ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0780 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW591.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0780
Datum uitspraak: 30-12-2011
Datum publicatie: 30-08-2012
Zaaknummer(s): GDW591.2011
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Inleveren jaarstukken. Klacht gegrond, geen maatregel.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 december 2011 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 591.2011 ingesteld door:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

(hierna ook: het BFT)

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief van 25 juli 2011 heeft het BFT een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 27 september 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De gerechtsdeurwaarder heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 december 2011 alwaar de gemachtigde van het BFT is verschenen.

Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 30 december 2011.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

Het BFT heeft geconstateerd dat de gerechtsdeurwaarder, de jaarstukken niet (volledig) tijdig heeft ingediend, ondanks een brief van het BFT van 7 juli 2011 waarin hij daarop is gewezen. Het betreft de privé-vermogensopstelling over het boekjaar 2010 die niet tijdig is ingediend.

2. De klacht

Het BFT verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij de jaarstukken niet (volledig) tijdig heeft ingediend. Die tekortkoming belemmert een adequaat en goed georganiseerd toezicht op het financiële beheer van de gerechtsdeurwaarderspraktijk.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft samengevat aangevoerd dat hij vanwege het feit dat zijn belang in het gerechtsdeurwaarderskantoor had verkocht van mening was geen administratieve verplichtingen meer jegens het BFT had. Zijn administratiekantoor heeft hierover contact opgenomen met het BFT. Het BFT vroeg om een bericht van uitschrijving hetgeen is overgelegd. Vervolgens werden aanvullende gegevens verzocht welke eveneens zijn verstrekt. Hierop is van het BFT geen reactie meer geweest. Op 7 juli 2011 werd een aangetekend schrijven ontvangen van het BFT waarin hij geconfronteerd werd met het feit dat geen verantwoordingsdocumenten zouden zijn ingediend. Dat op 29 juni 2011 door een medewerker van het BFT is medegedeeld dat de gerechtsdeurwaarder zijn privévermogenopstelling moest indienen wordt door het administratiekantoor ontkend. Zij waren in afwachting van een reactie van het BFT. De gerechtsdeurwaarder betreurt de formele opstelling van het BFT. De gerechtsdeurwaarder is van mening dat hij niet klachtwaardig heeft gehandeld.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat een gerechtsdeurwaarder overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, eerste lid, juncto artikel 31, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, verplicht is tot het indienen van jaarstukken bij het BFT binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. De gerechtsdeurwaarder moet immers op grond van voormelde wettelijke bepalingen jaarlijks, zowel ten aanzien van zijn kantoorvermogen als ten aanzien van zijn privé-vermogen een balans opmaken en, voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden, een staat van baten en lasten. Deze stukken dienen te worden vergezeld van een verslag van het onderzoek daarover van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat voor wat betreft de jaarrekening van het kantoor ten minste een beoordelingskarakter draagt.

4.2 Vast staat dat de gerechtsdeurwaarder te laat aan de verplichting heeft voldaan. Wat door de gerechtsdeurwaarder is aangevoerd ter verklaring van de te late inlevering van de stukken komt voor zijn rekening en risico. De gerechtsdeurwaarder dient zelf op de hoogte te zijn van de verplichtingen die op hem rusten. Dat de gerechtsdeurwaarder zijn belang in het gerechtsdeurwaarderskantoor heeft verkocht doet niet af aan de verplichting tot indiening van privéstukken. Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld en de klacht gegrond zal worden verklaard.

4.3 Omdat het de eerste keer is dat de gerechtsdeurwaarder (een deel van) de jaarstukken te laat heeft ingediend zal de Kamer het opleggen van een maatregel achterwege laten.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, en mr. A.W.J. Ros en M.J-M.L. Baudoin, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 december 2011, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.