ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0132 Accountantskamer Zwolle 10/1441 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0132
Datum uitspraak: 21-01-2011
Datum publicatie: 21-01-2011
Zaaknummer(s): 10/1441 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Ook na invoering van de Wet op de tuchtrechtspraak accountants geldt dat het niet verenigbaar is met de eisen van een behoorlijke tuchtprocedure dat een klager, nadat de Accountantskamer op zijn klacht heeft beslist, een tweede klacht tegen dezelfde accountant indient over hetzelfde feitencomplex, terwijl dit feitencomplex reeds ten tijde van de eerste klacht bij klager bekend was of had kunnen zijn. De klacht is daarom in casu niet-ontvankelijk.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 21 januari 2011 in de zaak met nummer 1 0 / 1441 Wtra AK van

X ,

wonende te (woonplaats),

K L A A G S T E R ,

raadsman: G.A. van der Heijden,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 24 augustus 2010 ingekomen klaagschrift van 23 augustus 2010, met bijlagen en

-         het op 1 oktober 2010 ingekomen verweerschrift van 30 september 2010, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 12 november 2010, waar zijn verschenen: klaagster, tot bijstand vergezeld van haar raadsman, G.A. van der Heijden, en betrokkene, tot bijstand vergezeld van zijn adviseur M.K.J. van Stratum RA. Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

2.1 Betrokkene is sinds juli 2004 de accountant van het computerbedrijf B.V.1, een onderneming waarvan A (hierna: A), sinds eind 2003, voor 1/3 deel aandeelhouder is door middel van diens houdstermaatschappij B.V.2 (verder: B.V.2), van welke vennootschap betrokkene ook de accountant is.

2.2 In de naar aanleiding van de echtscheiding thans nog immer (inmiddels in hoger beroep) lopende alimentatieprocedure tussen klaagster en A, heeft betrokkene laatstgenoemde bijgestaan. Klaagster heeft zich hierin in elk geval vanaf 1 december 2005 (ook) laten bijstaan door een eigen (juridisch) adviseur. Betrokkene heeft de cliëntrelatie met klaagster per brief van 27 augustus 2007 beëindigd.

2.3 Betrokkene heeft in het kader van zijn dienstverlening aan A de aangifte inkomstenbelasting 2005 van klaagster als bijlage bij een e-mail van 7 januari 2008 doen toekomen aan de advocaat van A, mr. E.E.M. van Schaijk-Böhm, die vervolgens dit stuk bij brief van 8 januari 2008 aan de griffier van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch heeft gezonden, zulks om het in genoemde alimentatieprocedure in te brengen.

2.4 Klaagster heeft op 15 juli 2009 een klacht ingediend tegen betrokkene bij de Accountantskamer - kort gezegd - over diens opstelling ten nadele van klaagster in het geschil tussen klaagster en A.

2.5 Na behandelingen ervan op de zittingen van 26 oktober 2009 en 4 december 2009, heeft de Accountantskamer op 16 april 2010 op die klacht beslist, deels met een niet-ontvankelijkverklaring, deels met een ongegrondverklaring en deels met een gegrondverklaring van de klacht, waarbij aan betrokkene de maatregel van schriftelijke waarschuwing is opgelegd. Tegen die beslissing is door betrokkene hoger beroep ingesteld.

3. De klacht

3.1 De klacht in de onderhavige procedure luidt dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met de Verordening gedragscode (AA’s) en wel in het bijzonder met het gestelde in de hoofdstukken A-140 en B1-280 daarvan.

3.2 Betrokkene heeft namelijk zonder toestemming van klaagster, die inmiddels geen cliënte meer van hem was, op eigen initiatief privégegevens van klaagster verstrekt aan de advocaat van klaagsters ex-echtgenoot, terwijl hij wist dat deze gegevens zouden worden gebruikt in een procedure bij het gerechtshof tussen klaagster en haar ex-echtgenoot.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Betrokkene heeft bij zijn laatste woord ter zitting verklaard “er moeite mee te hebben dat de onderhavige klacht is gesepareerd van de vorige klacht”. De Accountantskamer begrijpt deze uiting aldus dat betrokkene zich op het standpunt stelt dat de separate indiening van de huidige klacht geen pas geeft, nu deze betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex als dat, waarop het vorige - op 15 juli 2009 ingediende - klaagschrift betrekking had en daarom destijds in ook dat klaagschrift had moeten worden opgenomen.

4.2 De raadsman van klaagster heeft ter zitting verklaard dat de aan de onderhavige klacht ten grondslag liggende feiten ten tijde van het indienen van het vorige klaagschrift wel bekend waren, maar dat de huidige klacht toen niet in het klaagschrift is opgenomen omdat men eerst de uitkomst van een klachtprocedure tegen de advocaat van klaagsters ex-echtgenoot wilde afwachten.

4.3.1 De Accountantskamer overweegt dienaangaande het volgende.

4.3.2 In een uitspraak van 25 maart 2004 [1] heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) overwogen dat de Raad van Tucht in een (in die zaak bestreden) tuchtbeslissing waarin klagers niet ontvankelijk in hun klacht waren verklaard, terecht én in overeenstemming met de eerdere uitspraak van het CBb van 10 juli 2001 [2] had geoordeeld dat het niet verenigbaar is met de eisen van een behoorlijke tuchtprocedure dat een klager, nadat de Raad van Tucht op zijn klacht heeft beslist, een tweede klacht tegen dezelfde accountant indient over hetzelfde feitencomplex, terwijl dit feitencomplex reeds ten tijde van de eerste klacht bij klager bekend was of had kunnen zijn.

4.3.3 De Accountantskamer, die in de plaats is gekomen van de Raden van Tucht, heeft geconstateerd dat in het onderhavige geval sprake is van een vrijwel identieke casus als die, waarop evenvermelde overweging van het CBb betrekking heeft. De Accountantskamer is van oordeel dat met invoering van de Wet tuchtrechtspraak accountants het (tuchtproces)recht op dit punt niet is gewijzigd.

4.3.4 De Accountantskamer is voorts van oordeel dat de thans door klaagster aan de orde gestelde klacht in het eerdere klaagschrift (van 15 juli 2009) had kunnen en moeten worden neergelegd nu de nieuwe klacht betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex als in het eerdere klaagschrift aan de orde is gesteld, terwijl klaagster ook toen al bekend was met de feiten waarover ze thans klaagt. Hetgeen de raadsman van klaagster dienaangaande heeft verklaard, kan daaraan niet afdoen. Daarenboven valt niet in te zien dat de uitkomst van een klachtprocedure tegen de advocaat van klaagsters ex-echtgenoot van belang zou kunnen zijn voor enige door de Accountantskamer te nemen beslissing in de toenmalige tuchtprocedure. De thans aanhangige klacht moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.4 Op grond van het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door:

mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. M.J. van Lee en E.F. Smeele, rechterlijke leden, P.A.S. van der Putten RA en A.M.H. Homminga AA, accountantsleden, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2011.

_________                                                                                        __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kunnen/kan klaagster en/of de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift, dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te ’s-Gravenhage.


[1] LJN: AO7319

[2] LJN: AB3079