ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0165 Accountantskamer Zwolle 11/319 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0165
Datum uitspraak: 09-05-2011
Datum publicatie: 10-05-2011
Zaaknummer(s): 11/319 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie:   Tekort van 120 PE-punten over 3 jaar en niet reageren op verzoek van de beroepsorganisatie  

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 9 mei 2011

in de zaak met nummer 11/319 Wtra AK van

de voorzitter van het KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS (NIVRA) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. N.J. Makkes,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende te (woonplaats),

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van het op 11 februari 2011 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift van 10 februari 2011, met bijlagen. Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend. Op 13 april 2011 heeft hij de Accountantskamer telefonisch medegedeeld geen verweer te voeren, alsmede niet ter zitting te zullen verschijnen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 15 april 2011, waar namens klager aanwezig was diens raadsvrouw mr. N.J. Makkes, advocaat te Amsterdam. Betrokkene is niet verschenen.

1.3 De raadsvrouw van klager heeft op de zitting geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, het volgende vast komen te staan.

2.1 Betrokkene is sinds (datum) ingeschreven in het accountantsregister van het NIVRA, bedoeld in artikel 55 Wet RA. Hij is accountant in business en heeft geen ‘Verklaring verrichte activiteiten’ als bedoeld in artikel 2, derde lid Nadere voorschriften permanente educatie, zoals deze luidden tot 1 januari 2010 (hierna aan te duiden als: NVPE) ingediend. Voor de jaren 2007, 2008 en 2009 heeft hij geen verzoek ingediend tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting om activiteiten op het gebied van permanente educatie (de PE-activiteiten) te verrichten als bedoeld in artikel 3, zevende lid NVPE.

2.2 Betrokkene is in 2008 en 2009 door het NIVRA aangeschreven in verband met een tekort aan behaalde PE-punten over de jaren 2007 en 2008. Op 4 mei 2010 heeft klager betrokkene een brief gezonden, waarin betrokkene er (onder meer) op is gewezen dat hij niet heeft voldaan aan zijn (registratie)verplichting op grond van de NVPE over 2009 en over de driejaarscyclus 2007-2009. Daarbij is hem een termijn van drie maanden gesteld om alsnog te voldoen aan die verplichtingen. Deze termijn eindigde op 5 augustus 2010.

2.3 In een brief van klager van 27 oktober 2010 is betrokkene erop gewezen dat hij volgens de gegevens van het NIVRA niet heeft voldaan aan de volgende eisen:

- 120 PE-punten behalen in de driejaarscyclus 2007-2009;

- minimaal 20 PE-punten behalen per kalenderjaar 2007, 2008 en 2009;

- en het online registreren van PE-activiteiten.

Daarbij zijn de gegevens vermeld zoals die van betrokkene bekend waren, met het advies deze te controleren op juistheid en volledigheid. Betrokkene is verzocht een bijgevoegd antwoordformulier uiterlijk 10 november 2010 ingevuld te retourneren, ook als genoemde gegevens correct zouden zijn.

2.4 In de brief van 13 januari 2011 heeft klager geconcludeerd dat betrokkene niet heeft voldaan aan zijn minimale verplichting overeenkomstig artikel 3, tweede lid NVPE. Betrokkene is hierbij in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze hieromtrent vóór 21 januari 2011 kenbaar te maken.

2.5 Betrokkene heeft niet gereageerd op de brieven van 4 mei en 27 oktober 2010. Hij heeft evenmin een zienswijze kenbaar gemaakt naar aanleiding van de brief van 13 januari 2011.

3. De klacht

3.1 Klager verwijt betrokkene, althans zo begrijpt de Accountantskamer de klacht, dat hij:

a.   géén, althans minder dan 120 PE-punten heeft behaald in de driejaarscyclus 2007-2009 en dat, voor zover alsnog mocht blijken dat hij wel PE-punten heeft behaald ten aanzien van de kalenderjaren 2007, 2008 en 2009 en de driejaarscyclus 2007-2009, hij niet heeft voldaan aan zijn registratieverplichting;

b.   in het geheel niet heeft gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op de betrokkene rustende PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2007-2009.

Hiermee heeft betrokkene volgens klager in strijd gehandeld met de voor hem geldende, wettelijke gedrags- en beroepsregels.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RA is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde - zoals de VGC en de daarop gebaseerde NVPE - en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Op het handelen of nalaten van betrokkene in de jaren 2007 tot en met 2009 zijn de VGC en, in de versie zoals deze luidden vóór 1 januari 2010, de NVPE van toepassing.

4.3 Op grond van de onbetwist gebleven stukken van het geding is vast komen te staan dat betrokkene in de driejaarscyclus 2007-2009 geen PE-activiteiten heeft verricht. Hij heeft zodoende voor deze jaren niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 VGC juncto artikel 3, tweede lid NVPE, om minimaal 120 PE-punten per drie aaneengesloten kalenderjaren te behalen en heeft daarmee tevens in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als geregeld in de artikelen A-130.1 en volgende van de VGC. Onderdeel a. van de klacht is daarom gegrond.

4.4 In klachtonderdeel b. verwijt klager betrokkene dat hij heeft nagelaten om te reageren op de brieven van 4 mei 2010, 27 oktober 2010 en 13 januari 2011. De Accountantskamer acht het in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, eerste lid sub b. Wet RA) en in overeenstemming met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag (artikel 33, eerste lid sub a. Wet RA juncto artikelen A-100.4 sub e. juncto A-150.1 VGC) dat een registeraccountant aan op hem jegens het NIVRA rustende informatieverplichtingen voldoet en/of op aan hem gerichte verzoeken om informatie of medewerking op adequate wijze en binnen redelijke termijn reageert, zodat het NIVRA aan de in het algemeen belang aan deze opgedragen taak, te weten onder meer het bevorderen van een goede beroepsuitoefening (artikelen 1, derde lid, en 19 Wet RA), kan voldoen.

Een informatieverplichting met betrekking tot het verrichten en registreren van PE-activiteiten is tevens gegrond op artikel A-130.7 VGC juncto artikel 8, zevende lid NVPE.

De brief van 4 mei 2010 was erop gericht betrokkene te wijzen op een achterstand in zijn PE-verplichtingen voor het geval betrokkene de achterstand niet binnen drie maanden (vóór 5 augustus 2010) zou hebben ingehaald. Vragen werden hem daarbij niet gesteld; betrokkene hoefde daarin dan ook geen aanleiding te zien een reactie naar het NIVRA te zenden. In de brief van 13 januari 2011 is betrokkene in de gelegenheid gesteld binnen één week zijn zienswijze kenbaar te maken. Betrokkene heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt en was daartoe ook geenszins verplicht.

In de brief van 27 oktober 2010 is betrokkene echter verzocht om een bijgevoegd antwoordformulier te retourneren. Ook als de gegevens correct waren, werd hij geacht het formulier te ondertekenen en te retourneren. Nu vast is komen te staan dat betrokkene aan dit verzoek niet heeft voldaan, heeft hij in strijd gehandeld met een goede uitoefening van het accountantsberoep en het beginsel van professionaliteit.

Onderdeel b. van de klacht, is daarom in zoverre eveneens gegrond.

4.5 Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks zowel in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wet RA als met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, eerste lid Wet RA).

4.6 Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene.

Zo wordt in aanmerking genomen dat het, ondanks de aanmaningen in de brieven van 4 mei 2010 en 27 oktober 2010, nalaten te voldoen aan de verplichting in de periode 2007-2009, 120 PE-punten te behalen - en daarmee aan de VGC en de Wet RA - duidt op een gebrek aan besef van het belang dat de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag hebben voor een adequate beroepsuitoefening van elke accountant en voor het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep. Dat geldt temeer nu het NIVRA in de communicatie met zijn leden in de achterliggende jaren ruim aandacht heeft gegeven aan het bestaan en de noodzaak van deze PE-verplichtingen, betrokkene daar ook persoonlijk op heeft gewezen en betrokkene op het aan hem gerichte verzoek tot het verschaffen van informatie niet heeft gereageerd.

Redenen om betrokkene deze verzuimen niet aan te rekenen, zijn gesteld noch gebleken.

4.7 Alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer oplegging van de maatregelen berisping en geldboete passend en geboden. Bij de beslissing tot het opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer mede rekening gehouden met de omstandigheid dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, deswege studiekosten - het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen - hebben moeten maken en dat zulks ten onrechte niet bij betrokkene het geval is. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van zijn bedoelde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op   € 50,- per PE-punt.

Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.8 Zodra deze uitspraak onherroepelijk is geworden en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot ten uitvoerlegging heeft uitgevaardigd, dienen de AFM en de voorzitter van het NIVRA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregelen in het register worden opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.9 Op grond van al het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·         legt ter zake aan betrokkene op:

-    een berisping,

en

-    een geldboete ten bedrage van € 6.000,- (zesduizend euro) , welke boete binnen een maand na het uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer betaald dient te worden door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ‘s-Gravenhage onder vermelding van het zaaksnummer 11/319 Wtra AK.

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van het NIVRA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in het register voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.J. van Lee, rechterlijk lid, P.A.S. van der Putten RA, accountantslid, in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2011.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

____________________________________________________________________________________________ Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.