ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0173 Accountantskamer Zwolle 11/704 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0173
Datum uitspraak: 06-06-2011
Datum publicatie: 06-06-2011
Zaaknummer(s): 11/704 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Na wijziging per 1 januari 2011 van deVerordening op de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s is het Bestuur van de NOvAA niet langer bevoegd om een klacht in te dienen. Die bevoegdheid komt nu toe aan de Voorzitter van de NOvAA. Klacht niet-ontvankelijk.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) v an 6 juni 2011 in de zaak met nummer 11/704 Wtra AK van

het bestuur van de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA) ,

gevestigd en kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van het op 6 april 2011 ingekomen klaagschrift van 5 april 2011, met bijlagen. Door betrokkene is geen verweerschrift ingediend.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 9 mei 2011, op welke zitting aanwezig waren - aan de zijde van klager - diens raadsvrouw/gemachtigde mr. M.L. Batting, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van de heer H. Geerlofs, adviseur van zowel de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s als van de NOvAA. Betrokkene is niet ter zitting verschenen.

1.3 De raadsvrouw/gemachtigde van klager heeft op deze zitting het standpunt van klager aan de hand van een - aan de Accountantskamer overgelegde - pleitnota toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent.

2.2 Op 15 juni 2010 heeft een toetsing van zijn accountantspraktijk plaatsgevonden. Na een gesprek en enige correspondentie tussen de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: de Raad), waarbij betrokkene in de gelegenheid is gesteld tekortkomingen te herstellen, is de Raad op 23 december 2010 tot een negatief eindoordeel over het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene gekomen. De Raad heeft dit oordeel per brief van 4 januari 2011 aan betrokkene gezonden.

2.3 Naar aanleiding van het uitblijven van het herstel door betrokkene van de bij de toetsing geconstateerde tekortkomingen, is de onderhavige klacht door klager ingediend.

3. De klacht

3.1 De klacht is gebaseerd op het gegeven dat de NOvAA van oordeel is dat betrokkene de fundamentele beginselen van de Verordening gedragscode voor AA’s (VGC) heeft geschonden.

3.2 De klacht omvat vier onderdelen, te weten:

-         dat betrokkene bedreigingen voor de integriteit en onafhankelijkheid niet heeft onderkend en daarmee heeft gehandeld in strijd met de beginselen van objectiviteit en professioneel gedrag,

-         dat betrokkene in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid onvoldoende PE-punten heeft behaald in de periode 2007 tot en met 2009,

-         dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene niet voldoet aan de daaraan gestelde vereisten, in het bijzonder waar in de getoetste dossiers nauwelijks documentatie is aangetroffen, en

-         dat de accountantspraktijk van betrokkene niet beschikt over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering die voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

4. Beoordeling

Omtrent de klacht overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 De Accountantskamer dient, voordat zij toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de ingediende klacht, ambtshalve na te gaan of voldaan is aan alle vereisten voor het in behandeling nemen van de klacht. Tot die vereisten behoort dat de indiener van de klacht daartoe bevoegd is. Gebleken is dat klager de bevoegdheid daartoe mist.

4.2 In de inleiding van het klaagschrift is vermeld dat de klacht haar grondslag vindt in bevindingen als bedoeld in artikel 9 van de Verordening op de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (VRvTBAA’s) en in artikel 3, derde lid, van de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing (VPPT). In artikel 9 VRvTBAA’s, zoals dit artikel luidt sinds de inwerkingtreding van Hoofdstuk III van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra), wordt de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s bevoegd verklaard deze bevindingen en wel namens het bestuur van de NOvAA, ter kennis van de Accountantskamer te brengen. Artikel 3, derde lid, van de VPPT, zoals dat luidt sinds 1 januari 2011, geeft een vergelijkbare bevoegdheid aan de voorzitter van de NOvAA (en niet, zoals in de inleiding van het klaagschrift valt te lezen, aan klager).

4.3 In artikel 22 van de Wtra is (kort gezegd) bepaald dat “een ieder” een klacht kan indienen bij de Accountantskamer, maar dit kan de ontvankelijkheid van klager in de onderhavige zaak niet sauveren. Het gestelde in deze bepaling brengt weliswaar mee dat elke natuurlijke en (privaat- of publiekrechtelijke) rechtspersoon de bevoegdheid tot klagen bij de Accountantskamer toekomt, doch het regelt niet welk orgaan van een rechtspersoon vervolgens op basis van de voor die rechtspersoon geldende bevoegdheidsregels bevoegd is tot het indienen van een klacht.

4.4 Nu de voorzitter van de NOvAA niet alsnog schriftelijk te kennen heeft gegeven dat hij de klacht voor zijn rekening heeft genomen, met welke kennisgeving de onbevoegdheid tot het indienen van de klacht onder omstandigheden had kunnen worden geheeld, ziet de Accountantskamer in dit stadium van de behandeling geen grond om de voorzitter van de NOvAA daartoe alsnog de gelegenheid te bieden.

4.5 Al het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

5. Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en mr. H. de Hek, rechterlijke leden, drs. E.J.F.A. de Haas RA en J. Maan AA, accountantsleden, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2011.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en/of  betrokkene dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.