ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0125 Accountantskamer Zwolle 10/981 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0125
Datum uitspraak: 03-01-2011
Datum publicatie: 03-01-2011
Zaaknummer(s): 10/981 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klachtfunctionaris houdt zich onvoldoende zorgvuldig aan het eigen klachtregelement: waarschuwing.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

van 3 januari 2011 in de zaak met nummer 10 / 981 Wtra AK van

X ,

wonende te [woonplaats] ,

K L A A G S T E R ,

gemachtigde: S. Tellings,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te (plaats),

B E T R O K K E N E.


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 15 juni 2010 bij de Accountantskamer binnengekomen, door klaagsters raadsvrouw mr. M.T.E. Kranenburg opgestelde klaagschrift van 13 juni 2010, met bijlagen;

-         een op 19 augustus 2010 bij de Accountantskamer binnengekomen brief van klaagster, met bijlage, houdende een aanvulling op het klaagschrift;

-         het op 21 september 2010 bij de Accountantskamer binnengekomen verweerschrift van 20 september 2010, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 15 oktober 2010, waar aanwezig waren - aan de zijde van klaagster - de door haar gevolmachtigde S. Tellings en - aan de zijde van betrokkene - Y RA in persoon.

1.3 Partijen hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten respectievelijk toegelicht (de gemachtigde van klaagster aan de hand van aan de Accountantskamer overgelegde pleitaantekeningen) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is als openbaar accountant verbonden aan het kantoor Accountants B.V. te (plaats). Deze vennootschap is, tezamen met de op het zelfde adres kantoorhoudende Belastingadviseurs B.V., een 100% dochtervennootschap van de Groep B.V., waarin betrokkene met zijn persoonlijke holding Holding B.V. voor 33,33% deelneemt. De andere twee deelnemers in de Groep B.V. zijn (ook elk voor 33,33%) de heren A en B, door middel van A Holding B.V. respectievelijk B Holding B.V.

2.2 Klaagster, die verwikkeld was in een echtscheidingsprocedure met C, kreeg bij brief van 21 januari 2010 van de Belastingdienst (regio Oost-Brabant, kantoor (plaats) de mededeling dat zij onlangs een aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2008 had gedaan, zulks terwijl zij zelf voor de desbetreffende aangifte uitstel had verzocht en die aangifte (nog) niet had gedaan. Navraag bij de Belastingdienst leerde klaagster dat haar aangifte, tezamen met die van C, was gedaan door Accountants en Adviseurs B.V. te (plaats).

2.3 Bij brief van 11 februari 2010 heeft de raadsvrouw van klaagster, Mr. Kranenburg, advocaat te Bergen op Zoom, namens klaagster - onder meer - hierover een klacht ingediend bij Accountants B.V. te (plaats). In die brief werd medegedeeld dat de daarin opgesomde feiten en omstandigheden dienden te worden aangemerkt als officiële klacht als bedoeld in de door het kantoor van betrokkene gehanteerde klachtenregeling.

2.4 Die klachtenregeling, zoals gepubliceerd op de website, hield (en houdt nog steeds) het volgende in:

"De klachtenregeling van Accountants en Adviseurs B.V. en Belastingadviseurs B.V. heeft betrekking op situaties waarin een opdrachtgever, medewerker of andere belanghebbende van mening is dat (een medewerker van) Accountants en Adviseurs B.V. en/of Belastingadviseurs B.V. bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden inbreuken heeft gemaakt op essentiële gedragsbeginselen zoals integriteit, objectiviteit, deskundigheid, zorgvuldigheid, vertrouwelijkheid, geheimhouding en onafhankelijkheid.

De te volgen procedure is als volgt:

1. Een situatie die onder de reikwijdte van deze klachtenregeling valt, kan schriftelijk, per fax of e-mail worden gemeld aan de vertrouwenspersoon van Accountants en Adviseurs B.V. alsmede Belastingadviseurs B.V. dhr. Y RA (telefoon: (nummer), fax: (nummer), e-mail: Y@Y-A.nl. Indien een klacht betrekking heeft op de vertrouwenspersoon zelf, kan de klacht worden ingediend bij de heer A AA (telefoon (nummer), fax: (nummer), e-mail A@Y-A.nl.

2. De vertrouwenspersoon bevestigt de ontvangst van de klacht binnen 1 week aan de melder. De vertrouwenspersoon informeert de melder tevens hoe en binnen welke termijn diens klacht in behandeling zal worden genomen. Deze termijn bedraagt in principe maximaal vier weken na de ontvangst van de klacht.

3. De vertrouwenspersoon beoordeelt direct na ontvangst van de klacht welke personen binnen de organisatie betrokken moeten worden bij de afhandeling van de klacht.

4. De vertrouwenspersoon informeert de melder uiterlijk na vier weken over de afhandeling van zijn klacht en de maatregelen die zijn genomen. Indien deze termijn door onvoorziene omstandigheden niet kan worden gehaald, informeert de vertrouwenspersoon de melder hierover en geeft hij aan op welke termijn de melder zal worden geïnformeerd over de afwerking van diens klacht."

2.5 Op de brief van 11 februari 2010 van de raadsvrouw van klaagster werd geen reactie van de zijde van (het kantoor van) betrokkene ontvangen, waarna de raadsvrouw van klaagster per brief van 23 februari 2010 is overgegaan tot het rappelleren bij de in de klachtenregeling genoemde vertrouwenspersoon, in casu betrokkene.

2.6 Betrokkene heeft hierop per (fax)brief van 23 februari 2010 aan de raadsvrouw van klaagster gereageerd met de mededelingen:

-         dat de klacht was ontvangen en

-          dat de klacht in behandeling was genomen in die zin, dat de zaak was voorgelegd aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar, door wie de klacht inmiddels in behandeling was genomen.

2.7 Per (fax)brief van 25 maart 2010 heeft de raadsvrouw van klaagster betrokkene nogmaals aangeschreven. In die brief is betrokkene er - onder meer - op gewezen dat zijn kantoor het eigen klachtenreglement niet naleefde.

2.8 In reactie hierop deelde betrokkene per faxbericht van 26 maart 2010 aan de raadsvrouw van klaagster het volgende mede:

            “Hierbij ontvangt u per fax de reactie op uw fax inzake het te laat reageren op de klacht.

Wij hebben - gezien het feit dat u de klacht samen met een aansprakelijkstelling bij ons hebt neergelegd - de vraag bij de advocaat neergelegd of zij ook inhoudelijk op de door u geponeerde klacht wenst in te gaan. Immers de klacht en aansprakelijkstelling zouden in elkaars vaarwater kunnen liggen. Naar ik nu begrijp heeft u nog geen reactie mogen ontvangen van onze advocaat.

Ik hoop u op deze wijze voldoende te hebben geïnformeerd.”

2.9 Op 14 mei 2010 heeft de raadsvrouw van klaagster betrokkene nogmaals aangeschreven en gevraagd de naam dan wel contactgegevens van de door betrokkene ingeschakelde advocaat door te geven, teneinde navraag te kunnen doen naar de stand van zaken en de verdere gang ervan op te vragen. Ook heeft de raadsvrouw van klaagster in deze brief betrokkene erop gewezen:

-         dat de aansprakelijkstelling de afhandeling van de klacht niet in de weg stond;

-         dat diens kantoor onverkort gehouden was het eigen klachtenreglement na te leven;

-         dat hij klaagster geen andere keuze liet dan haar klacht alsnog bij betrokkenes beroepsorganisatie neer te leggen;

en hem (nogmaals) verzocht haar een ontvangstbevestiging van zijn beroepsaansprakelijk-heidsverzekeraar te doen toekomen.

2.10 Op deze laatstvermelde brief van de raadsvrouw van klaagster is door of namens betrokkene niet meer gereageerd.

3. De klacht

De klacht - waartoe deze ter zitting door de gevolmachtigde van klaagster uitdrukkelijk is beperkt - houdt in dat betrokkene als vertrouwenspersoon, genoemd in de klachtenregeling van zijn kantoor, een namens klaagster bij zijn kantoor ingediende klacht niet behoorlijk heeft afgehandeld en niet heeft voldaan aan die klachtenregeling.

4. De gronden van de beslissing

4.1 De Accountantskamer stelt vast dat het handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, plaatshad ná 1 januari 2007 en daarom moet worden getoetst aan de sinds die datum vigerende Verordening Gedragscode (RA's) (hierna: VGC)  en wel in het bijzonder het (voor alle registeraccountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B van die Verordening.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 In dit geval zijn de door betrokkene gestelde en hiervoor onder 2. vermelde feiten door betrokkene niet betwist en hij heeft ter zitting verklaard dat hij in het onderhavige geval wellicht niet geheel overeenkomstig de klachtenregeling van zijn kantoor heeft gehandeld.

4.4 Geconstateerd moet worden dat betrokkene met betrekking tot de klacht, vervat in de brief van 11 februari 2010 van de raadsvrouw van klaagster, niet overeenkomstig die klachtenregeling heeft gehandeld. Hij heeft immers:

-         de ontvangst van die klacht niet binnen 1 week aan de melder bevestigd;

-         daarbij niet vermeld hoe en binnen welke termijn de klacht in behandeling zou worden genomen;

-         klaagster niet uiterlijk na vier weken over de afhandeling van haar klacht en de genomen maatregelen geïnformeerd;

-         klaagster niet geïnformeerd over het door onvoorziene omstandigheden niet halen van deze laatstgenoemde termijn en niet aangegeven op welke termijn klaagster zou worden geïnformeerd over de afhandeling van haar klacht.

Bovendien heeft betrokkene niet adequaat of in het geheel niet gereageerd op rappelbrieven van klaagsters raadsvrouw ter zake. Betrokkene heeft in zijn verweerschrift nog gesteld dat door B inhoudelijk en uitgebreid op de klacht is gereageerd, maar hij heeft dit verder op geen enkele wijze met stukken gestaafd of anderszins aannemelijk gemaakt.  

4.5 De Accountantskamer heeft begrip voor het feit dat een klacht die door de raadsvrouw van klaagster gelijktijdig met een aansprakelijkstelling werd ingediend, niet terstond kon worden behandeld, maar is tegelijkertijd van oordeel dat dit dan - overeenkomstig de klachtenregeling van het kantoor van betrokkene - tijdig aan de raadsvrouw van klaagster had moeten worden gemeld en uitgelegd en dat in elk geval op rappelbrieven ter zake (adequaat) had moeten worden gereageerd. Het nalaten van een en ander moet als zodanig onzorgvuldig worden aangemerkt dat het een schending van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als genoemd in artikel A-100.4 onder c. van de VGC oplevert. De klacht moet daarom gegrond worden verklaard.

4.6 Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen maatregel wordt in aanmerking genomen de aard en ernst van de hiervoor omschreven schending van de VGC, alsmede de omstandigheid dat betrokkene ter zitting geen blijk heeft gegeven het belang van een strikte naleving van de klachtenregeling van zijn eigen kantoor in te zien. Alles in aanmerking nemende, waaronder ook het gegeven dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, acht de Accountantskamer oplegging van de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

4.7 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.8 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·        verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·        legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van waarschuwing;

·        verstaat dat de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. H. de Hek en M.J. van Lee, rechterlijke leden, drs. E.J.F.A. de Haas RA en P.A.S. van der Putten RA, accountantsleden, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2011.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:                                      

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kan/kunnen klaagster en/of  betrokkene, dan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s‑Gravenhage.