had betwist, heeft betrokkene in een e-mail van 27 november 2010 aan V, met kopie aan - onder anderen - klaagster, het volgende geschreven.

Geachte heer V, beste …,

Per investeerders-vergadering 21 mei 2010 kreeg ik het mandaat om voort te gaan met mijn Q-onderzoek (Euro 50,--/uur plus kosten) en een advocaat aan te trekken voor het juridische werk. Een werkgroep werd ingesteld o.l.v. H, een en ander als voorloper van een op te richten stichting, waarvan het voorlopige bestuur een vervolg-investeerdersvergadering zou organiseren, teneinde op een democratische wijze het definitieve bestuur te benoemen, alsmede besluiten te nemen over de voortgang van de door mij ingezette Q-procedure.

In voornoemd kader heb ik, zonder uitputtend te zijn, het volgende gedaan:

a.       Op een bijna "onmogelijke" wijze circa 250 van de uiteindelijke 420 Q-investeerders bereikt, hen het jou bekende info-pakket gezonden en bij voortduring geïnformeerd over de voortgang/resultaten van mijn werk.

b.      In de persoon van jou een advocaat aangetrokken voor de juridische “vertaling” van de Q-procedure.

c.       Uitvoerige, complete en (juridisch) goed onderbouwde dossiers, documentatie en correspondentie aangeleverd, op grond waarvan je Q/G c.s. juridisch effectief kon “aanpakken”!

d.      Uitvoerige communicatie met je onderhouden teneinde een effectieve voortgang in de Q-procedure te realiseren.

Hoewel je aanvankelijk conform mijn richtlijnen en de afspraken per vergadering 21 juli 2010 (H, K, A, V en Y) een bevredigende invulling gaf aan je taak, een en ander uitmondend in een tesamen met mij en op basis van mijn voornoemd materiaal uitgebracht schrijven d.d. 16 augustus 2010 aan G/S, B, T en C, ging het daarna bergafwaarts, ondanks al mijn adviezen en waarschuwingen!

1.      Sinds 6 augustus 2010 ben je dwars tegen mijn richtlijnen, coördinatie en adviezen, je eigen weg gegaan, al dan niet in samenwerking met de Werkgroep/Stichting, die, zoals je wist en weet, de Q-investeerders niet legitiem vertegenwoordigen.

2.      Een klemmend bewijs daarvoor is je schrijven d.d. 13 september 10 aan investeerders, waarin je onder meer zegt "Tenslotte heeft de werkgroep mij verzocht...........etc., terwijl je wist en weet uit daarmee samenhangende correspondentie dat ik mij slechts "naar buiten toe op de achtergrond zou houden" en conform de afspraken d.d. 21 juli 2010 het initiatief en coördinatie zou behouden!!

3.      Ondanks je toezegging/afspraak heb je nimmer aktie ondernomen om de circa l70 door mij aangedragen niet-bereikte investeerders te benaderen.

4.      Ondanks afspraken, overeenkomsten, toezeggingen heb je de communicatie/samen-werking met mij, in navolging van de Werkgroep/Stichting, volkomen gefrustreerd/genegeerd, sterker nog, ik heb vele malen moeten/kunnen constateren, dat je ''achter mijn rug om" werkte en nog steeds werkt, alsmede dat je directe opdrachtgevers nauwelijks of helemaal niet informeert! Zelfs kom je (schriftelijke) toezeggingen (kort geding!) niet na!

5.      Ik heb je al vele malen opgeroepen tot een eensgezinde aanpak.

En wat heb je bereikt? NIETS, MAAR DAN OOK NIETS!!!, ook niet in samenhang met de Stichting CVinNood (AA, die zelfs door G c.s. ondanks een volmacht de toegang is geweigerd bij de vergadering van vennoten van CV 1 d.d. 19 november 2010!

…, je (vaak naieve en amateuristische) werkwijze en houding hebben mij zwaar teleurgesteld/beschadigd en waren/zijn zeker niet in het belang van de Q-investeerders, integendeel!

Ingevolge voorgaande verzoek en zonodig sommeer ik je dan ook om:

a. Mij volledig te informeren over je ondernomen aktiviteiten (incl. de correspondentie) in de afgelopen maanden terzake van de Q-procedure.

b. Omgaande hervatting van onze communicatie inzake alles wat de Q-procedure aangaat.

c. Onmiddellijk de samenwerking met de Werkgroep/Stichting te verbreken, tenzij laatstgenoemden zich per omgaande (her)schikken naar de in mei en juli 2010 afgesproken uitgangspunten, specifiek inzake mijn initiatief en coördinatorschap!

d. Te bevorderen dat de Werkgroep/Stichting haar verplichtingen jegens mij en F nakomen.

bij gebreke waarvan ik helaas genoodzaakt ben je reeds nu aansprakelijk te stellen/houden en in gebreke te stellen voor alle door mij geleden en lijden schade, op te maken bij staat, tengevolge van je rauwelijkse en onrechtmatige handelswijze.

Ik vertrouw er echter op dat je de redelijkheid van mijn verzoek(en) zult inzien.

Hoogachtend, Y RA

PS Er waren al wat “lieden”, die zich verheugden in het feit dat ik geschorst zou zijn als RA. Jammer voor hen, het is niet zo, los van het feit dat het niets uitmaakt in mijn al 40 jaar durende strijd voor rechtvaardigheid!

2.16 Aan de heer AA (van CVinNood) heeft betrokkene in een e-mail van (eveneens) 27 november 2010 - onder meer - geschreven:

Door Uw “geklungel” en dat van V/X lijden Q-investeerders forse schade, doordat U/V/X Q/G c.s. volkomen in de kaart hebben gespeeld en nog spelen. U bent daarvoor vele malen door mij gewaarschuwd en het vervolg wordt er niet beter op! Ik beraad mij nog over te nemen stappen!”

en, nadat genoemde AA betrokkene per e-mail van 28 november 2010 had laten weten niet gediend te zijn van verdere berichten,  in een e-mail van 28 november 2010 aan genoemde AA, met kopie aan mr. V en aan K bij klaagster:

Geachte heer AA,

U bent slecht op de hoogte van de Q-procedure. Uiteraard heb ik een (groot) belang om mij “met deze zaak of met u te bemoeien”, te weten mijn sinds 10 mei 2010 ingezette weg om de belangen van uiteindelijk 420 Q-investeerders veilig te stellen en te houden! U weet als geen ander dat ik voor een eensgezinde aanpak ben, waarvoor ik u dan ook heb uitgenodigd begin austus 2010.

U schrijft per 10 augustus 2010 “Inmiddels hebben wij contact met de bestaande initiatiefgroep (=Y!), die wij van harte ondersteunen”. Van enige ondersteuning is nimmer iets gebleken, sterker nog, u kreeg in die tijd onenigheid met V (zie e-mailverkeer).

Vervolgens schrijft u per 23 september 2010 hoe u aan de kant bent gezet door Q/G c.s., alsmede “Wij hebben ons nog niet verbonden met de groep advocaten1, omdat die aanpak tot desastreuze resultaten voor de beleggers kan leiden”

En nu schrijft u per 26 november 2010, nadat u wederom “het bos in bent gestuurd” door Q/G c.s., dat u samenwerkt met de stichting X en Advocaten1, maar los van dat zegt u: “In onze ogen lopen de vennoten met het huidige management een groot risico hun belegging kwijt te raken. Dit geldt ook voor de overige fondsen, nu daar dezelfde vragen onbeantwoord blijven”.

Wat een conclusie????? Daarom zei, dit wist en weet ik al sinds een jaar geleden en heb u daarover volledig geïnformeerd in het kader van een gezamenlijke aanpak!!!

Uw aanpak en die sinds 21 juli 2010 van de werkgroep/stichting/guit hebben, zoals ik verwachtte en u en de werkgroep/stichting/V vele malen voor gewaarschuwd heb, tot 0komma0-resultaat geleid, alleen 4 maanden vertraging/uitstel/afstel/”doodbloeden”, precies zoals Q/G c.s. het wilden hebben. Ik had al in augustus 2010 een effectieve manier om G als beherend vennoot af te zetten!!!!, maar nee, u allen wist het allemaal beter, waardoor u en de werkgroep/stichting/V de belangen van de Q-investeerders zwaar beschadigd hebben!!

Zoals gezegd, ik maak mijn weg af en nodig u alsnog uit tot een gezamenlijke voortgang in de Q-procedure, waarbij overigens in mijn beleving een faillissement nauwelijks meer is te voorkomen, waaraan ook de vertragingen, uitstel, afstel, “doodbloeden” debet zijn!!

met vriendelijke groet, Y RA

PS V en de Werkgroep/Stichting heb ik gisteren uitvoerig aangeschreven!

2.17 Voorts heeft betrokkene in een e-mail van 30 november 2010 aan V, met kopie aan de Werkgroep Q-participanten/klaagster het volgende geschreven.

“Onderwerp: laatste oproep.

Beste …,

Refererend aan ons telefoongesprek van hedenmiddag, gaarne het volgende:

a. Voor een juiste waarheidsvinding moet je wel alles goed "in de tijd plaatsen",

b. Tot aan de (plaats)-vergadering d.d. 21 juli 2010 werkten de Werkgroep, jij en ik prima en eensgezind samen. Duidelijke afspraken werden/zijn gemaakt en een ieder kende zijn positie binnen het “team”!

c. Kernpunt van voornoemde vergadering was "AKTIE JEGENS G C.S.", hetgeen zich vertaalde in het door jou aanspannen van een kort geding!

d. Geen woord, geen opmerking, niets over mijn declaraties, wel dat er (nog) te weinig geld in de “HH-account” zat, alsmede dat jullie (jij en de werkgroep) de 170 niet-bereikte investeerders zou benaderen.

e. Binnen voornoemd kader heb ik alle dossiers, bestanden, etc. compleet overgedragen, incl. jaarrekeningen met analyses etc. etc. op grond waarvan jij de brieven d.d. 6 augustus 2010 aan G/S, B, T en C samenstelde.

f. Binnen de fondsverantwoording heb ik H complete overzichten gezonden per 22 juli, 3 augustus, 9 augustus, 16 augustus, 30 augustus en 9 september 2010, alsmede gespecificeerde uren- en kosteninformatie, wat wil je nog meer?

g. In de maand augustus 2010 beginnen K en H de communicatie te frustreren, alsmede te “klagen“ over “wat V deed voor zijn geld (het beruchte praten met twee monden!), gevolgd door een brief van jou aan investeerders d.d. 13 september 2010 met je inmiddels fameuze zinsnede van “het stokje overnemen”, wetende dat ik de coördinatie en initiatief behield (zie  gevoerde e-mailcorrespondentie). En ik maar in de “duisternis blijven”, niet wetend wat te zeggen tegen investeerders, die zich steeds meer verwonderden over de vertraging/uitstel in de voortgang!!!!!

h. “Top of the bill”, de (aangetekende) brief van K/H d.d. 30 september 2010, waarin alvast een “voorschot” werd genomen om mijn rekening per 30 augustus 2010 voor gedaan werk niet te betalen.

i Voor de rest zal ik niet in herhaling treden, de maanden oktober en november 2010 spreken (qua correspondentie) voor zich, waarbij ik mij altijd van mijn beste kant heb laten zien, ondanks de door jou droevig gevoerde strategie, die uiteindelijk tot niets heeft geleid (zie o.a. e-mail 4 november 2010) en zal leiden. Alleen als de werkgroep/stichting en tenslotte ook jij zich niet aan afspraken/toezeggingen/verplichtingen hielden en houden, welke schade berokkenden en nog berokken aan de Q-investeerders en mijn persoon, dan kun je toch niet verbaasd zijn over aansprakelijkheid, nog afgezien van de morele kant van de zaak (physieke bedreigingen, “aanslag F”, etc.). Nu ik dit weer overdenk en schrijf, komt weer het gevoel terug van "moesten en moeten jullie je niet schamen"? Dag en nacht hebben mijn vrouw en ik klaar gestaan voor de belangen van de investeerders onder zware mentale omstandigheden, maar dit alles is snel vergeten, slechts “gezeur” over mijn zeer bescheiden uren/kosten was mijn deel.

j. Ook jij, …, had op moeten staan en de heren H, K, A en O (de werkgroep) tot de orde moeten roepen. Ook jij heb je "onder laten sneeuwen" door het gemanipuleer van G c.s., evenals AA en vele andere betrokkenen, w.o. R (zie o.a.Soestdijk-vergadering). Maar van jou mag men toch meer verwachten dan selectieve terugtrekkende bewegingen!

Genoeg gezegd, zoals beloofd, hier mijn laatste zeer positief bedoelde oproep (sans rancune!):

a.       Omgaand betaling van mijn sedert 30 augustus 2010 openstaande declaratie ad euro 4.777,50, waarna ik de incassoprocedure zal intrekken en aan de VAR-verklaring zal meewerken. BTW-punt nog gezamenlijk uit te werken.

b.      Garantverklaring, zoals is toegezegd, voor F van zijn advocaatkosten, die hij nota bene heeft moeten betalen in het kader van de belangenbehartiging van de investeerders!

c.       Werkzaamheden in de Q-procedure worden met elkaar afgestemd, waarbij de Stichting voor mijn (toekomstige) werk/kosten de keuze heeft van een lunpsum-bedrag ad euro 25.000,-- plus (eventuele) b.t.w., danwel euro 250,-- / uur plus (mogelijke) b.t.w., in beide gevallen een vooschotbetaling van euro 5.000,-- Uiteraard zal ik een ander voorstel van de Stichting terzake van dit punt met welwillendheid tegemoet zien!

Marco, aan jou en de werkgroep/stichting “de bal”. Wellicht kun je zelf een bevestiging of iets dergelijks opmaken. Ik ga er volledig voor op basis van gelijkwaardigheid en respect!!

Met vriendelijke groet,

Y RA”

2.18 Ten slotte heeft betrokkene de werkgroep Q Vastgoed Groep-investeerders / klaagster en haar bestuurders per brief van 13 december 2010 wederom doen benaderen door mr. U (van Acta Legal Services te Utrecht). Deze brief houdt het volgende in:

Dames , mijne heren,

In antwoord op Uw schrijven d.d. 25 november 2010, het volgende:

a.       Het uitstaande bedrag ad € 4.777,50 is correct. Hetgeen Y van de familie M al dan niet te vorderen heeft, staat hier los van, dat regardeert alleen de familie M en de heer Y zelf.

b.      Ter weerspreking van de inhoud van uw brief d.d. 22 oktober 2010, verwijs ik U naar het antwoord van cliënt d.d. 25 oktober 2010, uit welke correspondentie overduidelijk blijkt dat u slechts met onrechtmatige en niet ter zake doende smoezen probeert aan uw verplichtingen te ontkomen.

c.       Y heeft keer op keer aangegeven zijn medewerking aan de VAR-verklaring te willen geven. Ook hiervoor zij verwezen naar voormelde brieven.

d.      In Uw schrijven d.d. 22 oktober 2010 geeft u letterlijk aan “De tot nu toe verrichte betalingen zijn in goed vertrouwen gedaan en moeten worden beschouwd als voorschotten”. Uiteindelijke facturatie zou in overleg plaatsvinden, waarbij tegelijkertijd met H RA de b.t.w. en VAR kwestie behandeld zouden worden. Ook hier probeert U wederom te ontsnappen aan hetgeen is overeengekomen.

e.       Schaamteloos is het om het door Y zeer bescheiden uurtarief ad euro 50,--/uur, daar waar een senior-accountant al snel komt op € 300/700,--/uur, nog verder omlaag te willen brengen.

Er is derhalve wel degelijk sprake van een sinds 30 augustus 2010 bestaande betalingsverplichting, nog afgezien van een door mij te starten schadeprocedure,

Ik sommeer U dan ook om per omgaande voornoemde somma ad € 4.927,50 (zijnde € 4.777,50 verhoogd met € 150,--incassokosten) over te maken op bankrekening 61.29.61.095 ten name van Acta, onder vermelding van bovengenoemd referentienummer, bij gebreke waarvan ik Werkgroep Participanten/Stichting X en U allen in privé zal dagvaarden, waarbij beslaglegging niet wordt uitgesloten. Uiteraard zijn alle gemaakte en te maken incassokosten voor Uw rekening,

Onder voorbehoud van alle rechten van cliënt, hoogachtend, Mr U

Bijlagen: Brieven van Y d.d. 25 en 28 oktober

2.19 In reactie op een rondschrijven van 26 januari 2011 van klaagster aan “mede-participanten” in de Q Vastgoedfondsen, heeft betrokkene op 2 februari 2011 een schrijven per e-mail aan - onder anderen - klaagster gezonden met de volgende inhoud.

“Mijne heren,

Met stijgende verbazing en afgrijzen heb ik kennis genomen van Uw in hoofde genoemd schrijven, waarvan de inhoud als volstrekt misleidend, onvolledig, onjuist en onrechtmatig te beschouwen is. Wat een brevet van onvermogen, iets waarvoor ik al sinds ultimo juli 2010 heb gewaarschuwd.

Laten we Uw brief eens doorlopen:

"Wij wilden voorkomen dat initiatieven naast elkaar bestaan". Mijne heren, als er een partij is, die een eenduidige en eengezinde aanpak heeft gefrustreerd, dan bent U het wel! Als initiatiefnemer, coördinator en aandrager van het gehele Q-dossier heeft U mij op een onrechtmatige wijze “buitenspel” gezet, daarbij nota bene ook Uw financiële verplichtingen niet nakomend. Tevens hebben V en U mijn initiatief in juli 2010 om CVinNood (Mr. AA) bij de Q-zaak te betrekken compleet genegeerd, temeer daar V zijn eigen functioneren (financieel) in gevaar zag komen.

“Alle direct betrokkenen zijn nu onder één noemer gebracht. Mijne heren, dit had 7 maanden geleden al gekund, maar door Uw en die van V eigenzinnige houding is het daar tot op heden niet van gekomen!

“Werkgroep per fonds”. Mijne heren, wat wordt hiermee bedoeld? De maatschap, 6 cv’s, maar ook de HVO-obligatiehouders???? Of worden die nu aan hun lot overgelaten. Goed te weten, dat ik reeds in 2009 de strijd voorspelde tussen maatschap/cv-investeerders en Obligatiehouders! Aldus, gaarne duidelijkheid!

Dat de werkgroep CV 1 reeds in functie is, komt omdat CVinNood niet tot de jaarvergadering werd toegelaten (zie hun website). Gingen toen pas Uw ogen open? Overigens werd V zelfs bij een “jaarvergadering” eruit gezet!

Na 7 maanden '''geklungel'' hebben U en V deels “eieren voor Uw geld gekozen” door een en ander uit te besteden aan CVinNood, w.o. het beherend vennoot worden.

“Vervanging beherend vennoot”. Mijne heren, dit had 7 maanden geleden al gekund, zoals ik uitvoerig heb aangegeven aan U en V. Een simpele faillissementsaanvraag was al genoeg geweest om Q/G statutair uit zijn functie te zetten!

Helemaal belachelijk wordt het dat U kennelijk nu pas, tot de conclusie dat er sprake is van wanbeheer, onrechtmatig handelen, beslaglegging door fiscus, onduidelijke financiële situatie, etc. Mijne heren, dit alles stond al in mijn brief aan investeerders d.d. 10 mei 2010 (10 maanden geleden!!!, alsmede de volledige dossiers, documentatie, etc. zoals deze door mij is overgedragen aan V ultimo juli 2010. Overigens laat U wederom na bouwbedrijf! te melden (vordering circa 700.000,--), die ook (bank)beslagen heeft gelegd en voornemens is op korte termijn faillissement aan te vragen. Vervolgens zegt U niets over de voortgang van de vragen van V aan G c.s. in zijn schrijven d.d. 6 augustus 2010, een en ander gebaseerd op een compleet en goed juridisch onderbouwd dossier van mij!!

"Alleen direct en adequaat ingrijpen kan de situatie van de vennoten nog ten goede keren". Mijne heren, zie mijn brief aan investeerders d.d. 10 mei 2010!!!!!!

"Bijdrage in de kosten Stichting X", alsmede "Stichting X heeft de afgelopen periode veel pionierswerk verricht". Mijne heren, ONVOORSTELBAAR! U HEBT HELEMAAL NIETS GEDAAN, behalve mijn professioneel werk t.b.v. alle Q-investeerders frustreren, waarbij U zelfs het lef had om een "onzinnige" Acc.kamer-proeedure tegen mij te starten! Ook V  heeft niets waar kunnen maken van toezeggingen, beloftes, etc. aan investeerders (zie ondermeer zijn brief aan G c.s. d.d. 6 augustus 2010 en zijn vervolg-correspondentie met investeerders).

En nu komt de aap uit de mouw! U geeft een inkomsten/uitgaven-overzicht. U maakt geen melding van mijn faktuur d.d. 13 januari 2011 ad euro 9.527,50. Kennelijk “opteert” U nu ineens voor de b.t.w. Betekent dit dat over de bijdragen van investeerders btw moet worden afgedragen (circa euro 12.000,)! Niets wordt gezegd over mijn (voorlopige) claim ad euro 50.000,--, evenmin over de advocaatkosten van F ad tot op heden ruim euro 16.000,--. De nog te betalen fakturen kan nog alleen slaan V, hetgeen zijn totaal gedeclareerde bedrag brengt op bijna euro 46.000,--. U en V  hebben heel wat uit te leggen, daar ik zonneklaar kan aantonen circa 90 % van al het werk te hebben verricht.

Samenvattend, in samenhang met alle tot op heden met U en V gevoerde correspondentie (w.o. complete dossiers):

a.       Uw brief d.d. 26 januari 2011 aan investeerders zet investeerders wederom op het verkeerde been!

b.       Tot op heden hebben V en U niets bereikt, terwijl onder mijn leiding alles al in augustus 2010 geregeld had kunnen zijn. Alles wat U nu stelt in Uw schrijven d.d. 26 januari 2011 inzake een plan van aanpak was 7 maanden al bekend (zie mijn schrijven d.d. 10 mei 2010 aan investeerders).

c.       U en V  hebben een brevet van onvermogen afgegeven, waardoor per heden 7 maanden nodeloos zijn verlopen en G c.s. rustig voort kon en kan gaan met zijn malversaties!

d.      In mijn beleving heeft U door Uw uiterst "slappe" optreden van "pappen en nat houden", waarvoor ik talloze malen heb gewaarschuwd, bijgedragen tot verdere Q-investeerdersverliezen. Het faillissement van de Q Vastgoed Groep is niet te keren, met alle gevolgen van dien voor de Q-­investeerders (maatschap/cv's zijn zeker al hun geld kwijt, circa euro 13 miljoen!). Mijne heren, "fantastisch gedaan"!!!!

e.       Door de handelswijze van U en V zijn/worden Q-investeerders zwaar beschadigd, waardoor U en V mede-aansprakelijk zijn voor alle door Q-investeerders geleden en te lijden verliezen.

"Het is de bedoeling dat de kosten die SWO maakt in de toekomst door de fondsen vergoed worden". Mijne heren, hebben de fondsen dat al beslist? Wat staat er te gebeuren als de fondsen "nee" zeggen? Hoe zit het met de HVO-obligatiehouders?

Gezien voorgaande (niet uitputtend) zal dan ook mijn advies in voorkomende gevallen aan Q-investeerders zijn:

a.       Besteed geen euro meer aan het zogenaamde plan van aanpak van de Stichting X cs.

b.      Stel de Werkgroep Q-participanten/Stichting X, de heren H RA en K in privé en V  mede-aansprakelijk voor Uw investeringsverliezen.

Tenslotte, ik heb steeds opgeroepen tot een eensgezinde en respectvolle aanpak. Deze weg staat nog altijd voor U open, U kent de (zeer plausibele) voorwaarden.

Hoogachtend, Y RA”.

2.20 Bij beslissing van de Raad van Tucht van het Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) (hierna: Raad van Tucht) van 31 januari 1991 is een tegen betrokkene gerichte klacht over geuite insinuaties en taalgebruik gegrond verklaard. Er is toen geen maatregel opgelegd.

2.21 Bij beslissingen van de Raad van Tucht van 12 februari 1994 zijn twee afzonderlijke

klachten tegen betrokkene gegrond verklaard. Deze klachten zien (onder meer) op het

doen van grievende uitlatingen. In beide gevallen is aan betrokkene een berisping

opgelegd. Deze beslissingen zijn op 12 oktober 1994 in hoger beroep bevestigd.

2.22 Bij beslissing van de Raad van Tucht van 15 januari 1996 is een tegen betrokkene gerichte klacht over het doen van grievende uitlatingen gegrond geacht. Aan betrokkene is daarbij opgelegd de maatregel van schorsing als registeraccountant voor de duur van 2 weken.

2.23 Bij beslissing van de Raad van Tucht van 29 april 1996 is een tegen betrokkene gerichte klacht over het doen van grievende en niet passende uitlatingen gegrond verklaard. Aan betrokkene is daarbij de maatregel van berisping opgelegd.

2.24 Bij beslissing van de Raad van Tucht van 19 december 1997 is een tegen betrokkene gerichte klacht over het doen van beledigende en ongepaste uitlatingen gegrond verklaard. Aan betrokkene is daarbij de maatregel opgelegd van schorsing als registeraccountant voor de duur van zes maanden. Deze beslissing is op 8 juni 1999 in hoger beroep bevestigd.

2.25 Bij beslissing van de Accountantskamer van 22 november 2010 is een tegen betrokkene gerichte klacht over het met uitlatingen schenden van de fundamentele beginselen integriteit en professioneel gedrag gegrond verklaard. Aan betrokkene is daarbij de maatregel opgelegd van doorhaling van de inschrijving in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra.

Betrokkene is van deze uitspraak in hoger beroep gekomen; hierop is nog niet beslist.

2.26 Bij beslissing van de Accountantskamer van 28 maart 2011 is wederom een tegen betrokkene gerichte klacht over het met uitlatingen schenden van fundamentele beginselen als bedoeld in artikel A-100.4 van de Verordening Gedragscode (RA’s) (hierna: de VGC) gegrond verklaard. Aan betrokkene is daarbij wederom de maatregel opgelegd van doorhaling van de inschrijving in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra. Betrokkene is ook van deze uitspraak in hoger beroep gekomen; hierop is nog niet beslist.

2.27 De Accountantskamer merkt op dat zij inmiddels bij uitspraak van 10 juni 2011 op verzoek van de voorzitter van het NIVRA de inschrijving van betrokkene in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra met onmiddellijke ingang tijdelijk heeft doorgehaald.

3. De klacht

3.1 De klacht houdt - naar de Accountantskamer begrijpt - in dat betrokkene het fundamentele beginsel van professioneel gedrag heeft geschonden door klaagster (en haar vertegenwoordigers) te confronteren met een bombardement van e-mails met beschuldigingen die kant noch wal raken.

3.2   De belangrijkste grieven van klaagster ter zake luiden als volgt.

a.       Betrokkene (zelf geen investeerder) heeft zich in 2010 opgeworpen als klokkenluider inzake Q Vastgoed B.V. Hij heeft zijn plicht gedaan door na zijn ontslag als toezichthouder bij B.V.2 investeerders te waarschuwen voor de laakbare handelwijze van het bestuur van Q Vastgoed B.V. als het gaat om het beheer van de verschillende Q-fondsen. Hij heeft daarna echter verzuimd zijn beweringen in voldoende mate te staven met cijfers en documenten. In plaats daarvan heeft hij bij voortduring geclaimd het alleenrecht te hebben wat betreft het behartigen van de belangen van de investeerders.

b.      Betrokkene haalde in de periode mei t/m augustus van dit jaar geld op bij investeerders tot een bedrag van € 12.542,50 en liet dit op zijn eigen bankrekening binnenkomen, daar waar hij conform de ter zake geldende regels deze gelden op een “derdenrekening” had moeten storten. Hij heeft deze gelden daarna eigenmachtig verrekend met een declaratie, waarover door of namens klaagster vragen waren gesteld.

c.       Een verzoek per brief van 22 oktober 2010 om een betere onderbouwing van zijn declaratie heeft betrokkene, ook na herhaalde vragen daartoe, niet beantwoord.

d.      Betrokkene weigert een VAR-verklaring aan te vragen, waardoor klaagster kan worden geconfronteerd met de fiscale gevolgen, zoals brutering van haar vergoeding aan betrokkene en een daaruit voortvloeiende naheffing van verschuldigde loonheffingen en premies.

e.       Betrokkene is in zijn e-mail van 11 oktober 2010 “uit het niets” gekomen met de claim dat sprake zou zijn van een dienstverband van betrokkene bij klaagster.

f.        Betrokkene slaat een aanmatigende en steeds dreigender wordende toon aan hij geen gehoor vindt bij betrokken partijen..

g.       Betrokkene voerde de druk nog verder op door een juridisch adviesbureau in te schakelen om klaagster te doen aanschrijven.

h.       Betrokkene is er (in zijn e-mail van 31 oktober 2010) niet voor teruggedeinsd om de zoon van een van de leden van de werkgroep, de heer H, in de strijd om zijn positie te betrekken.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RA is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het door klaagster gestelde handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, had plaats na 1 januari 2007. Daarom moet dit worden getoetst aan de sindsdien vigerende Verordening Gedragscode (RA’s) (hierna: VGC) en wel in het bijzonder aan het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor accountants in business geldende) deel C daarvan.

4.3 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Betrokkene heeft allereerst als verweer gevoerd dat klaagster misbruik maakt van tuchtrecht en daarom niet ontvankelijk moet worden verklaard. De Accountantskamer vermag niet in te zien dat uit het enkele feit dat betrokkene meent een vordering te hebben op klaagster en deze ook in rechte opvordert, zou moeten volgen dat klaagster misbruik maakt van tuchtrecht door op de door haar hiervoor onder rechtsoverweging 3 vermelde gronden een tuchtklacht jegens betrokkene in te dienen. Het verweer wordt derhalve verworpen.

4.5.1 Hetgeen hem door klaagster wordt verweten als hiervoor bij 3.2 onder a. vermeld, te weten dat hij heeft verzuimd zijn beweringen in voldoende mate te staven met cijfers en documenten, is door betrokkene betwist door te verwijzen naar “de complete correspondentie, documentatie, dossiers van mij, V (Advocaten1), Stichting CV in Nood (mr. AA), BB & Partners, mede-investeerders H en R etc. etc.”.

4.5.2 Tegenover deze betwisting door betrokkene heeft klaagster onvoldoende ingebracht. Het klachtonderdeel onder a. is dan ook in zoverre ongegrond te achten.

4.5.3 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster betrokkene voorts dat hij bij voortduring geclaimd heeft het alleenrecht te hebben wat betreft het behartigen van de belangen van de investeerders. De Accountantskamer begrijpt dit klachtonderdeel aldus dat betrokkene, ondanks het feit dat klaagster betrokkene heeft aangegeven (vooralsnog) niet meer van zijn diensten gebruik te willen maken, betrokkene zich daartegen heeft verzet en zich als accountant is blijven opdringen en zich er voorts tegen heeft verzet dat klaagster zonder zijn tussenkomst de belangen van de investeerders zou behartigen.

Deze klacht wordt feitelijk ondersteund door de hiervoor onder rechtsoverwegingen 2.7, 2.9, 2.11, 2.12, 2.15 en 2.17 van betrokkene afkomstige e-mails. De blote ontkenning daarvan door betrokkene in zijn verweerschrift stuit hierop af.

4.5.4 Een dergelijk zich als accountant opdringen aan een cliënte om van zijn diensten gebruik te maken, en het zich verzetten tegen het behartigen van haar eigen belangen door een cliënte zonder gebruik te maken van zijn tussenkomst is zonder meer een schending van wat een goed accountant betaamt en als zodanig schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep. Aldus heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. juncto 150.1 van de VGC.

Het klachtonderdeel onder a. is dan ook in zoverre gegrond te achten.

4.6.1 Het verwijt van klaagster aan betrokkene, weergegeven bij 3.2 onder b., dat hij de bijdragen van investeerders op zijn eigen bankrekening liet binnenkomen in plaats van deze op een “derdenrekening” te (doen) storten en dat hij deze gelden daarna eigenmachtig verrekende met een declaratie, waarover door of namens klaagster vragen waren gesteld, is door betrokkene betwist door te stellen:

-         dat hij exact heeft gewerkt volgens de richtlijnen/afspraken van de vergadering van 21 mei 2010, ook op het vlak van de investeerdersbijdragen;

-         dat werkgroepleider H RA de “HH-account” heeft geopend voor de investeerdersbijdragen;

-         dat door betrokkene nagenoeg wekelijks gespecificeerde uren/kosten- en betalingsoverzichten aan zijn aanspreekpunt de heer H werden verstrekt.

Ter staving van deze stelling heeft betrokkene als productie 2 bij zijn verweerschrift overgelegd enige e-mailcorrespondentie van 27 september 2010 tussen hem en genoemde H, waarin overleg plaatsvond over (te) ontvangen investeerdersbijdragen en (eventuele) declaraties van betrokkene.

4.6.2 Hieruit is aannemelijk geworden dat de door betrokkene gevolgde werkwijze met de investeerdersbijdragen oorspronkelijk door klaagster (of een of meer van haar vertegenwoordigers) niet anders is voorgesteld en dat bovendien de financiële man bij de werkgroep/klaagster, H RA, aan die werkwijze zijn medewerking verleende. Niet gebleken of aannemelijk geworden is dat destijds daartegen binnen de werkgroep/klaagster bezwaar bestond. De Accountantskamer acht deze werkwijze van betrokkene dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar en het klachtonderdeel onder b. moet daarom ongegrond worden verklaard.

4.7.1 De stelling van klaagster, hiervoor weergegeven bij 3.2 onder c., dat betrokkene een verzoek per brief van 22 oktober 2010 om een betere onderbouwing van zijn declaratie, ook na herhaalde vragen daartoe, niet heeft beantwoord, is door betrokkene bestempeld als een “keiharde leugen”, daarbij verwijzend naar bijlage 16 bij het klaagschrift, te weten de e-mail van betrokkene van 25 oktober 2010 waarvan de inhoud hiervoor onder 2.11 is weergegeven.

4.7.2 De Accountantskamer heeft geconstateerd dat deze door betrokkene bedoelde e-mail weliswaar is gezonden als (een naar het oordeel van de Accountantskamer hier en daar in voor een accountant minder gepaste bewoordingen gesteld) antwoord op het verzoek per brief van 22 oktober 2010 om een betere onderbouwing van zijn declaratie, maar dat deze geenszins een (betere) onderbouwing van zijn declaratie bevat. Een accountant dient in beginsel wel aan een verzoek tot (nadere) specificatie van zijn declaratie(s) te voldoen. Betrokkene stelt dat hij dit ook wel heeft gedaan, maar hij heeft dit niet (tijdig) door middel van overlegging van desbetreffende stukken gestaafd en aldus niet aannemelijk gemaakt. In de hiervoor al genoemde, als bijlage 2 bij het verweerschrift overgelegde e-mail van 27 september 2010 van betrokkene aan H RA worden enige vragen van genoemde H beantwoord, maar is geen sprake van een behoorlijk onderbouwde specificatie van zijn declaratie, zoals het een goed accountant betaamt die te verstrekken. Het achterwege laten daarvan levert op een schending van het fundamentele beginsel professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. en nader uitgewerkt in artikel A-150.1 van de VGC. Het klachtonderdeel onder c. moet daarom gegrond worden verklaard.

4.8.1 Klager heeft, zoals hiervoor bij 3.2 onder d. weergegeven, betrokkene ook verweten dat hij weigert een VAR-verklaring aan te vragen. Betrokkene heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de “problematiek” inzake de BTW en de VAR-verklaring in overleg met HRA zou worden opgelost, maar dat laatstgenoemde hierin in gebreke is gebleven en voorts, dat hij in overleg met de Kamer van Koophandel en de Belastingdienst inmiddels een VAR-verklaring heeft aangevraagd en de BTW-plichtigheid geregeld.

4.8.2 Nu deze laatstvermelde stelling van betrokkene namens klaagster niet is weersproken en daarom aannemelijk kan worden geacht, is de Accountantskamer van oordeel dat het hierop betrekking hebbende klachtonderdeel d. feitelijke grondslag mist en daarom ongegrond moet worden verklaard.

4.9.1 In het hiervoor bij 3.2 onder e. weergegeven klachtonderdeel wordt betrokkene verweten dat hij in zijn e-mail van 11 oktober 2010 “uit het niets” is gekomen met de claim dat sprake zou zijn van een dienstverband van betrokkene bij klaagster. Betrokkene heeft hiertegen aangevoerd dat hij in de door klaagster bedoelde e-mail niet meer heeft weergegeven dan de informatie (van - onder andere - de Belastingdienst) waarover hij op dat moment beschikte.

4.9.2 De Accountantskamer merkt op dat betrokkene in de desbetreffende e-mail daarbij nog heeft vermeld: “Let wel, dit is info, los van het feit of ik het daarmee eens ben, ja dan nee!” Onder deze omstandigheden kan de stelling van klaagster dat betrokkene een dienstverband bij klaagster heeft geclaimd geen stand houden. Het hierop betrekking hebbende klachtonderdeel onder e. moet dan ook ongegrond worden verklaard.

4.10.1 De hiervoor bij 3.2 onder f. en g. weergegeven klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking. In deze klachtonderdelen wordt betrokkene verweten dat hij een aanmatigende en steeds dreigender wordende toon aanslaat als de mensen niet naar hem willen luisteren en dat hij de druk nog verder opvoerde door een juridisch adviesbureau in te schakelen om klaagster te doen aanschrijven. Betrokkene heeft in zijn verweerschrift hiertegen aangevoerd dat van een een aanmatigende en steeds dreigender wordende toon geen sprake is en dat het hem vrij staat zijn vordering ter incasso uit handen te geven. Ter zitting heeft betrokkene evenwel verklaard dat hij zijn excuses aanbiedt voor zover zijn woord- en taalgebruik te heftig is geweest.

4.10.2 De Accountantskamer acht het woord- en taalgebruik van betrokkene, zoals hiervoor onder 4.7.2 ook al opgemerkt, hier en daar voor een accountant nogal ongepast, hetgeen betrokkene zwaarder kan worden aangerekend voor zover hij met dit ongepaste woord- en taalgebruik ook nog bleef doorgaan ná de hiervoor onder 2.25 genoemde uitspraak van de Accountantskamer van 22 november 2010, zoals in de hiervoor onder 2.19 weergegeven e-mail van 2 februari 2011. Voorts is de Accountantskamer van oordeel dat diverse schriftelijke uitingen van betrokkene jegens klaagster in de hiervoor onder 2. weergegeven e-mails als ongepast en intimiderend moeten worden aangemerkt, het laatste in het bijzonder ook daar waar deze ongefundeerde claims van betrokkene jegens klaagster inhouden. Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij, voordat hij deze claims uitte, daarover geen juridisch advies heeft ingewonnen. Daartoe was hij bij gebreke van voldoende kennis ter zake, als accountant op grond van de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels echter wel verplicht, te meer daar hij zich jegens klaagster en haar vertegenwoordigers voordurend als “RA” afficheert. Het taalgebruik van betrokkene in weergegeven berichten in de rechtsoverwegingen onder 2. is dermate grof en intimiderend, dat dit zonder meer als schadelijk voor het accountantsberoep moet worden bestempeld en betrokkene heeft dus gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. en nader uitgewerkt in artikel A-150.1 van de VGC. De klachtonderdelen onder f. en g. moeten op grond van het vorenstaande in zoverre dan ook gegrond worden verklaard.

4.11.1 Tegenover het verwijt aan betrokkene, weergegeven in het hiervoor bij 3.2 onder h. vermelde klachtonderdeel, te weten dat betrokkene er (in zijn e-mail van 31 oktober 2010) niet voor is teruggedeinsd om de zoon van een van de leden van de werkgroep, de heer N, in de strijd om zijn positie te betrekken, heeft betrokkene gesteld dat hij de zoon van H nimmer bij de zaak heeft betrokken, maar (zo begrijpt de Accountantskamer) dat eerder het omgekeerde het geval is, namelijk dat de zoon van H zichzelf in de polemiek tussen (vertegenwoordigers van) klaagster en betrokkene heeft gemengd.

4.11.2 De Accountantskamer acht het door klaagster in het klachtonderdeel h. gestelde tegenover - de onweersproken gebleven - betwisting door betrokkene niet aannemelijk geworden, zodat dit klachtonderdeel reeds hierom als feitelijk ongegrond moet worden verklaard.

4.12.1 De hiervoor geconstateerde schendingen van het fundamentele beginsel professioneel gedrag leveren telkens tevens op een handelen in strijd met artikel 33 Wet RA, in welk geval de Accountantskamer op grond van het bepaalde in artikel 2 Wtra een tuchtrechtelijke maatregel kan opleggen.

4.12.2 De Accountantskamer rekent betrokkene zwaar aan dat hij bij zijn gedragingen in zo’n ernstige mate de fundamentele beginselen heeft geschonden en dat hij zelfs in zijn uitlatingen jegens (vertegenwoordigers van) klaagster heeft volhard, ook nadat deze daarover een klacht had ingediend. Afgezien van zijn mededeling ter zitting dat hij wellicht hier en daar te heftig is geweest in zijn uitlatingen, heeft betrokkene er verder geen blijk van gegeven dat hij werkelijk inziet dat hij ver over de schreef is gegaan en dat zijn taalgebruik zeer ongepast is. Een dergelijk gedrag is, evenals het niet - op een verzoek daartoe - verstrekken van een behoorlijk gespecificeerde declaratie, een accountant onwaardig.

4.12.3 De Accountantskamer houdt voorts rekening met de drie eerder aan betrokkene opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen van schriftelijke berisping en de vier eerder aan betrokkene opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen van schorsing of doorhaling als registeraccountant, waaraan telkens een gelijksoortig verwijtbaar gedrag van betrokkene ten grondslag heeft gelegen.

4.12.4 Gezien de overeenkomsten tussen die eerdere tuchtzaken en de onderhavige klacht, ziet betrokkene kennelijk de ernst van zijn handelwijze niet in en meent hij daarmee voort te kunnen gaan. Dit duidt er niet op dat betrokkene het belang ervan inziet om zijn beroep uit te oefenen in overeenstemming met de voor hem geldende beroeps- en gedragsregels en wijst er voorts op dat tuchtrechtelijk toezicht hem evenmin kan weerhouden van het zich gedragen in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. De twee eerdere maatregelen van schorsing als registeraccountant (naar huidig recht te kwalificeren als een maatregel van tijdelijke doorhaling als bedoeld in sub d. van lid 1 van artikel 2 Wtra) hebben  kennelijk onvoldoende invloed gehad. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat een nadere maatregel van tijdelijke doorhaling op het gedragspatroon van betrokkene onvoldoende effect zal hebben.

4.12.5 De Accountantskamer houdt er voorts rekening mee dat betrokkene bij in de onder 2.25 en 2.26 weergegeven beslissingen de maatregel is opgelegd van doorhaling van de inschrijving in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra en dat daarbij de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 1 (één) jaar respectievelijk 10 (tien) jaren is bepaald, doch dat op het daartegen door betrokkene ingestelde hoger beroep nog niet is beslist.

4.12.6 Al het vorenstaande in aanmerking nemende is de Accountantskamer van oordeel dat als sanctie op de gegrond geachte klacht geen andere maatregel passend en geboden is dan die van doorhaling van de inschrijving in het register, bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra. Daartoe zal dan ook, gelet op artikel 33 van de Wet RA en artikel 2, lid 1, sub e. van de Wtra, worden overgegaan en daarbij zal de Accountantskamer de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven bepalen op 10 (tien) jaren.

4.13 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.14 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

-         verklaart de klacht in de onderdelen a. (deels), b., d., e. en h. ongegrond;

-         verklaart de klacht in de onderdelen a. (deels), c., f. en g. gegrond in voege als hiervoor omschreven;

-         legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, welke doorhaling ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

-         bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 10 (tien) jaren;

-         verstaat dat de AFM, de voorzitter van de NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.J. van Lee en mr. E.A. Maan, rechterlijke leden, P.A.S. van der Putten RA en A.M.H. Homminga AA, accountantsleden, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2011.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:                                     

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kunnen/kan klaagster en/of  betrokkene, dan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s‑Gravenhage.