ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0171 Accountantskamer Zwolle 11/646 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0171
Datum uitspraak: 06-06-2011
Datum publicatie: 06-06-2011
Zaaknummer(s): 11/646 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie: Nadere maatregel van tijdelijke doorhaling nu eerder opgelegde boete niet is betaald (zie voorgaande zaak onder nr. 09/1159 Wtra AK; LJN: YH0088).

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 5 lid 4 Wet tuchtrechtspraak van 6 juni 2011 in de zaak met nummer 11 / 646 Wtra AK   van

het bestuur van de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

wonende en kantoorhoudende te (woonplaats),

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-         haar beslissing van 7 december 2009 in de zaak geregistreerd onder nummer 09/1159 Wtra AK waarbij aan betrokkene - onder meer - de maatregel van een geldboete van € 1.000,00 is opgelegd;

-         de last tot tenuitvoerlegging van haar voorzitter d.d. 11 februari 2011;

-         de door haar voorzitter aan betrokkene bij brief van 15 maart 2011 geboden laatste gelegenheid tot betaling binnen een termijn van 2 weken en

-         de oproep van betrokkene en het bestuur van de NOvAA d.d. 29 maart 2011 voor het horen van beiden ter openbare zitting d.d. 9 mei 2011 betreffende de eventuele ambtshalve oplegging van de maatregel van een (tijdelijke) doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register bedoeld in artikel 36, lid 1 Wet AA.  

1.2 Betrokkene is in persoon ter zitting verschenen. Namens klager was ter zitting aanwezig diens gemachtigde mw. mr. M.L. Batting, advocaat te Den Haag, alsmede de heer H. Geerlofs, adviseur van zowel de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s als de NOvAA.

1.3 Betrokkene heeft het uitblijven van betaling toegelicht en overigens geantwoord op vragen van de Accountantskamer. Van de zijde van klager is niets naders aangevoerd.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de stukken stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is ingeschreven in het accountantsregister bij de NOvAA. Hij is openbaar accountant.

2.2 Bij beslissing van 7 december 2009 is aan betrokkene wegens - zakelijk weergegeven - het onthouden van zijn medewerking aan de hertoetsing van zijn accountantspraktijk onder meer de maatregel opgelegd van een geldboete van € 1.000,00. Deze beslissing is op 7 februari 2011 onherroepelijk geworden.

2.3 Bij last tot tenuitvoerlegging d.d. 11 februari 2011 is betrokkene de gelegenheid geboden om de geldboete uiterlijk te voldoen voor 11 maart 2011. Betrokkene heeft niet op die last gereageerd en daar evenmin gevolg aan gegeven.

2.4 Vanwege het uitblijven van betaling is betrokkene bij brief van 15 maart 2011 door de voorzitter van de Accountantskamer gewezen op artikel 5 Wtra, dat bepaalt dat bij niet tijdige betaling (alsnog) aan betrokkene de maatregel van (tijdelijke) doorhaling kan worden opgelegd. Betrokkene is daarbij verzocht om binnen twee weken een betalingsbewijs over te leggen dan wel alsnog binnen die termijn voor betaling zorg te dragen en van die betaling de Accountantskamer kennis te geven. Betrokkene heeft op die brief evenmin gereageerd.

2.5 Bij brief van 29 maart 2011 is betrokkene opgeroepen voor de zitting van 9 mei 2011.

3. De gronden van de beslissing

Omtrent het niet (tijdig) voldoen aan de last tot tenuitvoerlegging overweegt de Accountantskamer het volgende.

3.1 Van betrokkene is, na de last tot tenuitvoerlegging, na de brief van 15 maart 2011 of na de oproeping voor de zitting d.d. 29 maart 2011 geen bericht ontvangen van de reden(en) waarom hij de (tijdige) betaling van de boete naliet.  

3.2 Betrokkene heeft de ontvangst van de last tot tenuitvoerlegging en van de brief van 15 maart 2011 niet weersproken. Hij heeft voorts niet betwist dat hij aan die last en die brief geen gevolg heeft gegeven en evenmin anderszins op die stukken heeft gereageerd. Hij heeft hierover ter zitting verklaard dit onzorgvuldig van zichzelf te vinden en zulks te betreuren.

3.3 Betrokkene heeft het uitblijven van tijdige betaling ter zitting toegelicht met een beroep op de penibele financiële omstandigheden waarin hij sinds twee jaren verkeert. Hij heeft voorts aangevoerd dat hij verwacht op korte termijn de boete wel te kunnen voldoen.

Wat daarvan zij, het lag op de weg van betrokkene alles in het werk te stellen om een dergelijke betaling mogelijk te maken, dan wel tijdig en op de juiste wijze gedocumenteerd op de voet van het derde lid van artikel 5 Wtra om verlenging van de betalingstermijn te vragen. Dit klemt te meer nu aan betrokkene bij brief van 15 maart 2011 nog uitdrukkelijk om een reactie is verzocht. Dit heeft hij nagelaten en hij heeft op een - nadere - zitting van de Accountantskamer laten aankomen. Vastgesteld moet worden dat betrokkene in zoverre - opnieuw - heeft gehandeld in strijd met een goede uitoefening van het accountantsberoep. De omstandigheid dat betrokkene het voornemen heeft de opgelegde boete te betalen, doet daaraan niets af.

Al met al zijn in dit geval geen bijzondere omstandigheden gebleken die het uitblijven van tijdige betaling kunnen billijken.

3.4 Alles in aanmerking nemende is een nadere sanctie op haar plaats en acht de Accountantskamer de nadere oplegging van de maatregel van een tijdelijke doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register voor de duur van vier maanden passend en geboden. Bij die beslissing heeft de Accountantskamer rekening gehouden met enerzijds de omstandigheid dat betrokkene herhaaldelijk is gewaarschuwd voor een ambtshalve toepassing van het bepaalde in lid 4 van artikel 5 Wtra, dat hij de geldboete nog steeds niet heeft betaald en dat hij dienaangaande niets concreets in het vooruitzicht heeft gesteld en anderzijds met het gegeven dat betrokkene ter zitting blijk heeft gegeven de onjuistheid van zijn handelen als hierbedoeld in te zien en heeft toegezegd ter zake een uiterste inspanning te doen.

In de handelwijze van betrokkene noch in diens omstandigheden is een grond gevonden voor het - alsnog - afzien van het opleggen van een nadere maatregel. In dat geval zou immers het uit de wet volgende handhavingsmechanisme naar het oordeel van de Accountantskamer op onacceptabele wijze worden ondergraven.

3.5 De AFM en de voorzitter van de NOvAA dienen ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra, zodra deze uitspraak onherroepelijk is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register in artikel 11, eerste lid Wta respectievelijk bedoeld in artikel 36, eerste lid Wet AA wordt opgenomen.

4. De beslissing

De Accountantskamer:

·        legt terzake aan betrokkene op de - nadere - maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register bedoeld in artikel 36, eerste lid Wet AA voor de duur van vier maanden. Deze doorhaling gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot ten uitvoerlegging heeft uitgevaardigd en eindigt daarna na ommekomst van vier maanden;

·        verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, in artikel 11, eerste lid Wta respectievelijk bedoeld in artikel 36, eerste lid Wet AA.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en mr. H. de Hek, rechterlijke leden, drs. E.J.F.A. de Haas RA en J. Maan AA, accountantsleden, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2011 in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op: ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­_________________________

____________________________________________________________________________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen betrokkene dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.