ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0160 Accountantskamer Zwolle 10/2150 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0160
Datum uitspraak: 21-04-2011
Datum publicatie: 21-04-2011
Zaaknummer(s): 10/2150 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met doorhaling
  • Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Niet betalen contributie Nivra. Definitieve doorhaling, echter voor beperkte duur, zodat accountant bij het Nivra na betaling achterstand om herinschrijving kan verzoeken.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

v an 21 april 2011 in de zaak met nummer 10 / 2150 Wtra AK van

de voorzitter van het KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS (NIVRA) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

gemachtigde: mr. A.M. Manshande-Nonhof,

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

bij het NIVRA laatstelijk bekend op het woonadres:

[woonadres],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van het op 16 december 2010 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift van 15 december 2010, met bijlagen. Door betrokkene is geen verweerschrift ingediend.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 31 januari 2011, waar namens klager aanwezig was diens gemachtigde mr. A.M. Manshande-Nonhof, advocaat te Amsterdam. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, op die zitting niet verschenen.

1.3 Klager heeft bij gelegenheid van genoemde zitting bij gemachtigde zijn standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitnotities, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is sinds 7 september 1972 ingeschreven in het accountantsregister.

Op 4 september 2004 is hem een contributienota gezonden inzake de NIVRA-contributie voor het boekjaar 2004/2005.

Op 6 september 2005 is betrokkene een contributienota gezonden inzake de contributie voor het boekjaar 2005/2006.

Op 5 september 2006 is betrokkene een contributienota gezonden inzake de contributie voor het boekjaar 2006/2007.

Op 1 december 2006 is betrokkene een herinnering gezonden, betreffende de boekjaren 2004/2005, 2005/2006 en 2006/2007.

Op 4 september 2007 is betrokkene een contributienota gezonden inzake de contributie voor het boekjaar 2007/2008.

Op 1 september 2008 is betrokkene een contributienota gezonden inzake de contributie voor het boekjaar 2008/2009.

Op 12 juni 2009 is betrokkene een herinnering gezonden, betreffende het boekjaar 2008/2009. Op 29 juli 2009 heeft een telefonisch gesprek plaatsgevonden, waarin betrokkene het NIVRA heeft toegezegd het openstaande bedrag te betalen.

Op 1 september 2009 is betrokkene een contributienota gezonden inzake de contributie voor het boekjaar 2009/2010.

Op 15 februari 2010 is betrokkene een herinnering gezonden, betreffende de boekjaren van 2004/2005 tot en met 2009/2010.

Op 3 september 2010 is betrokkene een contributienota gezonden inzake de contributie voor het boekjaar 2010/2011.

Het NIVRA heeft tot op heden geen contributiebetaling van betrokkene over genoemde boekjaren ontvangen.

2.2 Bij brief van 16 juni 2010, die zowel per e-mail als per gewone en aangetekende post aan betrokkene is verzonden, is betrokkene de kans gegeven om vóór 16 juli 2010 de achterstallige contributie te voldoen of een betalingsvoorstel te doen. Daarbij is vermeld dat, indien op 16 juli 2010 geen betaling of reactie zou zijn ontvangen, het NIVRA zou overwegen een tuchtklacht tegen betrokkene in te dienen. Het e-mailbericht is onbestelbaar gebleken en op de brief is geen enkele reactie ontvangen.

2.3 Op 14 oktober 2010 is aan betrokkene per brief, die per gewone post en aangetekende post en per e-mail is verzonden, medegedeeld dat er voldoende grondslag bestond tot indiening van een tuchtklacht teneinde de doorhaling in het register te bewerkstelligen. Betrokkene is, conform de Beleidsregel inzake tuchtrechtspraak, in de gelegenheid gesteld tot 27 oktober 2010 schriftelijk zijn zienswijze kenbaar te maken. Hij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

3. De klacht

De klacht houdt in dat betrokkene sinds het boekjaar 2004/2005 bij voortduring zijn contributie aan het NIVRA niet heeft voldaan en daarmee in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 13, eerste lid, van de Algemene contributieverordening 2007 en aldus met het in de Verordening Gedragscode (RA’s) (hierna: VGC) opgenomen beginsel van professioneel gedrag.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) neemt de Accountantskamer een klacht niet in behandeling indien tussen het moment van het verweten handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar is verstreken. Ook kan geen klacht meer worden ingediend indien op het moment van indienen van de klacht drie jaren zijn verstreken nadat het verweten handelen of nalaten is geconstateerd.

4.2 Nu de onderhavige klacht op 16 december 2010 bij de Accountantskamer is ingediend, zal deze slechts in behandeling kunnen worden genomen voor zover deze betrekking heeft op tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en/of nalaten van betrokkene dat door klager na 16 december 2007 is geconstateerd. Voor zover de klacht betrekking heeft op tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en/of nalaten van betrokkene van voor die datum, moet deze niet-ontvankelijk worden verklaard. Gezien de data van de desbetreffende contributienota’s, en het feit dat het Nivra het niet kan zijn ontgaan dat de contributie niet binnen 1 maand daarna betaald is, kan derhalve niet meer geklaagd worden voor de contributie over het boekjaar 2007/2008 en eerder.

4.3 Artikel 33, eerste lid, van de Wet op de registeraccountants (hierna: Wet RA) bepaalt dat de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wtra is onderworpen ter zake van:

a. enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde; en

b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

Op het handelen of nalaten van betrokkene zijn de voor hem geldende gedragsregels van toepassing. Nu het ontvankelijke deel van de klacht ziet op nalaten van betrokkene dat zich na 16 december 2007 heeft voorgedaan, is de sinds 1 januari 2007 vigerende VGC van toepassing.

4.4 Artikel 1 van de Wet RA bepaalt dat er een orde van registeraccountants is onder de naam Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) en dat deze tot leden heeft degenen, die in het in artikel 55 bedoelde accountantsregister ingeschreven zijn. Het NIVRA is een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet. Het NIVRA heeft onder meer als wettelijke taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de registeraccountants en de behartiging van hun gemeenschappelijk belang.

4.5 Aan het NIVRA is verordenende bevoegdheid toegekend: in artikel 19, eerste lid, van de Wet RA is bepaald dat de ledenvergadering de verordeningen maakt, die zij ter vervulling van de in artikel 1 omschreven taak nodig oordeelt. Op grond van het derde lid van artikel 19 Wet RA zijn verordeningen verbindend voor alle leden. In het tweede lid van artikel 19 Wet RA is bovendien bepaald dat de bij verordening vastgestelde gedrags- en beroepsregels gelden voor allen die zijn ingeschreven in het accountantsregister. Bedoelde gedrags- en beroepsregels zijn vastgesteld in de VGC.

4.6 Op grond van artikel 27 van de Wet RA kan het NIVRA van haar leden jaarlijks bijdragen heffen. De algemene bepalingen omtrent contributie zijn opgenomen in de Algemene contributieverordening 2007. Het bedrag wordt voor elk boekjaar afzonderlijk door de ledenvergadering bij verordening vastgesteld, te weten in de Contributieverordening voor dat boekjaar.

In artikel 13, eerste lid, van de Algemene contributieverordening 2007 is bepaald dat het lid binnen één maand na ontvangst van de contributienota de verschuldigde contributie voldoet op de door het bestuur in de contributienota aangegeven wijze. Betrokkene heeft de door hem verschuldigde contributie niet voldaan.

4.7 Betrokkens nalaten zijn contributie aan het NIVRA te betalen is in strijd met de voor hem geldende regelgeving, te weten artikelen 33, eerste lid Wet RA juncto 13, eerste lid, van de Algemene Contributieverordening 2007 en levert aldus tevens een schending op van het fundamentele beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. (en nader omschreven in artikel A-150.1) van de VGC, zodat de klacht gegrond moet worden verklaard.

4.8 Met betrekking tot de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.9 In geval van een in Nederland wonende registeraccountant die weigert de contributie te betalen, haalt het bestuur van het NIVRA op grond van artikel 63, eerste lid onder f, van de Wet RA een inschrijving in het accountantsregister door indien de ingeschrevene na de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in gebreke blijft de jaarlijkse bijdrage, bedoeld in artikel 27, te voldoen. Volgens de Memorie van toelichting bij artikel 63, eerste lid onder f, van de Wet RA (kamerstuk 29 658, nr.8) wordt daardoor voorkomen dat ingeschrevenen zonder de jaarlijkse bijdrage te voldoen, profiteren van de uitgevoerde taken en verleende diensten van de beroepsorganisatie.

4.10 Betrokkene is in het buitenland woonachtig, zodat een doorhaling van de inschrijving niet mogelijk is op grond van artikel 63, eerste lid onder f, van de Wet RA. De reden daarvoor is dat genoemd dwangbevel niet in het buitenland ten uitvoer gelegd kan worden omdat geen sprake is van een in het buitenland geldige executoriale titel. Het NIVRA heeft echter, net als bij in Nederland woonachtige registeraccountants die weigeren contributie te betalen, belang bij om te voorkomen dat er door betrokkene geprofiteerd wordt van de taken en diensten van het NIVRA zonder dat daarvoor wordt betaald.

4.11 Op grond van het vorenstaande en in aanmerking nemende dat betrokkene, nu hij zoveel jaren in gebreke is gebleven met het betalen van zijn contributie, kennelijk zelf ook geen prijs meer stelt op het ingeschreven staan in het accountantsregister, is de Accountantskamer van oordeel dat onder deze omstandigheden en in dit geval slechts in aanmerking komt de maatregel van doorhaling van betrokkene in het register, met bepaling van de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op zes maanden. Wat betreft de relatief korte duur van deze termijn heeft de Accountantskamer enerzijds meegewogen dat een doorhaling van de inschrijving in het register door het NIVRA op grond van artikel 63, eerste onder f., van de Wet RA eveneens een definitief karakter heeft en anderzijds, dat bij doorhaling op grond van die wetsbepaling betrokkene zonder afwachten van enige termijn aan het NIVRA zou hebben kunnen verzoeken hem opnieuw in het register in te schrijven, waarbij het in de rede ligt dat, indien betrokkene zijn achterstallige contributie alsnog zou betalen, er geen reden voor het NIVRA meer zal zijn om een dergelijk verzoek op grond van artikel 59, eerst lid onder e, van de Wet RA te weigeren.

4.12 Zodra deze uitspraak onherroepelijk is geworden en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd, dienen de AFM, en de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.13 Op grond van al het hiervoor overwogene moet als volgt worden beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

-          verklaart de klacht niet-ontvankelijk voor zover deze betrekking heeft op tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en/of nalaten van betrokkene van vóór 16 december 2007, derhalve over het boekjaar 2007/2008 en daarvoor;

-          verklaart de klacht voor het overige gegrond in voege als hiervoor omschreven;

-          legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, welke doorhaling ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

-          bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 6 (zes) maanden;

-          verstaat dat de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en prof. dr. mr. P.M. van der Zanden RA (rechterlijke leden), prof. dr. G.C.M. Majoor RA en A.M.H. Homminga AA, (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 21 april 2011.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kan betrokkene dan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.