ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0172 Accountantskamer Zwolle 11/551 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0172
Datum uitspraak: 06-06-2011
Datum publicatie: 06-06-2011
Zaaknummer(s): 11/551 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Na wijziging per 1 januari 2011 van deVerordening op de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s is het Bestuur van de NOvAA niet langer bevoegd om een klacht in te dienen. Die bevoegdheid komt nu toe aan de Voorzitter van de NOvAA. Klacht niet-ontvankelijk  

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) v an 6 juni 2011 in de zaak met nummer 11/551 Wtra AK van

het bestuur van de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA) ,

gevestigd en kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. G.D. Bosman.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van het op 16 maart 2011 ingekomen klaagschrift van 15 maart 2011, met bijlagen, en van het op 28 april 2011 ingekomen verweerschrift, met bijlagen.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 9 mei 2011, op welke zitting aanwezig waren - aan de zijde van klager - diens raadsvrouw/gemachtigde mr. M.L. Batting, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van de heer H. Geerlofs, adviseur van zowel de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s als van de NOvAA, en - aan de zijde van betrokkene - Y AA in persoon, tot bijstand vergezeld van mr. G.D. Bosman, advocaat te Veldhoven.

1.3 De raadsvrouw/gemachtigde van klager, alsmede betrokkene en diens raadsman hebben op deze zitting hun standpunten toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer. De raadslieden van partijen hebben daarbij pleitnotities overgelegd.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent.

2.2 Op 1 juni 2010 heeft een toetsing van zijn accountantspraktijk plaatsgevonden. De Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: de Raad) is op 1 september 2010 op basis van de bevindingen van het toetsingsteam tot een negatief eindoordeel over het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene gekomen en heeft dit oordeel per brief van 2 september 2010 aan betrokkene gezonden. In deze brief heeft de Raad betrokkene tevens op een aantal andere gebreken bij hem en/of zijn praktijk gewezen.

2.3 Nadat betrokkene aanvankelijk in het geheel niet reageerde, is na een schriftelijke reactie van betrokkene per brief van 22 december 2010 op verscheidene punten een geschil tussen de Raad en betrokkene ontstaan, dat - onder meer - heeft geleid tot het indienen van de onderhavige klacht.

3. De klacht

3.1 De klacht is gebaseerd op het gegeven dat de NOvAA van oordeel is dat betrokkene zich niet heeft gehouden aan de toepasselijke regelgeving.

3.2 De klacht omvat vier onderdelen, te weten:

-         dat betrokkene heeft nagelaten een verbeterplan in te dienen conform artikel 11, vijfde lid, van de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing (VPPT),

-         dat betrokkene niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen inzake permanente educatie ex artikel 3, eerste lid, van de Nadere voorschriften permanente educatie (NVPE), zulks in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid, en tevens desgevraagd geweigerd een registratie van zijn PE-punten aan de Raad over te leggen, dit laatste in strijd met artikel 7, derde lid, van de NVPE,

-         dat de accountantspraktijk van betrokkene niet beschikt over een beroepsaansprakelijk-heidsverzekering die voldoet aan de vereisten, gesteld in de artikelen 3 en 4 van de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan Assurance verwante opdrachten (NVAKaav) en

-         dat betrokkene in strijd met de NVAKaav heeft nagelaten voor de waarneming van zijn accountantspraktijk een adequate regeling te treffen.

4. Beoordeling

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Namens betrokkene is (primair) het standpunt ingenomen dat de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard op de grond dat het bestuur van de NOvAA, gezien artikel 3, derde lid, van de VPPT niet bevoegd is tot het indienen van de klacht. De Accountantskamer onderschrijft dit standpunt. 

4.2 In de inleiding van het klaagschrift is vermeld dat de klacht haar grondslag vindt in bevindingen als bedoeld in artikel 9 van de Verordening op de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (VRvTBAA’s) en in artikel 3, derde lid, VPPT. In artikel 9 VRvTBAA’s, zoals dit artikel luidt sinds de inwerkingtreding van Hoofdstuk III van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra), wordt de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s bevoegd verklaard deze bevindingen en wel namens het bestuur van de NOvAA, ter kennis van de Accountantskamer te brengen. Artikel 3, derde lid, van de VPPT, zoals dat luidt sinds 1 januari 2011, geeft een vergelijkbare bevoegdheid aan de voorzitter van de NOvAA (en niet, zoals in de inleiding van het klaagschrift valt te lezen, aan klager).

4.3 Ter zitting heeft de raadsvrouw/gemachtigde van klager ter afwering van het beroep op niet-ontvankelijkheid van de klacht - onder meer - nog gewezen op artikel 22 van de Wtra, aangezien daarin (kort gezegd) is bepaald dat “een ieder” een klacht kan indienen bij de Accountantskamer.

De Accountantskamer kan de raadsvrouw/gemachtigde hierin niet volgen. Dit artikel brengt mee dat elke natuurlijke en (privaat- of publiekrechtelijke) rechtspersoon de bevoegdheid tot klagen bij de Accountantskamer toekomt, maar het regelt niet welk orgaan van een rechtspersoon vervolgens op basis van de voor die rechtspersoon geldende bevoegdheidsregels bevoegd is tot het indienen van een klacht.

4.4 Nu de voorzitter van de NOvAA niet alsnog schriftelijk te kennen heeft gegeven dat hij de klacht voor zijn rekening heeft genomen, ook niet nadat in het verweerschrift uitdrukkelijk een beroep was gedaan op de onbevoegdheid van klager, met welke kennisgeving de onbevoegdheid tot het indienen van de klacht onder omstandigheden had kunnen worden geheeld, ziet  de Accountantskamer in dit stadium van de behandeling geen grond om de voorzitter van de NOvAA daartoe alsnog de gelegenheid te bieden.

4.5 Al het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

5. Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en mr. H. de Hek, rechterlijke leden, drs. E.J.F.A. de Haas RA en J. Maan AA, accountantsleden, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2011.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en/of  betrokkene dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.