ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0131 Accountantskamer Zwolle 10/1174 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0131
Datum uitspraak: 21-01-2011
Datum publicatie: 21-01-2011
Zaaknummer(s): 10/1174 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: klacht als feitelijk ongegrond afgewezen

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

van 21 januari 2011 in de zaak met nummer 10 / 1174 Wtra AK van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

X B.V.,

gevestigd en kantoorhoudende te (plaats) ,

K L A A G S T E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te (plaats),

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 16 juli 2010 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift van 15 juli 2010;

-         de op 3 augustus 2010 ontvangen brief van 2 augustus 2010 van klaagster, inhoudende een aanvulling op het klaagschrift;

-         de op 3 september 2010 ontvangen brief, met bijlage, van 2 september 2010 van klaagster, inhoudende een aanvulling op het klaagschrift en

-         het op 21 september 2010 bij de Accountantskamer binnengekomen verweerschrift, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 1 november 2010. Op die zitting zijn verschenen: A, directeur van klaagster, en betrokkene.

1.3 Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten onderscheidenlijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is openbaar accountant-administratieconsulent en heeft vanaf medio 2006 werkzaamheden voor klaagster verricht in het kader van een samenstellingsopdracht. Die werkzaamheden bestonden mede uit het controleren, boeken en wijzigen van boekingen in de administratie en het doen van belastingaangiften. De administratie van klaagster werd door betrokkene op de computer van klaagster gevoerd onder meer door middel van het op afstand inloggen op die computer.

2.2 Klaagster heeft op 28 september 2009 de samenwerking met betrokkene met onmiddellijke ingang opgezegd, met het verzoek “alles wat met X B.V. en Beheermaatschappij te maken heeft gereed te zetten”. Betrokkene heeft hierop gereageerd met een brief van 5 oktober 2009, waarin de beëindiging van de samenwerking werd bevestigd en tevens een uiteenzetting werd gegeven van de feiten en omstandigheden die (naar het oordeel van betrokkene) aan de beëindiging van de relatie ten grondslag hebben gelegen. Op 5 oktober 2009 zijn tevens bij betrokkene (door de daartoe namens klaagster gemachtigde B) afgehaald de boekhoudingen van B.V.1 en klaagster, alsmede een cd-rom van de boekhouding en alle belastingaanslagen van 2005 t/m 2009 van B.V.1 en, voor zover deze in het bezit van betrokkene waren, die van de heer en mevrouw A privé.

2.3 Op een verzoek ex artikel B1-210.10 van de Verordening Gedragscode (AA’s) (hierna: VGC) per brief van 2 november 2009 van de nieuwe accountant van klaagster, heeft betrokkene per brief van 11 november 2009 geantwoord.

2.4 De directeur van klaagster, A, heeft per brief van 8 april 2010 aan betrokkene het volgende laten weten.

Onderwerp: administratie 2008

(plaats), 8 april 2010

Geachte heer Y,

Dank voor uw antwoord op mijn brief. Ik heb mijn nieuwe accountant de opdracht gegeven voor de jaarrekening 2009, zoals hij dat ook in het collegiaal overleg met u gecommuniceerd heeft.

Ik ben nog in afwachting van uw antwoord op onderstaande vraag welke u naar aanleiding van mijn vorige brief nog niet heeft geantwoord:

Op basis van uw facturen heeft u over het boekjaar 2008 ruim € 6.500 aan onze vennootschap in rekening gebracht voor de controle van de administratie 2008.

Rekeninghoudend met het reeds door u gefactureerde, was ik in de veronderstelling dat u 2008 naar behoren zou afwerken. Graag verneem ik daarom op korte termijn van u de status van de jaarrekening 2008. Zonder dat u daarvoor werkzaamheden gaat verrichten/uren aan mij factureert.

Indien u in gebreke blijft zie ik geen andere optie dan u aansprakelijk te stellen voor de geleden en nog te l ijden schade. Ik hoop echter dat het zover niet hoeft te komen.

In afwachting van uw reactie, hoogachtend,

X B.V. / B.V.1

     (handtekening)

A”.

2.5 Betrokkene heeft op deze laatstvermelde brief geantwoord met een brief van 13 april 2010 met de volgende inhoud.

“ Geachte heer A,

Op 12 april 2010 ontvingen wij uw brief gedateerd (plaats), 8 april 2010.

Gedurende de tijd dat wij voor u werkzaam zijn geweest heb ik u regelmatig op de hoogte gesteld van het feit dat uw administratie niet op orde was.

Dit werd voornamelijk veroorzaakt door het automatisch inlezen en boeken van bankafschriften.

Als gevolg hiervan ontstond telkenmale een bulk aan boekingen welke niet automatisc h verw erkt konden w orden en op tussenrekeningen werden geboekt.

Onze werkzaamheden bestonden dus in hoofdzaak uit het corrigeren van tussenrekeningen, het afletteren van a conto betalingen crediteuren en debiteuren en het boeken van allerlei posten welke door uw administrateur niet konden wo rden geboekt.

Bijgevolg hebben wij in 2009 de navolgende werkzaamheden voor u verricht en aan u in rekening gebracht .

Factuur 20090013: opschonen crediteuren                                                                           6,00 uur

Factuur 20090013: boeken/controleren/wijzigen                                                                   5,50 uur

Factuur 20090069: boeken/controleren/wijzigen                                                                 15,50 uur

Factuur 20090092: boeken/controleren/wijzigen                                                                 73,50 uur

Factuur 20090163: boeken/controleren/wijzigen                                                                 20,00 uur

Factuur 20090250: voorbereidende werkzaamheden

dossier 2008 (debiteurenlijst+crediteurenlijst

aanwezig in Exact GIobe)/boeken/ contro leren/

wijzigen                                                                                                6,00 uur

Wij kunnen uit de door ons in rekening gebrachte bedragen met betrekking tot 2008 niet afleiden dat wij, na beëindiging van onze samenwerking, de jaarrekening 2008 zouden afwerken zonder daarvoor kosten in rekening te brengen.

Met vriendelijke groet,

      (handtekening)

Y AA”.

2.6 De directeur van klaagster is vervolgens, op 15 juli 2010, overgegaan tot het indienen van een klacht tegen betrokkene bij de Accountantskamer.

3. De klacht

3.1 De klacht houdt in dat klaagster van oordeel is dat betrokkene het werk zodanig voor haar heeft uitgevoerd en zich ook overigens heeft gedragen op een wijze, dat hij daardoor het accountantsberoep te schande heeft gemaakt.

3.2 In dit verband heeft klaagster - naar de Accountantskamer begrijpt - gesteld dat betrokkene:

-         zaken heeft gefactureerd die niet of niet correct zijn uitgevoerd;

-         aan een accountmanager van de Rabobank heeft toegezegd dat het concept van de jaarrekening 2008 van klaagster gereed was, terwijl deze jaarrekening nooit is opgeleverd;

-         foutieve adviezen heeft gegeven inzake een investering in een pand en ter zake een aantal belastingaangiftes niet of niet correct heeft gedaan;

-         op een bepaald moment in augustus 2009 de heer A telefonisch is gaan stalken.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Het door klaagsters gestelde handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, betreft werkzaamheden voor het jaar 2008 en had dus plaats na 1 januari 2007. Daarom moet dit worden getoetst aan de sindsdien vigerende VGC en wel in het bijzonder aan het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1 daarvan.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3.1 In het eerste klachtonderdeel wordt betrokkene verweten dat hij zaken heeft gefactureerd die niet of niet correct zijn uitgevoerd. Klaagster heeft daartoe doen aanvoeren dat betrokkene (blijkens zijn brief van 13 april 2010 aan klaagster) reeds 125,5 uur had gewerkt en dat de jaarrekening 2008 nog niet klaar was ten tijde dat de nieuwe accountant van klaagster het overnam in de herfst van 2009 en tevens, dat toen uit de administratie Exact/Globe niets bleek van werkzaamheden van betrokkene.

4.3.2 Betrokkene heeft tegen dit klachtonderdeel - zakelijk weergegeven - het volgende ingebracht.

Met betrekking tot dit klachtonderdeel wordt geen enkel concreet voorbeeld gegeven van werkzaamheden die betrokkene wel gefactureerd zou hebben en die hij niet of niet volledig zou hebben uitgevoerd. Door de heer A waren namens klaagster en B.V.1 aan betrokkenes kantoor machtigingen verstrekt tot automatische incasso van facturen. Deze automatische incasso vond telkens 30 dagen na factuurdatum plaats. Geen enkele automatische incasso is door of namens klaagster gestorneerd. Betrokkene heeft op geen enkel moment tijdens zijn dienstverlening voor klaagster een signaal ontvangen dat er ontevreden­heid bestond over de door hem verrichte werkzaamheden.

Dat uit de administratie niets van zijn werkzaamheden blijkt, wordt door betrokkene ten stelligste bestreden. Tot op het moment dat klaagster de samenwerking opzegde, heeft betrokkene de administratie bijgewerkt op de computer van klaagster. De wijze waarop de samenwerking door klaagster werd opgezegd - van het ene op het andere moment - verhinderde verdere werk­zaamheden van betrokkene met betrekking tot de jaarrekening 2008. Klaagster meent ten onrechte dat, ondanks de beëindiging van haar opdracht aan betrokkene, door betrokkene alsnog werkzaamheden ten behoeve van de jaarrekening 2008 moeten worden verricht en dat ook nog eens zonder het in rekening brengen van de kosten die daarvoor door betrokkene te declareren zouden zijn; dit is klaagster door betrokkene ook niet toegezegd.

4.3.3 De Accountantskamer overweegt met betrekking tot dit klachtonderdeel dat klaagster, tegenover de betwisting ervan door betrokkene, niet aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene zaken heeft gefactureerd die niet of niet correct zijn uitgevoerd. In het bijzonder heeft klaagster ook niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene de in zijn brief van 13 april 2010 aan klaagster gespecificeerde werkzaamheden niet heeft uitgevoerd en dat klaagster nog recht zou hebben op een door betrokkene samen te stellen jaarrekening 2008, zonder daarvoor kosten in rekening gebracht te krijgen. Het eerste klachtonderdeel moet daarom ongegrond worden verklaard.

4.4.1 In het tweede klachtonderdeel wordt betrokkene verweten dat hij een accountmanager van de Rabobank zou hebben toegezegd dat het concept van de jaarrekening 2008 van klaagster gereed zou zijn, terwijl deze jaarrekening nooit is opgeleverd. De betrokkene bankmedewerker, C, zou bereid zijn dit onder ede te verklaren.

4.4.2 Van de zijde van betrokkene is met betrekking tot dit klachtonderdeel het volgende naar voren gebracht.

Nog daargelaten dat het feitelijk onmogelijk is om eind 2008 de jaarcijfers over 2008 over te leggen, is door klager geen bewijs overgelegd waaruit blijkt dat betrokkene aan de heer C de toezegging zou hebben gedaan om eind 2008 de cijfers over 2008 te overleggen. Van het feit dat de heer C bereid is dit onder ede te verklaren, is niet gebleken. In tegendeel, C heeft betrokkene op 17 september 2010 telefonisch medegedeeld op geen enkele wijze welke verklaring dan ook onder ede te willen afleggen en/of te willen worden betrokken in het geschil tussen klaagster en betrokkene, van het bestaan waarvan hij niet eens op de hoogte was, laat staan van het feit dat zijn naam was genoemd in de onderhavige klacht.

4.4.3 De Accountantskamer overweegt met betrekking tot dit klachtonderdeel dat klaagster, tegenover de betwisting ervan door betrokkene, de daaraan ten grondslag gelegde feiten niet, althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het tweede klachtonderdeel moet reeds daarom eveneens ongegrond worden verklaard. Aan een bewijsopdracht conform het daartoe gedane aanbod wordt dan ook, wat daar verder ook van zij, niet toegekomen.

4.5.1 In het derde klachtonderdeel wordt betrokkene verweten dat hij foutieve adviezen heeft gegeven inzake een investering in een pand en ter zake een aantal belastingaangiftes niet of niet correct heeft gedaan. Klaagster heeft in dit verband doen aanvoeren dat zij door betrokkenes toedoen of nalaten een bedrag van 50.000 euro aan BTW over de aankoop van dat pand niet heeft teruggekregen van de fiscus.

4.5.2 Door betrokkene is met betrekking tot dit klachtonderdeel betoogd dat hij klaagster te dezer zake in zoverre heeft geadviseerd, dat hij heeft berekend dat de aanschaf van het pand - gelet op de balanspositie en de debiteurenportefeuille - geen enkel probleem was. Voorts heeft hij gesteld dat de BTW over de koopprijs van het pand wel degelijk is verrekend in het voordeel van klaagster, maar dat er nog zo veel aan klaagster opgelegde aanslagen openstonden dat van teruggave van enig bedrag door de fiscus aan klaagster geen sprake kon zijn.

4.5.3 De Accountantskamer overweegt ook met betrekking tot dit klachtonderdeel dat klaagster, tegenover de betwisting ervan door betrokkene, de daaraan ten grondslag gelegde feiten niet aannemelijk heeft gemaakt. In het bijzonder heeft klaagster ook op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat betrokkene tuchtrechtelijk iets te verwijten valt inzake de nog openstaande belastingaanslagen, waarmee de over de aankoopprijs van het pand terug te ontvangen BTW werd verrekend. Het derde klachtonderdeel moet daarom ongegrond worden verklaard.

4.6.1 In het vierde klachtonderdeel wordt betrokkene verweten dat hij op een bepaald moment in augustus 2009 klaagsters bestuurder, de heer A, telefonisch is gaan stalken. Betrokkene zou, aldus klaagster, de heer A meermalen hebben gebeld op het bedrijf, op diens mobiele telefoon en op privé-telefoonnummers, zulks niet alleen overdag, maar ook ’s avonds (en zelfs dronken).

4.6.2 Betrokkene heeft met betrekking tot dit klachtonderdeel aangevoerd dat hij de heer A meerdere malen heeft gebeld op het bedrijf, op diens mobiele telefoon en op privé-telefoonnummers en dat dit niet meer dan normaal is in het kader van een normale bedrijfsuitoefening. Alle telefoonnummers zijn door de heer A aan betrokkene verstrekt en hij heeft er nooit een probleem van gemaakt dat betrokkene deze telefoonnummers gebruikte om hem te bereiken. Dat de bestuurder van klaagster van mening is dat hij door betrokkene telefonisch is gestalkt, is als triest te kenmerken en dat deze stalking zelfs dronken zou hebben plaatsgevonden, werpt betrokkene verre van zich.

4.6.3 De Accountantskamer overweegt met betrekking tot dit klachtonderdeel wederom dat klaagsters aantijgingen tegenover de weerspreking ervan door betrokkene niet aannemelijk zijn geworden. Klaagster heeft haar stellingen te dezen ook op geen enkele wijze van enige staving voorzien. Het vierde klachtonderdeel moet daarom ook ongegrond worden verklaard.

4.7 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.J. van Lee en mr. E.F. Smeele, rechterlijke leden, drs. E.J.F.A. de Haas RA en A.M.H. Homminga AA, accountantsleden, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2011.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:                                      

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kunnen/kan klaagster en/of  betrokkene, dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s‑Gravenhage.