ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0136 Accountantskamer Zwolle 10/1290 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0136
Datum uitspraak: 28-01-2011
Datum publicatie: 28-01-2011
Zaaknummer(s): 10/1290 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Over gedragingen van een accountant verricht na doorhaling in het register, kan niet geklaagd worden. Niet goed werkgeverschap kan onder omstandigheden tot een gegronde klacht leiden.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 28 januari 2011

in de zaak met nummer 10/1290 Wtra AK van

X ,

wonende te [plaats],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

voorheen registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 3 augustus 2010 ingekomen klaagschrift van 1 augustus 2010 met bijlagen;

-   de op 9 augustus 2010 en op 29 september 2010 ingekomen brieven van klager met bijlagen.

1.2 Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.

1.3 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 3 december 2010 waar klager in persoon is verschenen. Betrokkene is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

1.4 Klagerheeft op genoemde zitting zijn standpunten toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de schriftelijke stukken en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door klager gesteld en door betrokkene niet weersproken, of op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan.

2.1 Betrokkene was eigenaar/bestuurder van accountantskantoor Y & A te [plaats].

2.2 Klager heeft voor betrokkene sedert augustus 2009 op afroepbasis enkele maanden voor ongeveer zes uur per week werkzaamheden verricht. Klager heeft van betrokkene geen enkele loonstrook en ook geen jaaropgaaf ontvangen. Dit heeft betrokkene hem wel toegezegd. Voor zijn laatste werkdag op 4 december 2009 heeft klager geen loon ontvangen.

2.3 Blijkens bankafschriften van klager van 8 september 2009 en van 15 december 2009 heeft hij een voorschotsalaris voor de maand augustus 2009 ontvangen en salaris tot en met 3 december 2009. Op een overzicht van de belastingdienst van 23 september 2009 is de arbeidsrelatie van klager met betrokkene niet vermeld.

2.4 Betrokkene heeft e-mailberichten van klager vanaf december 2009 niet beantwoord. Begin februari 2010 heeft betrokkene klager desgevraagd telefonisch medegedeeld dat hij na een periode van ongeveer drie weken weer zou kunnen werken en dat betrokkene daarover contact met klager zou opnemen. Betrokkene heeft hierop niets van zich laten horen.

Voorts is het volgende de Accountantskamer ambtshalve bekend en komen vast te staan.

2.5 D e Raad van Tucht voor registeraccountants en accountants-administratieconsulenten te ’s-Gravenhage heeft betrokkene bij beslissing van 14 januari 2008 (1263/07.11) de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het accountantsregister opgelegd. Deze   beslissing is bij beslissing van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 16 februari 2010 ( AWB 08/190 20020) onherroepelijk is geworden.

2.6 Per 16 februari 2010 is betrokkene door het NIVRA uitgeschreven uit het register, bedoeld in artikel 55 Wet RA.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht ligt het verwijt dat betrokkene nalaat om op verzoek van klager loonstroken en een jaaropgaaf over het jaar 2009 te verstrekken en om aan zijn betalingsverplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsrelatie te voldoen. Ook verwijt klager betrokkene dat hij niet reageert op e-mailberichten van klager en dat hij toezeggingen om zelf contact met klager op te nemen niet nakomt.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Sedert zijn uitschrijving uit het register per 16 februari 2010 is betrokkene niet meer gerechtigd tot het voeren van de titel registeraccountant. Sedertdien is hij eveneens niet meer aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wtra onderworpen. Een en ander brengt met zich dat de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor zover deze betrekking heeft op een gedraging van betrokkene, welke is verricht of nagelaten op of na 16 februari 2010.

4.2 Op grond van artikel 33, eerste lid Wet RAis de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde, zoals de Verordening gedragscode (RA’s), (hierna: VGC), en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.3  Voorts stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Ingevolge het in de VGC opgenomen fundamentele beginsel van professionaliteit, nader uitgewerkt in artikel A-150.1 VGC, houdt een registeraccountant zich aan de voor hem geldende wet- en regelgeving en onthoudt een registeraccountant zich van handelen dat het accountantsberoep in diskrediet brengt. Tot dat laatste behoren die handelingen die door een redelijke en goed geïnformeerde derde die over alle relevante informatie beschikt zullen worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep.

4.5 Klager heeft voor betrokkene werkzaamheden verricht, naar de Accountantskamer aanneemt, althans door betrokkene niet is weersproken, op basis van een arbeidsovereenkomst (oproepcontract). In die zakelijkebetrekking heeft betrokkene, in de periode gelegen tussen augustus 2009 en 16 februari 2010 in ieder geval verzuimd de uit die arbeidsrelatie voortvloeiende verplichting om loonstroken te verstrekken na te komen,  heeft hij niet gereageerd op het verzoek van klager een jaaropgaaf 2009 te verstrekken, heeft hij nagelaten loon uit te betalen voor de laatste werkdag van klager op 4 december 2009 en heeft hij niet gereageerd op e-mailberichten van klager vanaf december 2009.  Met die handelwijze heeft betrokkene zich niet als een goed werkgever gedragen, welk functioneren niet los kan worden gezien van zijn professionele status en door evenbedoelde derde als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep zal worden opgevat. Aldus heeft betrokkene door zijn gedragingen het accountantsberoep in diskrediet gebracht, zoals bedoeld in artikel A-150.1 VGC.

4.6 De klacht dient in zoverre gegrond te worden verklaard. Gelet op het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra dient betrokkene in verband hiermede het door klager betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.

4.7 De Accountantskamer acht het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel in beginsel geboden. Gelet op de eerder opgelegde maatregel van doorhaling van de inschrijving in het accountantsregister en de uitschrijving van betrokkene uit dit register, komt het de Accountantskamer, mede gezien de aard van onderhavige klacht, niet opportuun voor in deze zaak nog een nadere maatregel op te leggen.

4.8 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

1.    verklaart de klacht niet-ontvankelijk voor zover deze ziet op gedragingen welke betrokkene heeft verricht of nagelaten op of na 16 februari 2010;

2.    verklaart de klacht gegrond voor zover deze ziet op gedragingen welke betrokkene heeft verricht of nagelaten in de periode augustus 2009 tot 16 februari 2010;

3.   legt ter zake geen maatregel op;

4 .   verstaat dat betrokkene, gelet op het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra het door klager betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,- aan klager vergoedt.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. E.W. Akkerman en M.J. van Lee (rechterlijke leden) en S.L.J. Graafsma RA en J. Maan AA (accountantsleden) en in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2011.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager,betrokkenedan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.