ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0763 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet652.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0763
Datum uitspraak: 27-12-2011
Datum publicatie: 10-04-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet652.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Geen aanleiding tot aanpassing van de beslissing van de voorzitter die de Kamer juist acht.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 27 december 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 16 augustus 2011 met nummer 325.2011 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 652.2011 ingesteld door:

[     ],

namens [     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

1. Verloop van de procedure

De voorzitter heeft bij voormelde beslissing op de door klager op 13 april 2011 ingediende klacht tegen beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) beslist.

Deze beslissing is bij brief van 1 september 2011 aan klager verzonden. Op 15 september 2011 is het verzetschrift tegen voormelde beslissing ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 november 2011. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter. Dit betekent dat het verzet ontvankelijk is.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder  onzorgvuldig te werk is gegaan aangezien klager de vordering vóór of net na middernacht had betaald. De deurwaarder moest dit weten en had daarom niet mogen ontruimen. Daarnaast verwijt hij de gerechtsdeurwaarder dat zij goederen in beslag heeft genomen.

4. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

‘4.2…. De gerechtsdeurwaarder heeft uitgebreid en gemotiveerd verweer gevoerd. Alle voor deze zaak relevante stukken zijn overgelegd, waaruit niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder bij de executie fouten heeft gemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat de betaling van klager pas op de dag van ontruiming is binnengekomen op de rekening van haar kantoor. Klager heeft voldoende tijd gehad om de vordering te voldoen: de gerechtsdeurwaarder kan het niet aangerekend worden dat klager pas op de avond van de uiterste datum een betalingsopdracht geeft. Aangezien op de ochtend van de ontruiming de betaling nog niet binnen was, mocht het vonnis ten uitvoer worden gelegd.

4.3 Klager is veroordeeld tot ontruiming van zijn bedrijfspand wanneer hij de huurachterstand niet zou voldoen. Dat daarbij zijn bedrijfsmiddelen zijn ontruimd en in beslag genomen komt voor zijn risico en is de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk aan te rekenen. Voor het overige heeft de klacht betrekking op executie van een titel, waarover deze Kamer niet kan oordelen. Executiegeschillen dienen op grond van het bepaalde in artikel 438 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering aan de voorzieningenrechter in kort geding te worden voorgelegd. Het is niet aan de Kamer daarover een oordeel uit te spreken.’

5. De gronden van het verzet

Klager heeft in verzet de klacht herhaald en verduidelijkt en heeft voorts bestreden dat de betaling niet bij de gerechtsdeurwaarder is ontvangen in de ochtend van 17 maart 2011. Daarnaast bestrijdt hij wat (en wanneer) tussen hem en de gerechtsdeurwaarder zou zijn besproken.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Zoals de voorzitter heeft overwogen dient het voor rekening en risico van klager te komen dat de betaling niet vóór 17 maart 2011 maar pas op 17 maart 2011 is ontvangen bij de gerechtsdeurwaarder. De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer dan ook geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Voorts bieden deze gronden geen aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.M. Patijn, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.W. Inden en J.C.M. van der Weijden , (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 december 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.