ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0778 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW585.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0778
Datum uitspraak: 30-12-2011
Datum publicatie: 30-08-2012
Zaaknummer(s): GDW585.2011
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Inleveren jaarstukken. Klacht gegrond, geen maatregel.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 december 2011 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 585.2011 ingesteld door:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

(hierna ook: het BFT)

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigde [    ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief van 25 juli 2011 heeft het BFT een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 6 september 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De gerechtsdeurwaarder heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 december 2011 alwaar de gemachtigde van het BFT is verschenen.

Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 30 december 2011.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      Het BFT heeft geconstateerd dat de gerechtsdeurwaarder, de jaarstukken niet (volledig) tijdig heeft ingediend, ondanks een brief van het BFT van 7 juli 2011 waarin hij daarop is gewezen.

b)      De volgende bescheiden over het boekjaar 2010 zijn niet tijdig ingeleverd: de verslagstaten kantoor, de beoordeling- c.q. de accountantsverklaring, de mededeling inzake de administratieverordening en de privévermogenopstelling.

 

2. De klacht

Het BFT verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij de jaarstukken niet tijdig heeft ingediend. Die tekortkoming belemmert een adequaat en goed georganiseerd toezicht op het financiële beheer van de gerechtsdeurwaarderspraktijk.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft samengevat aangevoerd dat hij zijn gerechtsdeurwaarderspraktijk heeft overgedragen met daarbij de volledige bewaarplicht. Gezien zijn leeftijd en de verwachte beëindiging van de praktijk heeft de gerechtsdeurwaarder de laatste jaren niet of nauwelijks geïnvesteerd in geautomatiseerde systemen. Voor het verantwoord uitvoeren van een beoordelingsopdracht aan een accountant dienen veel extra werkzaamheden te worden verricht, wat kostenverhogend werkt. Aangezien de jaarrekening altijd na afloop van het jaar wordt opgesteld, en hij zijn praktijk per 1 juni 2011 heeft overgedragen ziet de gerechtsdeurwaarder geen enkele toegevoegde waarde in het achteraf van een jaarrekening voorzien van een samenstellingsverklaring.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat een gerechtsdeurwaarder overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, eerste lid, juncto artikel 31, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, verplicht is tot het indienen van jaarstukken bij het BFT binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. De gerechtsdeurwaarder moet immers op grond van voormelde wettelijke bepalingen jaarlijks, zowel ten aanzien van zijn kantoorvermogen als ten aanzien van zijn privé-vermogen een balans opmaken en, voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden, een staat van baten en lasten. Deze stukken dienen te worden vergezeld van een verslag van het onderzoek daarover van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat voor wat betreft de jaarrekening van het kantoor ten minste een beoordelingskarakter draagt.

4.2 Vast staat dat de gerechtsdeurwaarder te laat aan de verplichting heeft voldaan. Bij hetgeen door de gerechtsdeurwaarder is aangevoerd ter verklaring van het feit dat hij de stukken niet heeft ingeleverd, miskent hij dat  de verplichting tot inlevering van de jaarstukken op hem persoonlijk rust en dus niet kan worden overgedragen.

De verplichting tot inlevering van de stukken over het jaar 2010 blijft dus bestaan. Voor 2011 rust de verplichting op degene aan wie de gerechtsdeurwaarder zijn praktijk heeft overgedaan. Zolang de gerechtsdeurwaarder als zodanig blijft ingeschreven blijft de verplichting tot het inleveren van jaarstukken bestaan. Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door de stukken niet in te leveren en de klacht gegrond zal worden verklaard.

4.3 Omdat het de eerste keer is dat de gerechtsdeurwaarder de jaarstukken te laat heeft ingediend zal de Kamer het opleggen van een maatregel achterwege laten.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, en mr. A.W.J. Ros en M.J-M.L. Baudoin, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 december 2011, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.