ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0781 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet618.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0781
Datum uitspraak: 30-12-2011
Datum publicatie: 30-08-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet618.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Verzet gegrond verklaard. Klacht ongegrond. Hoger beroep ingesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 december 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 13 september 2011 met zaaknummer 197. 2011 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 618.2011 ingediend door:

[     ] BV, handelende onder de naam [     ],

gevestigd te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brieven van 27 maart 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen (onder meer) beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 2 mei 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De voorzitter heeft de klacht bij beslissing van 9 augustus 2011 als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Bij brief van 15 augustus 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 28 augustus 2011 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 december 2011 waar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 30 december 2011.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht beklaagt klager zich er samengevat over dat d e gerechtsdeurwaarder kosten in rekening brengt waartoe hij niet gerechtigd is, dan wel die te hoog zijn.

4. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat d e gerechtsdeurwaarder betwist dat te hoge kosten in rekening zijn gebracht en heeft uiteen gezet dat aan klager bij (door klager overgelegde) brief van 30 juni 2009 al een uiteenzetting over de kosten is gegeven. Niet gezegd kan worden dat die uitleg ondeugdelijk is. Gesteld noch gebleken is dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten in strijd zijn met het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders, terwijl gerechtsdeurwaarders in beginsel vrij zijn om incasso- dan wel afwikkelingskosten in rekening te brengen. Gelet op het vorenstaande is klachtwaardig handelen van de gerechtsdeurwaarder niet vast te stellen.

5. De gronden van het verzet

5.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat door hem tot nu toe drie klachten zijn ingediend. Al die klachten zijn door de voorzitter telkens ongegrond bevonden maar na verzet gegrond verklaard. Klager heeft de indruk dat klachten te gemakkelijk ongegrond worden verklaard.

5.2 De gerechtsdeurwaarder mag in de incassofase geen informatiekosten in rekening brengen, voor zover althans deze niet zijn begrepen in de incassokosten. Verschotten, waarvan de informatiekosten deel uitmaken moeten gekoppeld zijn aan een ambtshandeling. In deze zaak is geen ambtshandeling verricht. Klager verwijst naar een uitspraak van de Kamer van 29 november 2005.

5.3 Alle rechtbanken wijzen administratiekosten en buitengerechtelijke incassokosten af die het Rapport Voorwerk II te boven gaan. Niet valt te begrijpen dat de voorzitter vindt dat de gerechtsdeurwaarders een deugdelijke uitleg geven aan de in rekening gebrachte kosten en zij vrij zijn om incasso- dan wel afwikkelingskosten in rekening mogen brengen. De voorzitter had moeten weten dat rechtbanken de kosten die boven Voorwerk II uitkomen matigen. Ook de gerechtsdeurwaarder weet dit en hadden de kosten moeten beperken tot een bedrag van € 11,83. Dat deed hij welbewust niet en hij handelt daardoor onbetamelijk.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

In zijn beslissing is de voorzitter niet ingegaan op de door klager in de klacht vermelde informatiekosten, zodat alleen al hierom de beslissing van de voorzitter niet in stand kan blijven.

7. De klacht

Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder handelt in strijd met de regelgeving door een te hoog bedrag aan invorderingskosten in rekening te brengen. Het Hoofdbedrijfschap vorderde een bedrag van € 8,20 en een bedrag van € 25,00 voor aanmaning en administratiekosten. Op 13 maart 2009 heeft klager tegen die kosten geprotesteerd. Op 27 maart 2009 vordert de gerechtsdeurwaarder naast het bedrag van € 33,20 een bedrag van € 44,03 aan buitengerechtelijke kosten en een bedrag van € 17, 85 aan informatiekosten. De gerechtsdeurwaarder weet heel goed dat in het bedrag van € 44,03 begrepen zijn de kosten van de aanmaning en de administratiekosten ad € 33,20 en dit niet opgeteld gevorderd kan worden. Ook wordt ten onrechte een bedrag ad € 17,85 aan informatiekosten gevorderd. Die kosten kunnen in dit stadium nog niet worden gevorderd. De kosten zijn niet gespecificeerd en te hoog. Het raadplegen van het handelsregister bedraagt € 2,50.

8. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders heeft ter zitting in verzet gesteld dat de informatiekosten niet in de aanmaningsbrief thuishoren. Het door de gerechtsdeurwaarder in zijn verweer op de inleidende klacht gestelde ten aanzien van de informatie GBA kan de gemachtigde niet plaatsen. Dat moet op een vergissing berusten omdat geen GBA-informatie is opgevraagd. De in rekening gebrachte administratiekosten berusten op de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Detailhandel en mogen wel degelijk in rekening worden gebracht. Het rapport Voorwerk geldt hier niet.

9. De beoordeling van de klacht

9.1 In verzet heeft gerechtsdeurwaarder [     ]zich blijkens de overgelegde machtiging zich opgeworpen als beklaagde en hij wordt als zodanig aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van deze beslissing al rekening gehouden.

9.2 Het betreft hier een heffing van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel waarbij, indien de heffing niet wordt betaald, de voorzitter het verschuldigde bedrag op grond van artikel 127 eerste lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie, verhoogd met de op de invordering vallende kosten bij dwangbevel kan invorderen. Het betreft hier inning zonder tussenkomst van de rechter. Wat door klager is aangevoerd over de buitengerechtelijke kosten gebaseerd op het rapport Voorwerk, kan buiten beoordeling blijven omdat de gevorderde kosten zijn gebaseerd op inning via de Wet op de bedrijfsorganisatie en de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Dat de gerechtsdeurwaarder in zijn brief van 30 juni 2009 aan klager heeft medegedeeld dat bij het bepalen van de hoogte van de kosten wordt aangesloten bij het rapport Voorwerk, doet hieraan niet af. De hoogte van de gevorderde administratie- dan wel buitengerechtelijke kosten staat niet ter beoordeling van de Kamer. Voor zover de klacht ziet op deze kosten dient de klacht ongegrond te worden verklaard.

9.3 Met betrekking tot de informatiekosten heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat de informatiekosten niet in de aanmaningsbrief thuishoren. Wat in het verweer is opgenomen ten aanzien van de kosten GBA is niet juist althans  heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder ten aanzien  van deze kosten medegedeeld niet te weten waarom de gerechtsdeurwaarder dat in het verweer heeft opgenomen. De Kamer is van oordeel dat het voorgaande nog niet met zich meebrengt dat door de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. Een door (een medewerker van) de gerechtsdeurwaarder gemaakte vergissing, is in het algemeen niet dermate onjuist dat de gerechtsdeurwaarder zich daarmee schuldig maakt aan gedrag wat aan hem toegerekend kan worden en dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. De enkele niet nader door klager onderbouwde mededeling in het verzetschrift dat gerechtsdeurwaarders al jaren bezig zijn met geldklopperij, is daartoe niet voldoende.

10. Op grond van het voorgaande wordt het verzet gegrond verklaard, de beslissing van de voorzitter vernietigd en opnieuw beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en M.J-M.L. Baudoin leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 december 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.