ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0155 Accountantskamer Zwolle 10/1501 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0155
Datum uitspraak: 28-03-2011
Datum publicatie: 28-03-2011
Zaaknummer(s): 10/1501 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie: Van een accountant, die publiekelijk zeer ernstige beschuldigingen uit jegens zijn voormalige opdrachtgever, mag verlangd worden dat hij deze beschuldigingen deugdelijk onderbouwt. Nalaten daarvan komt in strijd met het fundametele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Het taalgebruik van betrokkene is dermate grof dat hij in strijd met het fundamentele beginsel van professionaliteit heeft gehandeld. Bij het publiekelijk uiten van de zeer ernstige beschuldigingen heeft de acountant geen enkele toepassing gegeven aan het conceptueel raamwerk en heeft hij grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit niet in acht genomen. Bij het tegen betaling voor de door hem te verlenen diensten organiseren en coordineren van acties door belanghebbenden jegens zijn voormalige opdrachtgever komt betrokkene in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit. Eerdere overtredingen van gelijke aard. Doorhaling.     Hoger beroep ingesteld. Uitspraak zie LJN BW9941 (www.rechtspraak.nl) 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

van 28 maart 2011 in de zaak met nummer 10 / 1501 Wtra AK van

de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid

X B.V.. ,

gevestigd te (plaats) ,

K L A A G S T E R ,

raadslieden: mrs. G. van Atten en G.J. van Oosten,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende te [woonplaats]

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het op 27 augustus 2010 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift, met bijlagen;

-          het op 28 september 2010 bij de Accountantskamer binnengekomen verweerschrift van 27 september 2010, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 1 november 2010. Op die zitting zijn verschenen - namens klaagster - haar directeur A, tot bijstand vergezeld van de mrs. G. van Atten en G.J. van Oosten, beiden advocaat te Amsterdam, en - aan de zijde van betrokkene - Y RA in persoon.

1.3 Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten onderscheidenlijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

2.1 Op grond van de inhoud van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.2 Klaagster exploiteert verschillende vastgoed-obligatiefondsen in Nederland. Op advies van derden is een Stichting HVO in het leven geroepen die autonoom toezicht houdt op fondsen van klaagster en adviezen verstrekt aan die fondsen en aan haar obligatiehouders. Klaagster heeft eerst voor haarzelf door middel van een extern werving- en selectiebureau gezocht naar een bestuurder/manager. Naar aanleiding van de advertentie van een wervings- en selectiebureau heeft betrokkene zich gemeld.

2.3 Naar aanleiding van betrokkenes curriculum vitae en RA-titel heeft klaagster besloten hem aan te nemen als enig bestuurder van de met toezicht en advies belaste Stichting HVO. Betrokkene heeft die functie per 1 november 2009 aanvaard.

2.4 Na verloop van korte tijd is tussen klaagster en betrokkene een conflictsituatie ontstaan. In verband met dit conflict heeft betrokkene de heer A, directeur van klaagster, een aantal e-mails gezonden, en wel een op 6 december 2009, twee op 9 december 2009, een op 16 februari 2010 en een op 20 februari 2010. Gelijktijdige kopieën van deze e-mails werden door betrokkene naar andere medewerkers van klaagster en naar derden in het netwerk van klaagster gezonden.

2.5 Op 25 februari 2010 is tussen betrokkene en klaagster in een “exit-regeling” overeengekomen dat betrokkene zich tegen betaling van in totaal € 26.000,00 zal terugtrekken uit de Stichting HVO en zich zal onthouden van verdere uitingen. In een schrijven van 28 februari 2010 aan klaagsters directeur heeft betrokkene aan zijn uittreden nadere voorwaarden verbonden. Verder heeft hij ook weer een aantal e-mails gezonden naar klaagsters directeur en andere personen uit de kring van klaagster, onder wie haar notaris en haar advocaat.

2.6 Op 4 en 10 mei 2010 heeft betrokkene zich schriftelijk gewend tot “Maatschap/CV’s Investeerders en Obligatiehouders (HVO, HVO 2 en HVO III) van Vastgoed Groep1 met vrijwel dezelfde tekst. De tekst van het bericht van 10 mei 2010 luidde:

“Geachte Investeerders,

Refererend aan de "open brief' dd 30 april jl. aan de heer A van de Vastgoed Groep1 (zie bijlage), gaarne het volgende:

Zoals de situatie nu is, staan de investeerders van een 7-tal projecten en de 3 HVO's een operationeel verlies per jaar te wachten van ca € 500.000,- tot € 700.000,-(verschil tussen huur- & rente-inkomsten en uit te betalen rendementen), alsmede een waardeverlies van 10 miljoen Euro (totaal geïnvesteerde waarde ad 20 miljoen minus executiewaarde in verhuurde staat ad 10 miljoen Euro), dit alles op een totale investering van 20 miljoen Euro (15 miljoen Maatschap/CV's plus 5 miljoen HVO en HVO 2).

Voorgaande impliceert een gerealiseerd en (bij ongewijzigde continuering) een te realiseren kapitaalsverlies van ruim 50% op uw investering, waarbij nog geen rekening gehouden is met de forse privé-uitgaven van A cs uit de inkomende geldstromen.

De FIOD is inmiddels op bezoek geweest bij Y, heeft het gehele dossier meegenomen en in 2e instantie toestemming gevraagd voor doorzending van het dossier naar de AFM. Op haar beurt heeft de AFM gereageerd met de toezegging van een persoonlijk gesprek met Y.

Maandag 3 mei jl. heb ik bij mij thuis voornoemde situatie besproken met de heer B (tel. nummer), een van de vele grotere investeerders in zowel de CV's als de HVO's.

De heer B heeft vervolgens contact gezocht met de heer A. De hem toegezegde informatie beperkte zich echter tot zeer eenzijdige informatie over mijn persoon (het bekende "modder gooien").

Aangezien de heer B weinig tot geen belangstelling had en heeft in mijn handel en wandel, maar ten zeerste geïnteresseerd was en is in de behartiging en bescherming van zijn belangen bij de Vastgoed Groep1, heeft hij op eigen initiatief de heer A een lijst met vragen voorgelegd, welke zijns inziens kort, concreet en eenvoudig te beantwoorden waren. De betreffende mail doe ik U hierbij toekomen.

Gezien mijn persoonlijke ervaring met de heer A verbaast het mij niets, dat de heer B tot op heden geen enkele reactie van dhr. A heeft ontvangen.

De afgelopen dagen heeft er intensief overleg plaatsgevonden tussen de heer B, een aantal andere (groot)investeerders en C/Y, hetgeen vooralsnog heeft geleid tot het door Y/C aan alle investeerders voorleggen van een "reddingsplan", bestaande uit 2 delen, te weten:

FASE 1:

1. Het veilig stellen van uw investering door alle banden te ontkoppelen van / verbreken met de Vastgoed Groep1.

Hiertoe zijn 4 stappen nodig, te weten:

a.       vanuit de Maatschap/CV's de beheercontracten met de Vastgoed Groep1 integraal per omgaande opzeggen;

b.      de Obligatiehouders direct de hypothecaire rechten te laten toekomen. Deze rechten zijn thans in handen zijn van de HVO's, waar de obligatiehouders echter géen eigenaar van zijn;

c.       Eigendomsrechten van het onroerend goed(juridisch en/of economisch) voor investeerders veilig stellen.

d.      Oprichting van een Vereniging van Investeerders.

2. Aan de hand van ons dossier en de bevindingen van FIOD en AFM een 8-tal betrokken partijen aansprakelijk en in gebreke te stellen voor alle door investeerders geleden en te lijden schade tengevolge van onrechtmatig, frauduleus en misleidend handelen.

Deels hebben wij dit al gedaan, zodat betrokken partijen er niet van weg kunnen lopen!

Voor fase 1 moeten gelden beschikbaar komen om de uren/kosten van Y, C, advocaat, notaris e.d. te betalen. Wij schatten daarvoor maximaal 1% van het door u geïnvesteerde bedrag nodig te hebben. C en Y hanteren ieder een tarief van € 50,- per (productief) uur, hetgeen als zeer bescheiden te beschouwen is. Wij verzoeken u ons in 1 e instantie per omgaande 0,5% van het door u geïnvesteerde bedrag over te maken op rekening (nummer) t.n.v. Y, Harlingen, onder vermelding van D.

FASE 2:

Het ontwikkelen van een beheerplan voor de komende jaren, teneinde uw investeringen en het resultaat daarop op een professionele en volledig transparante wijze tot een goed einde te brengen.

Door de investeerders dient hiervoor een beheervergoeding te worden vastgesteld.

Wees er van doordrongen dat snelheid geboden is; het wegvloeien van uw gelden gaat nu nog steeds door!

Wij, C en Y, staan voor u klaar om in actie te komen. Professionaliteit, transparantie, en openheid staan bij ons voorop.

Van u vragen wij een snelle reactie en een omgaande betaling van de gevraagde bijdrage.

Het is onze bedoeling op zéér korte termijn alle investeerders uit te nodigen voor een vergadering waarin de genomen en te ondernemen stappen worden afgestemd.

Uw prompte reactie, bij voorkeur per e-mail, met opgave of u bij een vergadering aanwezig zult zijn, alsmede betaling van uw 1e aandeel in de kosten, zien wij met belangstelling tegemoet.

Met vriendelijke groet,

Y, tel. (nummer)

C, tel. (nummr).

2.7 Vervolgens heeft betrokkene op (data) zogenaamde nieuwsbrieven opgesteld en verstuurd naar de investeerders van klaagster. De tekst van nieuwsbrief nr. 1 luidde:

“Van: Y RA

Aan: Investeerders HVO's en Maatschap/CV's (Vastgoed Groep1)

(plaats), (datum)

Onderwerp: voortgang.

Geachte Investeerders,

Na de hectische dagen in de afgelopen week, gaarne het volgende:

a.       Ik heb circa 70 investeerders met een investeringskapitaal van circa Euro 6 miljoen(1/3 van het totaal) tot nog toe kunnen bereiken, waarvan de helft positief gereageerd heeft.

b.      Door de "aanslag" na alle physieke dreigementen jegens C en mij, heeft C besloten zich zeer terughoudend op te stellen zonder daarbij iets terug te nemen van hetgeen hij tot op heden naar voren heeft gebracht.

c.       Van een van de groot-investeerders kreeg ik de boodschap niet de indruk te maken, dat ik wil profiteren van de huidige "ellende"! Een belediging, het enige wat ik wil is een vergadering van investeerders te organiseren, alwaar verdere besluitvorming over de te volgen route wordt genomen. Alles is voor en t.b.v. de investeerders, die hoop ik nu toch zeker "wakker" zijn geworden.

d.      Ik probeer voor de komende vrijdag danwel zaterdag de vergadering te organiseren. Maandag en dinsdag lukt niet vanwege de "terugtrekking" van C, waardoor ik vooralsnog al het werk zelf moet doen.

e.       A cs probeert "modder" over mijn persoon te gooien. Bedenk, dat ik al 28 jaar Registeraccountant ben, wat ik al lang niet meer zou zijn als ik "slecht in elkaar zou zitten", alsmede gaat het verhaal niet over mijn persoon, maar over A cs en de Investeerders!

U hoort nader van mij, heeft U vragen, doe dat per e-mail

Y@e-mail danwel tel. (nummer)

Met vriendelijke groet,

Y RA”

en de tekst van nieuwsbrief nr. 2 luidde:

“Van: Y RA

Aan: Investeerders HVO's en Maatschap/CV's(Vastgoed Groep1)

(plaats), (datum)

Onderwerp: UITNODIGING

Geachte Investeerders,

Refererend aan het U toegezonden info-pakket over de situatie bij de Vastgoed Groep1, alsmede de nieuwsbrief 1, nodig ik U hierbij uit voor een

INVESTEERDERSBIJEENKOMST/VERGADERING OP VRIJDAG (datum), 'S-MIDDAGS (tijd)

PLAATS BIJEENKOMST:

Hotel (naam), straat, (plaats)

Telefoon (nummer)

Website www.(website), waar U ook de routeschrijving kunt vinden. Voldoende (betaald) parkeren, alsmede 10 minuten lopen van het station.

Agendapunten

Welkom plus een kop koffie/thee.

Toelichting op het info-pakket en de laatste ontwikkelingen.

Discussie te nemen stappen, w.o. oprichting Vereniging/Stichting Investeerders.

Geachte Investeerders, reageer svp per omgaande i.v.m. de reservering van de ruimte!

Tot ziens in de prachtige stad (plaats), alwaar U eventueel een weekend kunt doorbrengen, al dan niet in combinatie met een bezoek aan de eilanden.

Y RA”.

2.8 De door betrokkene opgemaakte en rondgestuurde notulen van de investeerdersbijeenkomst van (datum) luiden als volgt.

“HOOFDLIJNEN NOTULEN VERGADERING (datum), (tijd), (plaats) , VASTGOED GROEP1 INVESTEERDERS

a.       Y gaf aan de Vergadering een heldere, open, oprechte en onderbouwde uiteenzetting over de stand van zaken en ontwikkelingen sinds oktober 2009 bij de Vastgoed Groep1, w.o. de Maatschap/CV's, de HVO's, de Stichtingen (E) en HVO, alsmede het functioneren van betrokken personen, w.o. H. en M. A, C en niet in de laatste plaats Cor Yk.

b.       Doel van de vergadering was Investeerders in de Vastgoed Groep1 volledige, juiste en bijtijdse informatie te verstrekken over de zorgwekkende situatie bij de Vastgoed Groep1/A cs.

c.       De vergadering was dringend nodig daar verantwoordelijke partijen, w.o. A cs, E, HVO, etc. tot op heden iedere (wettelijk verplichte) informatieverstrekking aan Investeerders hebben geweigerd/gefrustreerd, waardoor Investeerders forse schade hebben geleden en nog steeds lijden.

d.       De "modder", welke A cs gooide en nog steeds gooit over de persoon Y werd door de Vergadering volledig terzijde geschoven, ondermeer tegen de achtergrond van het feit, dat het een zaak betreft tussen A cs en Investeerders, alsmede dat Y volstrekt duidelijk kon maken, dat hem niets anders voor ogen stond en staat dan zijn maatschappelijke verantwoording te nemen om Investeerders volledig, juist en bijtijds te informeren, iets wat A cs tenminste 7 maanden geleden had moeten doen. Bovendien is Y sinds (datum) Registeraccountant(zie NIvRA-register)!

e.       Hoever A cs gaan om Y weg te houden bij de Investeerders, blijkt wel uit de (verbale) physieke bedreigingen jegens Y en C, de "aanslag" jegens C, het volstrekt ridicule (conservatoir) beslag op het huis van C, het proberen tegen te houden/frustreren van de Investeerdersvergadering, etc. etc.

f.        7(inmiddels 10) Investeerders hebben een bijdrage gestort(totaal Euro 5.625,--) ter bestrijding van de kosten. Bestede uren van Y vanaf 30 april 2010 tot op heden 140 x 50,--/uur=Euro 7.000,--plus Euro 500,--kosten(vergadering,bureaukosten e.d.).

g.       Op vragen van de Vergadering of we A cs (juridisch) formeel iets ten laste konden leggen, beantwoordde Y met een volmondig "ja" aan de hand van een serie onderbouwde voorbeelden/punten.

h.       De Vergadering besloot unaniem Y mandaat te geven zo snel mogelijk een advocaat aan te trekken, met welke jurist hij een effectief werkplan dient op te maken, welk plan dan voorgelegd kan worden aan een volgende vergadering van (een bredere groep ) Investeerders.

i.        Een van de aktiepunten is te komen tot de oprichting van een Vereniging/Stichting van investeerders, die i.p.v. de St. HVO en E, werkelijk de belangen van de Investeerders zal behartigen. Drie Investeerders, te weten de heren F, G en H , hebben de bereidheid uitgesproken zitting te nemen in het Bestuur van de op te richten Vereniging/Stichting. Vanuit de Vereniging/Stichting kan dan professionele bijstand worden gevraagd aan Y, advocaat, etc. Punt van "meeliften" door Investeerders zonder in de kosten bij te dragen dient te worden opgelost.

j.        Tot het moment van realisatie van voornoemde Vereniging/Stichting zal Y ten behoeve en onder mandaat van de Investeerders voortgaan met zijn werkzaamheden tegen Euro 50,--/uur plus gemaakte kosten. Uiteraard legt Y verantwoording af over bestede uren en kosten.

k.       Vergadering dankt Y voor zijn inzet en openheid, tengevolge waarvan tenminste de Investeerders zijn "wakker geschud "!

(plaats), (datum)

Y RA”.

2.9 Op (datum) en (datum) heeft betrokkene e-mails doen uitgaan luidende:

“ Van: Y RA, (woonplaats), tel. (nummer)

Aan: 2 e groep V astgoed Groep1-investeerders.

(plaats), (datum)

Onderwerp: pro cedure.

Geachte Investeerders,

Refererend aan ons telefonisch onderhoud in de afgelopen twee dagen, gaarne het volgende:

a.         Sinds aanvang november 2009 leid ik een onderzoek naar de aktiviteiten van de Vastgoed Groep1, in eerste instantie als Bestuur van de Stichting HVO, welk orgaan als (wettelijke) doelstelling heeft "controle uit te oefenen en toezicht te houden op alle HVO-aktiviteiten t.b.v. de Obligatiehouders, daarna als onderzoeker t.b.v. alle Vastgoed Groep1-investeerders.

b.         Het bleek mij al snel dat er grote wantoestanden waren en zijn bij de Vastgoed Groep1/A cs, waarvan ik uitvoerig mondeling en schriftelijk verslag heb gedaan, specifiek per rapportage 8 en 29 november 2009, alsmede 20 februari en 28 maart 2010.

c.          Vanaf 8 november 2009 hebben A cs de kans gehad tot inkeer te komen en investeerders compleet, juist en bijtijds te informeren, hetgeen zij tot op heden niet hebben gedaan.

d.         De situatie escaleerde ultimo april 2010 zodanig, waarbij A cs mij met man en macht probeerde weg te houden bij de investeerders, dat ik mij per (datum) heb gewend tot de 1e groep investeerders(circa 80), zie attachement.

e.          Een en ander heeft ook geleid tot een vergadering van investeerders d.d. (datum), waarvan bijgaand de notulen.

f.          De frauduleuze, misleidende en onrechtmatige handelingen gingen en gaan maar voort, uitmondend in een 4-tal jaarvergaderingen(HVO, (kantoor)    gemeente/plaatsen , welke bijeenkomsten het predikaat jaarvergadering nauwelijks verdienden en slechts de wantoestanden bij de Vastgoed Groep1 bevestigden.

g.         Tengevolge van voorgaande heb ik een schrijven gericht aan de 1e groep investeerders d.d. 5 juli 2010 (zie attachement), welke voor zichzelf spreekt.

h.         De werkgroep is inmiddels gevormd, bestaande uit de mede-investeerders F, I, J, alsmede de "stille" leden K en L.

i.           In nauw overleg met voornoemde werkgroep worden door mij en Mr.1 (Advocat te Amsterdam) juridische stappen voorbereid voor de komende week, teneinde op zo kort mogelijke termijn Uw belangen veilig te stellen en te houden.

Voor onze inspanningen vragen wij een kostenbijdrage van een ½% van Uw investering, over te maken op bankrekening (nummer) t.n.v. F, (plaats), vermeldend "procedure". Als (groot) mede-investeerder beheert de heer F het "kostenfonds".

Wij verwachten op korte termijn succes te kunnen boeken door minimaal de projecten ("de stenen") weer direct onder hoede te brengen en te houden bij de investeerders, alsmede de hypothecaire rechten direct onder te brengen bij de Obligatiehouders. Geleden en te lijden schade door Investeerders zullen worden verhaald op een 8-tal partijen, w.o.uiteraard A cs zelf!

Mochten investeerders nog twijfelen, alhier een voorbeeld van de vele malversaties:

In de prospecti wordt gesproken over maatschappij1,, die het onroerend goed zou kopen aan het einde looptijd maatschap/cv's voor 130 % van de aanschafwaarde. Hiervoor heeft U optiegeld betaald, circa Euro 450.000,-- 91 maatschap, 6 cv's). Welnu, maatschappij1 behoort toe aan Mevrouw M, ech tgenote van A , en is inmiddels ten onder, na eerst failliet te zijn gegaan in april 2010. Euro 450.000,-- voor niets betaald! Zaakwaarnemer van de vennootschap is iemand met "duistere" achtergrond!

Los van voorgaande hebben vele inveerders een brief ontvangen, waarin A doodleuk aangeeft te stoppen met de 5 %-rendementsbetalingen, alsmede dat Vastgoed B.V1. geen geld meer heeft! Ja, wat wil je, als je miljoenen Euro's privé-opnamen hebt gedaan t.l.v. de investeerders. Je moet maar durvan!

In afwachting van Uw reactie, Uw deelname en overmaking van Uw bijdrage, teken ik mede namens de "werkgroep Investeerders",

Met vriendelijke groet,

Y RA

PS  Voor nadere info kunt u bellen de heren F (telefoonnummer) en I (telefoonnummer).”

en

“Van: Y RA

Aan: Vastgoed Groep1-investeerders.

(plaats), (datum)

Onderwerp: procedure.

Geachte Investeerders,

Voor zover Investeerders nog niet overtuigd waren/zijn over de wantoestanden bij de Vastgoed Groep1, gaarne het volgende:

a.                                        Uit de informatie van het fameuze internationaal bureau1 blijkt, dat de Vastgoed Groep1, zoals ik al vele malen heb aangegeven, de slechtste financiële rating heeft die je maar kunt bedenken, m.a.w. de Vastgoed Groep1 zich al jaren in een failliete situatie bevindt

b.                                       Ook het feit dat de vrouw van A in eerste instantie rondom 2004 stond ingeschreven als A-M , doch later als mevrouw M, zodat betrokken partijen niet konden zien dat zij de echtgenote was/is van A, is op zijn zachts gezegd merkwaardig!

c.                   In de diverse maatschap/cv's wordt gesproken over de voorfinanciering van de 5 % rendementsregeling. A geeft aan dat de Vastgoed Groep 1 (Vastgoed B.V1., Zekerheidsholding B.V.1.) dat betaalt/financiert, waarvoor investeerders rente (moeten) vergoeden aan A. Wat blijkt echter, voor het betalen van voornoemde rendementen zijn hypothecaire leningen aangetrokken van HVO 2 door de maatschap/cv's (zie o.a."jaarrekeningen 2009" (plaats) Euro 290.000,— en (gemeente) Euro 260.000,-- ) , welke leningen de maatschap/cv's terug moeten betalen, alsmede dat zij de rente over de leningen moeten betalen, m.a.w. m aatschap/cv's betalen zelf hun voorschot-rendementen en worden daarnaast ook nog eens belast door A via aftrek van voorschotten plus rente van UW INLEG) .

Het onder c) vermelde komt dus voor uit de door accountant N "samengestelde" jaarrekeningen, je moet maar durven!

Aldus, Investeerders, alle reden om Uw belangen veilig te stellen.

Met vriendelijke groet,

Y RA”.

2.10 De directeur van klaagster is vervolgens, op 15 juli 2010, overgegaan tot het indienen van een klacht tegen betrokkene bij de Accountantskamer.

2.11 Bij beslissing van de Raad van Tucht van het Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) (hierna: Raad van Tucht) van 31 januari 1991 is een tegen betrokkene gerichte klacht over geuite insinuaties en taalgebruik gegrond verklaard. Er is toen geen maatregel opgelegd.

2.12 Bij beslissingen van de Raad van Tucht van 12 februari 1994 zijn twee afzonderlijke

klachten tegen betrokkene gegrond verklaard. Deze klachten zien (onder meer) op het

doen van grievende uitlatingen. In beide gevallen is aan betrokkene een berisping

opgelegd. Deze beslissingen zijn op 12 oktober 1994 in hoger beroep bevestigd.

2.13 Bij beslissing van de Raad van Tucht van 15 januari 1996 is een tegen betrokkene

gerichte klacht over het doen van grievende uitlatingen gegrond geacht. Aan betrokkene is

daarbij opgelegd de maatregel van schorsing als registeraccountant voor de duur van 2

weken.

2.14 Bij beslissing van de Raad van Tucht van 29 april 1996 is een tegen betrokkene

gerichte klacht over het doen van grievende en niet passende uitlatingen gegrond

verklaard. Aan betrokkene is daarbij de maatregel van berisping opgelegd.

2.15 Bij beslissing van de Raad van Tucht van 19 december 1997 is een tegen betrokkene

gerichte klacht over het doen van beledigende en ongepaste uitlatingen gegrond verklaard.

Aan betrokkene is daarbij de maatregel opgelegd van schorsing als registeraccountant voor

de duur van zes maanden. Deze beslissing is op 8 juni 1999 in hoger beroep bevestigd.

2.16 Bij beslissing van de Accountantskamer van 22 november 2010 is een tegen betrokkene

gerichte klacht over het met uitlatingen schenden van de fundamentele beginselen integriteit en professionaliteit gegrond verklaard. Aan betrokkene is daarbij de maatregel opgelegd van doorhaling van de inschrijving in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra.

Betrokkene is van deze uitspraak in hoger beroep gekomen; hierop is nog niet beslist.

3. De klacht

3.1 De klacht houdt - naar de Accountantskamer begrijpt - in dat betrokkene de fundamentele beginselen integriteit en professioneel gedrag heeft geschonden door op een voor een registeraccountant onwaardige wijze te communiceren en mededelingen te doen, die een deugdelijke grondslag ontberen en ernstig diffamerend voor klaagster zijn en voorts, dat betrokkene aldus het fundamentele beginsel objectiviteit heeft geschonden door dit alles als voormalig voorzitter van de Stichting HVO te doen.

Gezien de feitelijke bewoordingen van de klacht wordt betrokkene ook verweten in strijd gehandeld te hebben met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en geheimhouding.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RA is de registeraccountant bij het beroepsmatig

handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd

met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of

nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het door klaagsters gestelde handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, had plaats na 1 januari 2007. Daarom moet dit worden getoetst aan de sindsdien vigerende Verordening Gedragscode (RA’s) (hierna: VGC) en wel in het bijzonder aan het (voor alle accountants geldende) deel A en deel C (voor accountants in business) daarvan.

4.3 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4.1 Wat betreft de schending van het fundamentele beginsel integriteit heeft klaagster aangevoerd:

-          dat betrokkene klaagster in zijn e-mails aan derden meermalen heeft beticht van crimineel handelen;

-          dat betrokkene voorts heeft gemeend (toekomstige) investeerders en andere zakenrelaties van klaagster te moeten waarschuwen voor een miljoenenverlies als zij hun zakelijke betrekkingen met klaagster zouden aanhouden en - om dit te onderbouwen - met grove en niet onderbouwde en onware uitlatingen heeft gestrooid.

4.4.2 Wat betreft de schending van het fundamentele beginsel objectiviteit heeft klaagster aangevoerd:

-          dat betrokkene, die enige tijd werkzaamheden had verricht voor klaagster, zich na enige tijd heeft opgeworpen tot een “klokkenluider”, wiens bedoelingen verder reiken dan het voorkomen van misstanden, nu de “gedupeerden” wel eerst geld dienen over te maken naar de privérekening van betrokkene;

-          dat betrokkene in zijn geschriften meermalen refereert aan het feit dat hij registeraccountant is en daarom ook een maatschappelijk belang dient en dat hij investeerders dient te beschermen tegen de "oplichting, fraude, criminaliteit, fysieke bedreiging, misleiding, onrechtmatig handelen, etc." van klaagster, zulks terwijl de berichtgeving van betrokkene feitelijk onjuist is en de indruk wekt dat deze puur gericht is om klaagster in een kwaad daglicht te stellen ten faveure van betrokkene zelf en aldus niet meer de objectiviteit in acht neemt, zoals van hem als registeraccountant, professional en oud­-opdrachtnemer mag worden verwacht.

4.4.3 Wat betreft de schending van het fundamentele beginsel professioneel gedrag heeft klaagster aangevoerd:

-          dat betrokkene met alle bovengenoemde handelingen een zeer onprofessioneel beeld van zichzelf heeft opgeroepen, nu de informatie en verdenkingen die hij heeft geuit zeer opmerkelijk en indiscreet zijn te noemen en de manier waarop betrokkene dit heeft gedaan hem nog zwaarder aan te rekenen valt;

-          dat betrokkene met zijn handelen de onderneming van klaagster zeer ernstig heeft beschadigd en hij de belangen van de beroepsgroep in diskrediet heeft gebracht.

4.5 Betrokkene heeft niet bestreden dat de inhoud van de hiervoor onder 2.6 tot en met 2.9 weergegeven e-mailberichten van hem afkomstig is en heeft tegen al hetgeen hem wordt verweten - kort samengevat en zakelijk weergegeven - ingebracht dat hij niet meer dan zijn maatschappelijke en collegiale plicht heeft gedaan. Hij heeft voorts verklaard dat hij daarbij wellicht iets te fors en te heftig te werk is gegaan, maar dat dit nu eenmaal een gevolg is van het feit dat hij “recht door zee” is.

4.6.1 De Accountantskamer overweegt met betrekking tot de klacht en hetgeen betrokkene daartegen heeft aangevoerd het volgende.

4.6.2 Vastgesteld moet worden dat betrokkene zijn zeer ernstige beschuldigingen over de wijze waarop klaagster haar onderneming exploiteert en met de betrokken beleggersbelangen omgaat, niet met bewijsstukken heeft gestaafd, ook niet nadat klaagster in het klaagschrift uitdrukkelijk heeft betwist dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de praktijken waarvan betrokkene haar heeft beschuldigd. Dit verzuim getuigt in de eerste plaats van een ernstige mate van onzorgvuldigheid, aangezien van een accountant verlangd kan worden dat hij zijn (publieke) uitlatingen, zeker indien deze beschuldigingen van zodanige ernstige aard als de onderhavige inhouden, zo al niet direct in die schriftelijke uitlatingen zelve maar zeker bij betwisting in rechte deugdelijk onderbouwt (artikel A-130.1 en artikel C-320.1 en 320.3 sub VGC). Klaagster heeft daarmee voldoende aangetoond dat betrokkene in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft gehandeld.

4.6.3 Ook het taalgebruik van betrokkene in de onder rechtsoverwegingen 2.6 tot en met 2.9 weergegeven berichten is dermate grof dat dit zonder meer als schadelijk voor het accountantsberoep moet worden bestempeld en  betrokkene dus in strijd  met het beginsel van professionaliteit heeft gehandeld ( artikel A-150.1 VGC).

4.6.4  Nu klaagster er bij het instellen van haar klacht voor heeft gekozen niet ten gronde op de vergaande beschuldigingen van betrokkene in te gaan, maar zich veeleer richt op de handelwijze waarop betrokkene zich met zijn vermeende beschuldigingen tot derden richt, brengt dat met zich dat de Accountantskamer niet toekomt aan een oordeel over de vraag of betrokkene in strijd met het beginsel van integriteit zou hebben gehandeld doordat hij met zijn boude beweringen de waarheid geweld zou hebben aangedaan als bedoeld in artikel A-110.1, laatste zinsdeel van de VGC. In zoverre is de klacht ongegrond.

4.6.5 Betrokkene heeft voorts erkend én er blijk van gegeven ook overigens de VGC en daarop gebaseerde nadere regelgeving niet te kennen; mitsdien heeft hij ook daarom het beginsel van professionaliteit geschonden. Immers betrokkene, heeft geen enkele toepassing gegeven aan het in de VGC bedoelde conceptueel raamwerk (artikelen A-100.5 e.v., C-300.7 e.v., C-320.5 en 320.6 VGC. Indien en voor zover bij betrokkene al sprake kon zijn van een redelijk vermoeden omtrent   ”frauduleuze, misleidende en onrechtmatige gedragingen” van klaagster, dan had betrokkene (naast beëindiging van zijn betrokkenheid met klaagster), indien daadwerkelijk openbaarmaking van de misleidende informatie al dan niet na overleg met het Nivra in het kader van te treffen waarborgen geboden was, daarvan melding moeten maken bij de daartoe aangewezen instanties, zoals de AFM en het Openbaar Ministerie (artikel C-320.6 VGC).  Door zich rechtstreeks tot investeerders (en andere derden dan voormelde aangewezen instanties) te wenden en hun acties te coördineren, zoals hiervoor onder meer in rechtsoverwegingen 2.6 tot en met 2.9 is vastgesteld en noch daargelaten de daarbij door hem gebezigde bijzonder diffamerende bewoordingen, heeft betrokkene de aan zijn acties (te weten de te treffen waarborgen) te stellen eisen van proportionaliteit en subsidiariteit in ernstige mate overtreden (zie onder meer artikel A-100.17 VGC). Daarbij heeft hij tevens niet laten blijken dat hij op enige wijze aandacht heeft geschonken aan de aan hem in het kader van het fundamentele beginsel van geheimhouding te stellen eisen, nadat zijn werkrelatie met klaagster beëindigd was, temeer daar hij in de vaststellingsovereenkomst  van 25 februari 2010 zich verbonden had zich te onthouden van uitingen naar buiten toe (artikelen C-320.6 juncto hoofdstuk A-140 VGC).

4.6.6 Voorts is niet gebleken dat betrokkene enige aandacht heeft geschonken aan de bedreiging voor zijn objectiviteit door tegen betaling (eigen belang) voor zijn diensten voor meerdere investeerders omvangrijke werkzaamheden te verrichten in het kader van tegen klaagster te voeren acties en hen in deze acties voor te gaan (artikelen A-120.1 en A.120.2 en C-340.1 e.v.  VGC). Reeds daarom heeft betrokkene ook het fundamentele beginsel van objectiviteit geschonden. Dat geldt te meer nu aannemelijk is dat betrokkene vertrouwelijke informatie heeft gebruikt voor zijn persoonlijk gewin (artikel C340.4 VGC)

4.6.7 Het voorgaande, betekent dat het handelen van betrokkene strijdig is met de fundamentele beginselen van objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, geheimhouding en professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 onder a tot en met e van de VGC. De klacht dient dan ook gegrond te worden verklaard.

4.7.1 Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer bij schending van artikel 33 Wet RA een tuchtrechtelijke maatregel opleggen.

4.7.2 De Accountantskamer rekent betrokkene zwaar aan dat hij bij zijn gedragingen in zo’n ernstige mate de fundamentele beginselen heeft geschonden en dat hij in zijn (tot op heden) ongefundeerde insinuerende uitlatingen jegens klaagster heeft volhard, ook nadat deze daarover een klacht had ingediend. Afgezien van zijn mededeling ter zitting dat hij wellicht hier en daar te fors en te heftig is geweest in zijn uitlatingen, heeft betrokkene er verder geen blijk van gegeven dat hij werkelijk inziet dat hij ver over de schreef is gegaan en dat zijn taalgebruik zeer ongepast is.

Dit gedrag van betrokkene houdt bovendien het risico in dat aan de investeerders bij klaagster en klaagster zelf, die in de beleggingsbranche opereert en in welke branche vertrouwen voor het voortbestaan van een instelling zwaar weegt, door ondermijning van het vertrouwen grote schade wordt toegebracht. In een dergelijke situatie past, indien nodig om bedreigingen tegen te gaan, nog meer dan anders een zorgvuldige afweging van te treffen waarborgen. Betrokkene heeft hieraan echter geen enkele aandacht besteed. Zelfs indien in de toekomst zou komen vast te staan dat klaagster jegens haar investeerders onoirbaar zou hebben gehandeld, dan kan de Accountantskamer niet anders oordelen dan dat betrokkene met zijn gedragingen als de spreekwoordelijke olifant door de porseleinkast is gegaan. Een dergelijk gedrag is een accountant onwaardig.

4.7.3 De Accountantskamer houdt voorts rekening met de drie eerder aan betrokkene opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen van schriftelijke berisping en de drie eerder aan betrokkene opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen van schorsing of doorhaling als registeraccountant, waaraan telkens een gelijksoortig verwijtbaar gedrag van betrokkene ten grondslag heeft gelegen.

4.7.4 Gezien de overeenkomsten tussen die eerdere tuchtzaken en de onderhavige klacht, ziet betrokkene kennelijk de ernst van zijn handelwijze niet in en meent hij daarmee voort te kunnen gaan. Dit duidt er niet op dat betrokkene het belang ervan inziet om zijn beroep uit te oefenen in overeenstemming met de voor hem geldende beroeps- en gedragsregels en wijst er voorts op dat tuchtrechtelijk toezicht hem evenmin kan weerhouden van het zich gedragen in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. De twee eerdere maatregelen van schorsing als registeraccountant (naar huidig recht te kwalificeren als een maatregel van tijdelijke doorhaling als bedoeld in sub d. van lid 1 van artikel 2 Wtra) hebben  kennelijk onvoldoende hun invloed gehad. Geconstateerd moet dan ook worden dat een nadere maatregel van tijdelijke doorhaling op het gedragspatroon van betrokkene onvoldoende effect zal hebben en overigens gezien het onder 4.7.2 overwogene ook geen recht doet aan de ernst van de aan betrokkene verweten gedragingen.

4.7.5 De Accountantskamer houdt er voorts rekening mee dat betrokkene bij in de onder 2.16 weergegeven beslissing de maatregel is opgelegd van doorhaling van de inschrijving in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra en dat daarbij de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 1 (één) jaar is bepaald, doch dat op het daartegen door betrokkene ingestelde hoger beroep nog niet is beslist.

4.7.6 Al het vorenstaande in aanmerking nemende is de Accountantskamer van oordeel dat als sanctie op de gegrond geachte klacht wederom geen andere maatregel passend en geboden is dan die van doorhaling van de inschrijving in het register, bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra. Daartoe zal dan ook, gelet op artikel 33 van de Wet RA en artikel 2, lid 1, sub e. van de Wtra, worden overgegaan en daarbij zal de Accountantskamer de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven, gezien de ernst van onderhavige overtreding, thans bepalen op 10 (tien) jaren.

4.8 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.9 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

-          verklaart de klacht, behalve waarin deze ziet op schending van het fundamentele beginsel integriteit, gegrond;

-          legt ter zake de maatregel op van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, welke doorhaling ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

-          bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 10 (tien) jaren;

-          verstaat dat de AFM, de voorzitter van de NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.J. van Lee en mr. E.F. Smeele, rechterlijke leden, drs. E.J.F.A. de Haas RA en A.M.H. Homminga AA, accountantsleden, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2011.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                               voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:                                             

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kunnen/kan klaagster en/of  betrokkene, dan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s‑Gravenhage.