ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0148 Accountantskamer Zwolle 10/1828 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0148
Datum uitspraak: 21-03-2011
Datum publicatie: 21-03-2011
Zaaknummer(s): 10/1828 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Klacht over rapportage uitgebracht ten behoeve van een civiele procedure, niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de klachttermijn van drie jaren.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 21 maart 2011 in de zaak met nummer 10 / 1828 Wtra AK van

de besloten vennootschap BV X,

gevestigd te [plaats],

K L A A G S T E R ,

vertegenwoordigd door haar directeur A,

t e g e n

drs. Y RE ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. H.C. Bollekamp.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

(a)        het op 26 oktober 2010 ingekomen klaagschrift van 20 oktober 2010, met bijlagen;

(b)        de op 22 november 2010 ingekomen brief van klaagster van 18 november 2010 met bijlagen en

(c)        het op 21 december 2010 ingekomen verweerschrift van 17 december 2010 met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 17 januari 2011, waar aanwezig was namens klaagster A. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. H.C. Bollekamp, advocaat te Amsterdam.

1.3 Partijen hebben op deze zitting hun standpunten toegelicht en doen toelichten (klaagster aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is registeraccountant en houdt kantoor te [plaats].

2.2 Klaagster is vanaf februari 2004 verwikkeld geweest in (juridische) geschillen met BV X, in welk kader op 17 februari 2004 en op 13 juli 2004 uitspraken in kort geding zijn gedaan.

2.3 Op verzoek van X heeft betrokkene een notitie opgesteld en op 27 oktober 2004 aan X gezonden, ‘betreffende een calculatiemodel voor producten te leveren aan X B.V. van basisafspraak dd. 16 januari 2002 tot en met het voorschrift door de Voorzieningenrechter dd. 13 juli 2004’. 

2.4 Deze notitie is door X ingebracht in een derde kort geding procedure tussen haar en klaagster. Bij vonnis van 23 november 2004 heeft de voorzieningenrechter te Den Haag - samengevat - klaagster bevolen de executiemaatregelen te staken en gestaakt te houden en de over en weer ingestelde vorderingen van klaagster en X verwezen naar een bodemprocedure bij de rechtbank Den Haag  

2.5 Op 1 september 2009 heeft het gerechtshof te Den Haag in hoger beroep uitspraak gedaan in voormelde procedure tussen klaagster en X.

3. De klacht

3.1 De klacht houdt - zo blijkt uit het klaagschrift en naar de Accountantskamer begrijpt - in dat betrokkene in opdracht van een derde een interne notitie heeft opgesteld en dat deze notitie onjuistheden bevat. Hierdoor heeft betrokkene volgens klaagster de eer van de stand van de registeraccountants geschaad door twijfel te zaaien over berekeningen van registeraccountants. Verder verwijt klaagster betrokkene dat hij niet onpartijdig is en dat hij de belangen van alle betrokken partijen bij de openbaarmaking niet in het oog heeft gehouden. Als derde klacht is geformuleerd dat betrokkene zijn rapport niet ingevolge de regels van deskundigheid heeft opgesteld.

3.2 Betrokkene heeft verweer gevoerd.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Betrokkene heeft primair een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van de klacht jegens hem, zulks op grond op het bepaalde in artikel 22, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra). Hij heeft daartoe - zakelijk en samengevat weergegeven - aangevoerd dat klaagster al in november 2004 kennis heeft genomen van de notitie van 27 oktober 2004.

4.2 Uit het klaagschrift blijkt dat klaagster ook onmiddellijk na 27 oktober 2004, zulks in verband met de hiervoor in 2.4 kort gedingprocedure, van die notitie kennis heeft genomen, maar klaagster heeft daartegenover gesteld dat eerst in september 2009 een definitieve rechterlijke uitspraak is verkregen, waarbij klaagster geheel in het gelijk is gesteld en waaruit klaagster definitief kon begrijpen dat de berekeningen in de notitie van betrokkene onjuist waren, zodat er toen pas bij haar een vermoeden was van laakbaar handelen door betrokkene.

4.3 De Accountantskamer overweegt met betrekking tot dit verweer van betrokkene en het door klaagster daartegenover gestelde als volgt.

4.4 Ingevolge artikel 22, eerste lid, Wtra kan bij een vermoeden van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 33, eerste lid, Wet RA een klacht worden ingediend binnen drie jaar na de constatering van het handelen of nalaten van een registeraccountant en neemt de Accountantskamer de klacht niet in behandeling indien tussen het moment van het handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar is verstreken. Indien één van beide termijnen is overschreden, dient de klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.5 Vast is komen te staan dat klaagster in november 2004 heeft kennis genomen van de in de punten 2.3 en 2.4 bedoelde notitie. Vast staat voorts dat vervolgens door klaagster en X verder is geprocedeerd, waarbij klaagster de mede op betrokkenes notitie d.d. 27 oktober 2004 gebaseerde stellingname van haar wederpartij op het punt van de te berekenen prijzen en de door betrokkene gemaakte berekeningen heeft bestreden. Met die constatering staat vast dat klaagster vanaf het moment van kennisneming van de notitie op de hoogte was van het nu aan betrokkene verweten handelen.

4.6 Bij die stand van zaken moet worden geconcludeerd dat klaagster aldus meer dan drie jaar voor binnenkomst (op 26 oktober 2010) van de klacht bij de Accountantskamer op de hoogte was van al het aan betrokkene verweten handelen als onder punt 3.1 weergegeven en zij zich tevens niet met dat handelen kon verenigen. Die conclusie brengt met zich dat klaagster te laat is met het indienen van haar klacht.

4.7 Anders dan klaagster betoogt, is voor het constateren van verweten handelen of nalaten in de zin van artikel 22, eerste lid, Wtra niet relevant of dit handelen of nalaten door een andere instantie dan de tuchtrechter onherroepelijk als onjuist of inadequaat is beoordeeld, zodat wat dienaangaande in de uitspraak van 1 september 2009 is vermeld, geen verandering brengt in voormelde overschrijding van de klachttermijn.

4.8 De klacht moet daarom in al haar onderdelen niet-ontvankelijk worden verklaard.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

-          verklaart de klacht in al haar onderdelen niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter,

mr. E.F. Smeele en prof. dr. mr. P.M. van der Zanden RA, rechterlijke leden,

drs. E.J.F.A. de Haas RA en J. Maan AA, accountantsleden,

in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2011.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kan klaagster dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift, dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te ’s-Gravenhage.