ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0161 Accountantskamer Zwolle 10/2016 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0161
Datum uitspraak: 21-04-2011
Datum publicatie: 21-04-2011
Zaaknummer(s): 10/2016 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie:   Niet betalen contributie Nivra. Definitieve doorhaling, echter voor beperkte duur, zodat accountant bij het Nivra na betaling achterstand om herinschrijving kan verzoeken.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

v an 21 april 2011 in de zaak met nummer 10 / 2016 Wtra AK van

de voorzitter van het KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS (NIVRA) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

gemachtigde: mr. A.M. Manshande-Nonhof,

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

bij het NIVRA laatstelijk bekend op het woonadres:

[woonadres]

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-          het op 1 december 2010 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift van 24 november 2010, met bijlagen;

-          de e-mail van 4 januari 2011 van betrokkene aan de Accountantskamer, die als verweerschrift is opgevat;

-          de e-mail van 30 januari 2011 van betrokkene aan de Accountantskamer met aanvullende informatie.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 31 januari 2011, waar namens klager aanwezig was diens gemachtigde mr. A.M. Manshande-Nonhof, advocaat te Amsterdam. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, op die zitting niet verschenen.

1.3 Klager heeft bij gelegenheid van genoemde zitting bij gemachtigde zijn standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitnotities, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is per 22 augustus 1990 ingeschreven in het accountantsregister. Tegen betrokkene is door de voorzitter van het NIVRA bij klaagschrift van 6 augustus 2009 bij de Accountantskamer een klacht ingediend inzake het niet voldoen aan de verplichtingen in het kader van permanente educatie. Bij beslissing van de Accountantskamer van 26 februari 2010 is die klacht gegrond verklaard en te dier zake aan betrokkene de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van 1 jaar opgelegd. Op grond van de last tot tenuitvoerlegging van die beslissing van 29 april 2010 heeft de voorzitter van het NIVRA die maatregel met ingang van 1 mei 2010 opgenomen in het register.

2.2 Op 4 september 2007 is betrokkene een contributienota gezonden inzake de NIVRA-contributie voor het boekjaar 2007/2008. Op 1 september 2008 is hem een contributienota gezonden inzake de contributie voor het boekjaar 2008/2009. Op 14 april 2009 is hem een herinnering voor zowel het boekjaar 2007/2008 als voor het boekjaar 2008/2009 gezonden, met het dringende verzoek binnen 14 dagen te betalen. Op 1 september 2009 is betrokkene een contributienota gezonden inzake de contributie voor het boekjaar 2009/2010. Op 29 april 2010 is hem wederom een herinnering gezonden, betreffende de boekjaren 2007/2008, 2008/2009 en 2009/2010. Op 3 september 2010 is betrokkene een contributienota gezonden inzake de contributie voor het boekjaar 2010/2011.

2.3 Bij brief van 16 juni 2010, die zowel per e-mail als per gewone en aangetekende post aan betrokkene is verzonden, is betrokkene de kans gegeven om vóór 16 juli 2010 de achterstallige contributie te voldoen of een betalingsvoorstel te doen. Daarbij is vermeld dat, indien op 16 juli 2010 geen betaling of reactie zou zijn ontvangen, het NIVRA zou overwegen een tuchtklacht in te dienen. Op deze brief is geen reactie ontvangen en het NIVRA heeft ook geen enkele betaling van contributie over genoemde boekjaren van betrokkene ontvangen.

2.4 Op 14 oktober 2010 is aan betrokkene per brief en e-mail meegedeeld dat er voldoende grondslag bestond tot indiening van een tuchtklacht teneinde de doorhaling in het register te bewerkstelligen. Betrokkene is, conform de Beleidsregel inzake tuchtrechtspraak, in de gelegenheid gesteld tot 27 oktober 2010 schriftelijk zijn zienswijze kenbaar te maken. Betrokkene heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

3. De klacht

De klacht houdt in dat betrokkene sinds het boekjaar 2007/2008 bij voortduring zijn contributie aan het NIVRA niet heeft voldaan en daarmee in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 13, eerste lid, van de Algemene contributieverordening 2007 en aldus met het in de Verordening Gedragscode (RA’s) (hierna: VGC) opgenomen beginsel van professioneel gedrag.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Artikel 33, eerste lid, van de WRA bepaalt dat de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wet tuchtrechtspraak accountants is onderworpen ter zake van:

a. enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde; en

b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

Op het handelen of nalaten van betrokkene zijn de voor hem geldende gedragsregels van toepassing.

4.2 Artikel 1 van de Wet op de registeraccountants (hierna: Wet RA) bepaalt dat er een orde van registeraccountants is onder de naam Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) en dat deze tot leden heeft degenen, die in het in artikel 55 bedoelde accountantsregister ingeschreven zijn. Het NIVRA is een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet. Het NIVRA heeft als wettelijke taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de registeraccountants en de behartiging van hun gemeenschappelijk belang.

4.3 Aan het NIVRA is verordenende bevoegdheid toegekend: in artikel 19, eerste lid, van de Wet RA is bepaald dat de ledenvergadering de verordeningen maakt, die zij ter vervulling van de in artikel 1 omschreven taak nodig oordeelt. Op grond van het derde lid van artikel 19 Wet RA zijn verordeningen verbindend voor alle leden. In het tweede lid van artikel 19 Wet RA is bovendien bepaald dat de bij verordening vastgestelde gedrags- en beroepsregels gelden voor allen die zijn ingeschreven in het accountantsregister. Bedoelde gedrags- en beroepsregels zijn vastgesteld in de VGC.

4.4 Op grond van artikel 27 van de Wet RA kan het NIVRA van haar leden jaarlijks bijdragen heffen. De algemene bepalingen omtrent contributie zijn opgenomen in de Algemene contributieverordening 2007. Het bedrag wordt voor elk boekjaar afzonderlijk door de ledenvergadering bij verordening vastgesteld, te weten in de Contributieverordening voor dat boekjaar.

In artikel 13, eerste lid, van de Algemene contributieverordening 2007 is bepaald dat het lid binnen één maand na ontvangst van de contributienota de verschuldigde contributie voldoet op de door het bestuur in de contributienota aangegeven wijze. Betrokkene heeft de door hem verschuldigde contributie niet voldaan.

4.5 Betrokkene heeft aanvankelijk - in zijn als verweerschrift opgevatte e-mail van 4 januari 2011 - gesteld dat hij zijn lidmaatschap van het NIVRA in 2005 heeft opgezegd. Later - in zijn e-mail van 30 januari 2011 - is hij daarop teruggekomen in dier voege, dat hij op dat moment stelde dat hij zijn contributie aan het NIVRA over de jaren 2005/2006 en 2006/2007 nog had betaald, zodat een opzegging van het lidmaatschap in 2005 niet in de rede ligt. Bewijsstukken van een opzegging daarna kon betrokkene niet overleggen, maar een bevriende registeraccountant zou hem hebben verteld dat hij niet meer in het register was opgenomen. Mede in aanmerking genomen dat het de Accountantskamer ambtshalve bekend is dat betrokkene vóór 1 mei 2010 nog in het accountantsregister was opgenomen, is niet aannemelijk geworden dat betrokkene zijn lidmaatschap van het NIVRA op enig moment effectief heeft opgezegd.

4.6 Betrokkenes nalaten zijn contributie aan het NIVRA te betalen is in strijd met de voor hem geldende regelgeving, te weten artikelen 33, eerste lid Wet RA juncto 13, eerste lid, van de Algemene Contributieverordening 2007 en levert aldus tevens een schending van het fundamentele beginsel van professioneel gedrag op als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. (en nader omschreven in artikel A-150.1) van de VGC, zodat de klacht gegrond moet worden verklaard.

4.7 Met betrekking tot de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.8 In geval van een in Nederland wonende registeraccountant die weigert de contributie te betalen, haalt het bestuur van het NIVRA op grond van artikel 63, eerste lid onder f, van de WRA een inschrijving in het accountantsregister door indien de ingeschrevene na de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in gebreke blijft de jaarlijkse bijdrage, bedoeld in artikel 27, te voldoen. Volgens de Memorie van toelichting bij artikel 63, eerste lid onder f, van de Wet RA (kamerstuk 29 658, nr.8) wordt daardoor voorkomen dat ingeschrevenen zonder de jaarlijkse bijdrage te voldoen, profiteren van de uitgevoerde taken en verleende diensten van de beroepsorganisatie.

4.9 Betrokkene is in het buitenland woonachtig, zodat een doorhaling van de inschrijving niet mogelijk is op grond van artikel 63, eerste lid onder f, van de Wet RA. De reden daarvoor is dat genoemd dwangbevel niet in het buitenland ten uitvoer gelegd kan worden omdat geen sprake is van een in het buitenland geldige executoriale titel. Het NIVRA heeft echter, net als bij in Nederland woonachtige registeraccountants die weigeren contributie te betalen, belang bij om te voorkomen dat er door betrokkene geprofiteerd wordt van de taken en diensten van het NIVRA zonder dat daarvoor betaald wordt.

4.10 Op grond van het vorenstaande en in aanmerking nemende dat betrokkene kennelijk zelf geen prijs meer stelt op het ingeschreven staan in het accountantsregister, is de Accountantskamer van oordeel dat onder deze omstandigheden en in dit geval slechts in aanmerking komt de maatregel van doorhaling van betrokkene in het register, met bepaling van de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op zes maanden. Wat betreft de relatief korte duur van deze termijn heeft de Accountantskamer enerzijds meegewogen dat een doorhaling van de inschrijving in het register door het NIVRA op grond van artikel 63, eerste onder f., van de Wet RA eveneens een definitief karakter heeft en anderzijds, dat bij doorhaling op grond van die wetsbepaling betrokkene zonder afwachten van enige termijn aan het NIVRA zou hebben kunnen verzoeken hem opnieuw in het register in te schrijven, waarbij het in de rede ligt dat, indien betrokkene zijn achterstallige contributie alsnog zou betalen, er geen reden voor het NIVRA meer zal zijn om een dergelijk verzoek op grond van artikel 59, eerst lid onder e, van de Wet RA te weigeren.

4.11 Zodra deze uitspraak onherroepelijk is geworden en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd, dienen de AFM, en de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.12 Op grond van al het hiervoor overwogene moet als volgt worden beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

-          verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

-          legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, welke doorhaling ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

-          bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 6 (zes) maanden;

-          verstaat dat de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en prof. dr. mr. P.M. van der Zanden RA (rechterlijke leden), prof. dr. G.C.M. Majoor RA en A.M.H. Homminga AA, (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 21 april 2011.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kan betrokkene dan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.