ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0156 Accountantskamer Zwolle 10/1460 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0156
Datum uitspraak: 29-03-2011
Datum publicatie: 29-03-2011
Zaaknummer(s): 10/1460 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Behoudens bijzondere omstandigheden kan het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen al dan niet in rechte innemen van een civielrechtelijk standpunt in het kader van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt leiden. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is onder meer sprake indien geoordeeld zou moeten worden dat een door een accountant ingenomen standpunt bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw, blijkt te zijn of naar haar aard bezien door een redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep. In casu wordt ten onrechte geklaagd over de uitleg door betrokkene van een eerdere, tijdens een vorige zitting van de Accountantskamer tussen partijen overeengekomen minnelijke regeling.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

v an 29 maart 2011 in de zaak met nummer 10/1460 Wtra AK van

X1 en X2,

wonende te [woonplaats],

K L A G E R S ,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te Alkmaar,

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van:

-          het op 3 augustus 2010 ingekomen klaagschrift van 2 augustus 2010, met bijlagen;

-          de brief van 15 september 2010 van klagers aan de Accountantskamer, houdende een uitleg omtrent de klacht;

-          de brief, met bijlagen, van 13 oktober 2010 van klagers aan de Accountantskamer, houdende een nadere aanduiding van de klacht en

-          het op 22 november 2010 ingekomen verweerschrift van 19 november 2010.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 14 januari 2011, op welke zitting klagers en betrokkene aanwezig waren.

1.3 Partijen hebben op deze zitting hun standpunten toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1.1 In het kader van de mondelinge behandeling van een klaagschrift van - onder anderen - klagers tegen betrokkene en diens kantoorgenoot A RA heeft op 5 juli 2010 een zitting van de Accountantskamer plaatsgehad. Omtrent het op die zitting voorgevallene - voor zover hier van belang - houdt het proces-verbaal ervan het volgende in:

“De voorzitter opent de zitting en deelt de korte inhoud van de stukken van het geding mede.

Hierna voeren partijen het woord aan de hand van pleitnotities en beantwoorden zij vragen van de Accountantskamer.

Gelet op de gewisselde standpunten heeft de Accountantskamer partijen de vraag voorgelegd of het denkbaar zou zijn dat ze elkaar, gelet op de naar voren gebrachte ‑ verscheidene - ­belangen, nog tegemoet zouden kunnen komen.

Hierna heeft de voorzitter de (inhoudelijke) behandeling geschorst en zijn partijen met elkaar in overleg getreden.

Na hervatting van de behandeling heeft A naar voren gebracht dat partijen, zonder daarbij in detail te treden, het volgende hebben afgesproken:

1.       Y en A stellen deze week een rehabilitatiebrief op;

2.       De door X1 gewenste stukken worden door hen uiterlijk morgen ter beschikking gesteld aan de nieuwe accountant B;

3.       Er volgt geen betaling meer van X1 aan accountantskantoor1.  Hem wordt kwijting verleend voor de nog openstaande rekeningen;

4.       X1 en de directie van accountantskantoor1 gaan, in een onderling overleg, zaken waar nodig op een rij zetten en daar waar nodig ontvangt X1 excuses;

5.       X1 geeft volledige kwijting aan het kantoor, partijen spreken elkaar niet meer aan. X1 wil in dat kader zijn klacht intrekken.

Op de vraag van de Accountantskamer op welke wijze partijen dit vast gaan leggen antwoordden beiden: 'een man een man, een woord een woord'.

Na een tweede schorsing en nader beraad door de Accountantskamer heeft de voorzitter partijen medegedeeld dat de Accountantskamer geen reden ziet de behandeling van de klacht, na de intrekking, voort te zetten om redenen aan het algemeen belang ontleend.

Hij deelt mede dat dit wordt vastgelegd in een schriftelijke beslissing welke aan partijen

wordt toegezonden.”

2.1.2 Naar aanleiding van het ter zitting van 5 juli 2010 intrekken van de klacht door klagers, heeft de Accountantskamer bij uitspraak van 12 juli 2010 beslist tot het staken van de behandeling van de destijds aan de orde zijnde klacht.

2.2 Aangaande het ter zitting van de Accountantskamer van 5 juli 2010 overeengekomene is door betrokkene en zijn kantoorgenoot A RA een vaststellingsovereenkomst opgesteld, die op 7 juli 2010 in een door hen ondertekende brief aan klagers is gezonden met het verzoek deze te ondertekenen en te retourneren. Deze brief hield - voor zover hier van belang - in:

Betreft: Vaststellingsovereenkomst.

Met dit schrijven bevestigen wij de afspraken die wij maandag 5 juli jongstleden met u hebben gemaakt ter zake de beëindiging van de zakelijke relatie met u en uw vennootschappen.

1.       ons kantoor verstrekt de door de heer B per e-mail van 2 maart jongstleden gevraagde stukken op dinsdag 6 juli;

2.       ons kantoor zal een brief opstellen gericht aan de belastingdienst, het UWV, de Kamer van Koophandel en Fabrieken en uw bankier ten doel hebbende duidelijkheid te verstrekken waarom de jaarstukken over 2007 op een laat tijdstip zijn opgemaakt, de zogenoemde 'rehabilitatiebrief";

3.       wij zullen de thans nog openstaande facturen ten bedrage van € 15.998,16 crediteren waarmee u en uw vennootschappen volledige genoegdoening voor eventuele geconstateerde en nog te constateren omissies in de dienstverlening van B.V.1, B.V.2 en Administratiekantoor1;

4.       u trekt de klacht die u omtrent het handelen van A RA en Y RA heeft ingediend bij de Accountantskamer in;

5.       met vorenstaande beogen partijen over en weer volledige kwijting te verstrekken.

 

Wij verzoeken u om het tweede exemplaar van deze brief ondertekend door u en uw echtgenote aan ons te retourneren waarna wij TI de toegezegde creditnota's verstekken en de ‘rehabilitatiebrief’ zullen opstellen en versturen.”

2.3 Klagers hebben betrokkene en zijn kantoorgenoot op 9 juli 2010 laten weten dat zij terughoudend waren de overeenkomst te ondertekenen, waarop betrokkene en zijn kantoorgenoot hebben laten weten dat zij hun verdere medewerking opschorten totdat klagers de gemaakte afspraken zouden hebben bevestigd.

2.4 Op 12 juli 2010 heeft klager X1 tegenover betrokkene en diens kantoorgenoot ontkend volledige kwijting over en weer te zijn overeengekomen en op 19 juli 2010 heeft klager een door hem opgestelde vaststellingsovereenkomst aan betrokkene en diens kantoorgenoot doen toekomen. De tekst daarvan luidde - voor zover hier van belang - :

VASTSTELLINGSOVEREENKOMST

Betreft: Gemaakte afspraken gedaan op 5 juli 2010 ten kantore van de Rechtspraak te Zwolle

in volgorde:

1.       De heren A/Y leveren aan de opgevraagde stukken, gedaan door de heer B (Comak) op 2 maart 2010. Deze stukken, plus overige stukken en vragen op een later tijdstip en ook voorgaande jaren zullen worden aangeleverd;

2.       De heren A/Y stellen een 'rehabilitatiebrief’ op, gericht aan de Belastingdienst,de Bank (Rabobank (gemeente)), het UWV en de Kamer van Koophandel voor wat betreft veel te late indiening 2007 en de voorgaande jaren;

3.       De heren A/Y zullen de thans openstaande facturen a € 15.998,16 crediteren;

4.       Door de heer X1 en mevrouw X2 zal de ingediende klacht tegen de heren Y en A van accountantskantoor1 bij de 'Accountantskamer' worden ingetrokken.

2.5 Betrokkene en diens kantoorgenoot hebben klagers daarop nog een en andermaal medegedeeld dat zij slechts bereid waren de gemaakte afspraken na te komen, mits klagers de vaststellingsovereenkomst, waarin ook de volledige kwijting was opgenomen, zouden ondertekenen.

3. De klacht

3.1 In het inleidend klaagschrift hebben klagers gesteld dat zij hun klacht van 16 februari 2010 opnieuw indienen, met de aantekening dat betrokkene en diens kantoorgenoot zich niet hebben gehouden aan de afspraken, gemaakt ter openbare zitting van de Accountantskamer van 5 juli 2010.

3.2 In hun brief van 13 oktober 2010 aan de Accountantskamer hebben klagers de klacht nader aangeduid en uitdrukkelijk beperkt tot het door betrokkene en diens kantoorgenoot niet nakomen van de afspraken, gemaakt ter openbare zitting van de Accountantskamer van 5 juli 2010.

4. Beoordeling

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer vast dat de klacht betrekking heeft op de discussie tussen klagers en betrokkene en diens kantoorgenoot, die zich na de zitting van de Accountantskamer van 5 juli 2010 heeft afgespeeld. Het aan betrokkene verweten handelen en/of nalaten moet daarom worden getoetst aan de sinds 1 januari 2007 vigerende Verordening gedragscode (RA’s) (hierna:VGC) en wel in het bijzonder aan het voor iedere registeraccountant geldende deel A en het voor openbaar registeraccountants geldende deel B1 daarvan.

4.2 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klagers is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 Tussen klagers en betrokkene is kennelijk een meningsverschil gerezen over hetgeen bij gelegenheid van de zitting van de Accountantskamer op 5 juli 2010 tussen hen is overeengekomen. In dit civielrechtelijk geschil wordt door betrokkene en diens kantoorgenoot het standpunt ingenomen dat finale kwijting tussen partijen over en weer onderdeel van die overeenkomst is. Klagers betwisten dit en hebben geweigerd de schriftelijke vaststelling van de overeenkomst, waarin een zodanige kwijting was opgenomen, te ondertekenen. In die weigering hebben betrokkene en diens kantoorgenoot aanleiding gezien ook geen gevolg te geven aan (enkele van) de overige onderdelen van het op 5 juli 2010 tussen hen en klagers overeengekomene.

4.4.1 Tot de vaste jurisprudentie van de Accountantskamer behoort inmiddels dat , behoudens bijzondere omstandigheden, het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen al dan niet in rechte innemen van een civielrechtelijk standpunt in het kader van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit (artikel A-100.4 sub a. juncto A-110.1, c.q. A-150.1 VGC) niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan leiden. [1]

4.4.2 Van dergelijke bijzondere omstandigheden is onder meer sprake indien geoordeeld zou moeten worden dat een door een accountant ingenomen standpunt bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw, blijkt te zijn of naar haar aard bezien door een redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep.

4.5 In het onderhavige geval kan, mede gelet op hetgeen aangaande het door partijen op 5 juli 2010 overeengekomene is vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting van die datum (en hiervoor onder 2.1.1 is weergegeven), naar het oordeel van de Accountantskamer niet met recht worden gesproken van een bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld.

4.6 Dat betrokkene en diens kantoorgenoot, zo lang klagers van hun kant weigeren te voldoen aan hetgeen blijkens voormeld proces-verbaal is overeengekomen, geen gevolg wensen te geven aan andere onderdelen van hetgeen toen tussen hen en klagers is overeengekomen kan, als (uitvloeisel van) een niet aanstonds als volstrekt onredelijk te bestempelen civielrechtelijk standpunt, dan ook niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten worden aangemerkt. De klacht moet daarom ongegrond worden verklaard.

4.7 O p grond van al hetgeen hiervoor is overwogen dient als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.J. van Lee en mr. E.F. Smeele, (rechterlijke leden), drs. R.G. Bosman RA en A.M.H. Homminga AA, (accountants-leden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2011.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen/kan klagers en/of  betrokkene dan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.


[1] Zie onder meer de eerdere uitspraken van de Accountantskamer van 2 juli 2010 (Wtra 10-563), 13 juli 2010 (Wtra 10-192), 13 juli 2010 (Wtra 09-2073) en 5 november 2010 (Wtra 10/543).