ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0773 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW368.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0773
Datum uitspraak: 30-12-2011
Datum publicatie: 30-08-2012
Zaaknummer(s): GDW368.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Abusievelijk toegezegd dat beslag zou worden opgeschort. Niet tuchtrechtelijk laakbaar. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 december 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 368.2011 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 8 mei 2011 heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij e-mail van 6 december 2011 heeft klaagster medegedeeld geen gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid om ter zitting te verschijnen.

De klacht is behandeld ter zitting van 6 december 2011 waar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 30 december 2011.

1. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een door de rechtbank [     ] op 19 november 2010 ten laste van klaagster gewezen uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. Klaagster heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld.

b)     Op 10 januari 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster beslag gelegd onder haar werkgever.

c)      Bij brief van 15 februari heeft de gerechtsdeurwaarder de werkgever van klaagster en haar advocaat medegedeeld dat het gelegde beslag zal worden opgeschort.

d)     Bij brief van 3 maart 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat de gedane mededeling inzake de opschorting van het beslag onjuist was.

e)      Bij brief van 27 april 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een door klaagster gedaan verzoek om een door haar aangegane lening tijdelijk in depot te houden tot aan de uitspraak in het hoger beroep afgewezen.

2. De klacht

Klaagster heeft het volgende aangevoerd. Zij was het niet met het tegen haar gewezen vonnis eens en heeft hoger beroep ingesteld. Op grond daarvan heeft zij de gerechtsdeurwaarder verzocht de proceskosten kwijt te schelden omdat zij enkel de hoofdsom kon financieren. Daarnaast heeft klaagster opschorting van het beslag verzocht. De gerechtsdeurwaarder ging met het eerste verzoek niet akkoord, met het tweede wel. Door de toezegging het beslag op te schorten hoefde klaagster geen kort geding aan te spannen om de beslaglegging te voorkomen. De gerechtsdeurwaarder had immers toestemming gekregen niet tot het leggen van beslag over te gaan.

Ondanks de toezegging werd er toch beslag gelegd. Bij brief van 3 maart 2011 ontving klaagster een brief met de mededeling dat het beslag abusievelijk was opgeschort en dat alsnog zou worden over gegaan tot het leggen van beslag. Een voorstel van klaagster om een bedrag in depot te houden totdat in hoger beroep was beslist werd ook afgewezen. Klaagster is van mening dat de gerechtsdeurwaarder haar onjuist heeft geïnformeerd. Indien de gerechtsdeurwaarder vanaf het begin duidelijk was geweest over het beslag, had zij al vanaf november 2011 een kort geding kunnen aanspannen. Klaagster heeft haar schuld laten herfinancieren en voor de zekerheid aan de gerechtsdeurwaarder voldaan. Klaagster eist dat de gerechtsdeurwaarder het bedrag in depot houdt en niet terugkomt op zijn eerdere toezegging.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft samengevat het volgende aangevoerd. Op 10 januari 2011 is ten laste van klaagster beslag gelegd onder haar werkgever. Klaagster heeft vervolgens een verzoek gedaan het beslag op te schorten. Dit verzoek is voorgelegd aan de opdrachtgever die op 24 januari 2011 heeft medegedeeld niet mee te willen werken aan opschorten van het beslag. Abusievelijk is op 15 februari 2011 een brief verzonden naar de advocaat van klaagster en de werkgever waarin stond vermeld dat het beslag zou worden opgeschort. Bij brief van 3 maart 2011 is klaagster medegedeeld dat dit een onjuiste mededeling betrof en zijn daarvoor excuses aangeboden.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. De klacht is ingediend tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Gerechtsdeurwaarder [     ] heeft zich opgeworpen als beklaagde. Hij wordt als zodanig aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van de beschikking al rekening gehouden.

4.2 Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 Naar het oordeel van de Kamer zijn er geen tuchtrechtelijk laakbare handelingen door de gerechtsdeurwaarder gepleegd. Er is sprake van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis op grond waarvan klaagster gehouden was tot betaling over te gaan. Dat vonnis was betekend met bevel tot betaling waaraan niet werd voldaan. Vervolgens is beslag gelegd. Het enige verwijt dat de gerechtsdeurwaarder treft is dat er een brief is verzonden waarin staat vermeld dat het al gelegde beslag zou worden opgeschort.

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat de brief abusievelijk is uitgegaan. Het verzoek van klaagster is aan de opdrachtgever voorgelegd echter die had voordat de brief aan klaagster werd verzonden al aangegeven niet mee te willen werken om het beslag op te schorten.

4.4 Naar het oordeel van de Kamer betreft het hier een vergissing van de gerechtsdeurwaarder. De klacht van klaagster is begrijpelijk maar kan niet leiden tot het oordeel dat er is gehandeld op een wijze die tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. Niet valt in te zien waarom klaagster na de brief van 3 maart 2011 van de gerechtsdeurwaarder geen vordering tot opheffing van het beslag had in kunnen stellen. De door klaagster aangevoerde persoonlijke omstandigheden doen aan het voorgaande niet af.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en M.J-M.L. Baudoin leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 december 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.