ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0168 Accountantskamer Zwolle 11/26 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0168
Datum uitspraak: 16-05-2011
Datum publicatie: 16-05-2011
Zaaknummer(s): 11/26 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:     Betrokkene is als registeraccountant tegen een vaste maandelijkse vergoeding gaan samenwerken met een ander accountantskantoor (klaagster) en had zijn eigen klantenbestand meegebracht. Toen een achterstand was ontstaan in de betaling van die maandelijkse vergoeding, heeft betrokkene een en andermaal het bedrag van aan zijn voormalige cliënten gerichte facturen van klaagster door die cliënten heeft laten overmaken naar de bankrekening van het bedrijf van zijn echtgenote. Dit gebeurde in strijd met de afspraken die hij met klaagster had gemaakt en zonder dat hem daarvoor namens klaagster uitdrukkelijk toestemming was verleend.  Dit handelen van betrokkene is uiterst laakbaar en wellicht zelfs strafbaar. In elk geval is het in strijd met de fundamentele beginselen integriteit en professioneel gedrag. Berisping.  

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 16 mei 2011 in de zaak met nummer 11 / 26 Wtra AK van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

X B.V. ,

gevestigd te [plaats] ,

K L A A G S T E R ,

vertegenwoordigd door haar directeur: Z AA,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende te (woonplaats),

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 13 januari 2011 ingekomen klaagschrift van 12 januari 2011;

-         de op 24 februari 2011 ingekomen brief van 23 februari 2011 van klaagster aan de Accountantskamer, met als bijlage een nadere productie;

-         het op 28 februari 2011 ingekomen verweerschrift van 25 februari 2011, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 7 maart 2011, waar namens klager haar directeur Z AA en voorts betrokkene in persoon aanwezig waren.

1.3 Partijen hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van een pleitnota, die aan de Accountantskamer werd overgelegd) onderscheidenlijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is in mei 2009 via een detacheringsbureau als openbaar accountant werkzaamheden gaan verrichten voor klaagster. Daarnaast had betrokkene nog een eigen accountantspraktijk in [plaats[ onder de naam Accountants1. Eind 2009 is besloten de beide accountantspraktijken samen te voegen in [plaats].

2.2 Betrokkene heeft zijn klantenbestand bij klaagster ingebracht, waarvoor hij zelf (een groot deel van) de werkzaamheden bleef uitvoeren. Omtrent de samenwerking tussen klaagster en betrokkene zijn de cliënten van betrokkene geïnformeerd door middel van een schrijven van 27 januari 2010 van betrokkene, waarin - onder meer - werd vermeld dat voor de dienstverlening van betrokkene met ingang van 1 februari 2010 vanuit klaagster zou worden gedeclareerd, zulks overigens wel overeenkomstig de met die cliënten gemaakte afspraken. Betrokkene registreerde de door hem gewerkte uren, zulks ten behoeve van de facturering ervan door klaagster. Op 23 juni 2010 is namens klaagster en door betrokkene een “managementovereenkomst” ondertekend, inhoudende een formalisering van het samenwerkingsverband tussen klaagster en betrokkene, de daaraan verbonden voorwaarden en de daarop van toepassing zijnde bepalingen.

2.3 Betrokkene zou overeenkomstig de managementovereenkomst een bedrag van € 10.000,- (excl. BTW) per maand ontvangen van klaagster, zulks met ingang van de eerste van de maand waarin betrokkenes werkzaamheden bij klaagster aanvingen, in dit geval op 1 januari 2010.

2.4 In april 2010 bleek dat enige cliënten de facturen van klaagster hadden voldaan op een bankrekening van betrokkene. Dit was op verzoek van betrokkene gebeurd, omdat klaagster haar financiële verplichtingen uit hoofde van voornoemde management-overeenkomst jegens betrokkene niet tijdig en volledig was nagekomen.

2.5 Naar aanleiding hiervan vond op 23 april 2010 tussen klaagster en betrokkene een bespreking plaats, waarbij - onder meer - werd afgesproken dat voortaan alle werkzaamheden van betrokkene via klaagster zouden lopen, dat de cliënten aan klaagster zouden betalen en dat betrokkene door klaagster zou worden betaald.

2.6 Van 23 april 2010 tot en met 23 augustus 2010 heeft klaagster (door betalingen en verrekeningen) slechts gedeeltelijk voldaan aan haar financiële verplichtingen aan betrokkene uit hoofde van voornoemde managementovereenkomst. Klaagster is na 23 augustus 2010 opgehouden betrokkene te betalen. 

2.7 In augustus 2010 bleek wederom dat een deel van het door betrokkene ingebrachte klantenbestand achterbleef met het voldoen van de nota’s van klaagster. Daarop heeft klaagster overleg gevoerd met betrokkene die mededeelde de klanten telefonisch te zullen benaderen over de openstaande nota's; daartoe kreeg hij van klaagster een lijst met openstaande posten overhandigd.

2.8 Ook hierna bleef deze groep klanten achter met betalen. Klaagster is die klanten telefonisch gaan benaderen, waaruit bleek dat een groot deel van de openstaande facturen op verzoek van betrokkene was overgemaakt op de bankrekening van het bedrijf van de echtgenote van betrokkene. Twee klanten gaven te kennen dat zij de facturen van klaagster niet wensten te betalen omdat deze in overleg met betrokkene verrekend zouden kunnen worden met door hen aan betrokkene verstrekte geldleningen.

2.9 Naar aanleiding van deze gang van zaken heeft klaagster betrokkene per brief van 6 oktober 2010 schriftelijk gewaarschuwd en medegedeeld dat de samenwerkings-overeenkomst per direct zou worden beëindigd bij de volgende keer dat betrokkene zonder medeweten en uitdrukkelijke toestemming van klaagster voor door hem verrichte werkzaamheden geld zou laten overmaken op een andere rekening dan de rekening van klaagster.

2.10 Op 29 november 2010 constateerde klaagster opnieuw het uitblijven van betalingen. Uit telefonisch contact met enkele klanten bleek dat opnieuw betalingen hadden plaatsgevonden op het bankrekeningnummer van betrokkene. Hierop besloot klaagster de managementovereenkomst met betrokkene met onmiddellijke ingang te ontbinden. Klaagster heeft tegen betrokkene bij de politie aangifte van verduistering gedaan.

3. De klacht

3.1 De klacht - waartoe deze ter zitting namens klaagster uitdrukkelijk is beperkt - houdt in dat betrokkene facturen van klaagster door cliënten van klaagster op de bankrekening van het bedrijf van zijn echtgenote heeft laten betalen.

3.2 Betrokkene heeft daarmee volgens klaagster gehandeld in strijd met fundamentele beginselen als bedoeld in de Verordening Gedragscode (RA’s) (hierna: VGC) en het aanzien van accountants (de Accountantskamer begrijpt: het accountantsberoep) geschaad.

3.3 In het klaagschrift kan worden gelezen dat de klacht mede inhoudt dat betrokkene in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels geldbedragen van cliënten heeft geleend. Ter zitting is echter namens klaagster uitdrukkelijk gesteld dat dit niet als afzonderlijke klacht was bedoeld, maar als adstructie van de hiervoor onder 3.1 weergegeven klacht.

4. De gronden van de beslissing

4.1 De Accountantskamer stelt vast dat het handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, plaatshad ná 1 januari 2007 en daarom moet worden getoetst aan de sinds die datum vigerende Verordening Gedragscode (RA's) (hierna: VGC) en wel in het bijzonder het (voor alle registeraccountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1 van die Verordening.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 Door betrokkene is niet betwist - en daarmee is komen vast te staan - dat hij een en andermaal het bedrag van aan cliënten gerichte facturen van klaagster door die cliënten heeft laten overmaken naar de bankrekening van het bedrijf van zijn echtgenote. Dit gebeurde in strijd met de afspraken die hij met klaagster had gemaakt en zonder dat hem daarvoor namens klaagster uitdrukkelijk toestemming was verleend.

4.4 Dit handelen van betrokkene is uiterst laakbaar en wellicht zelfs strafbaar. In elk geval is het in strijd met de fundamentele beginselen integriteit en professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 onder a. respectievelijk e. van de VGC. Betrokkene is immers met dat handelen in zijn beroepsmatige en zakelijke betrekkingen niet eerlijk en oprecht opgetreden en hij heeft zich daarbij evenmin aan de voor hem relevante wet- en regelgeving gehouden. Bovendien zal dat handelen door een redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep. De klacht moet daarom gegrond worden verklaard.

4.5 Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen maatregel wordt in aanmerking genomen de aard en ernst van de hiervoor omschreven schendingen van fundamentele beginselen uit de VGC. Deze rechtvaardigen op zichzelf oplegging van de maatregel van (al dan niet tijdelijke) doorhaling van de accountant in het register. Echter, alles in aanmerking nemende, waaronder ook de omstandigheid dat betrokkene in de financiële problemen werd gebracht door het achterwege blijven van tijdige en volledige betalingen aan hem door klaagster en het gegeven dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, is de Accountantskamer van oordeel dat in dit geval met oplegging van de maatregel van berisping kan worden volstaan.

4.6 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.7 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·        verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·        legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van berisping;

·        verstaat dat de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en mr. E.F. Smeele, rechterlijke leden, drs. E.J.F.A. de Haas RA en J. Maan AA, accountantsleden, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2011.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:                                      

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kan/kunnen klager en/of  betrokkene, dan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s‑Gravenhage.