ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0758 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet576.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0758
Datum uitspraak: 27-12-2011
Datum publicatie: 10-04-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet576.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Geen aanleiding tot aanpassing van de beslissing van de voorzitter die de Kamer juist acht. Schuldenaar was als erfgenaam gedeeltelijk eigenaar van een woning. De opdrachtgever wenste veiling van het deel van een woning dat aan de schuldenaar toebehoorde. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 27 december 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 9 augustus 2011 met nummer 303.2011 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 576.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

1. Verloop van de procedure

De voorzitter heeft bij voormelde beslissing op de door klager op 6 mei 2011 ingediende klacht tegen beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) beslist.

Deze beslissing is bij brief van 15 augustus 2011 aan klager verzonden. Op 25 augustus 2011 is het verzetschrift tegen voormelde beslissing ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 november 2011. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter. Dit betekent dat het verzet ontvankelijk is.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder geen gevolg heeft gegeven aan klagers opdracht om tot gedeeltelijke executoriale verkoop van voormelde woning over te gaan.

4. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen, voor zover hier van belang:

4.3       De gerechtsdeurwaarder heeft uitgebreid en gemotiveerd verweer gevoerd. De voor deze zaak relevante stukken zijn overgelegd. Inderdaad hebben (medewerkers van) de gerechtsdeurwaarder met klager gecorrespondeerd over de (on)mogelijkheid om tot de door klager gewenste gedeeltelijke executieveiling van de gedeeltelijk aan hem toebehorende woning over te gaan.

4.4       Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat de gerechtsdeurwaarder geweigerd heeft ambtshandelingen, zoals het leggen van beslag, te verrichten. Terecht stelt de gerechtsdeurwaarder dat het executoriaal verkopen van een pand niet tot zijn bevoegdheden behoort.

5. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet dat de gerechtsdeurwaarder weliswaar een lang verweerschrift heeft ingediend doch dat daarin niet is ingegaan op klagers standpunten. Klager stelt op daartoe aangevoerde gronden dat de gerechtsdeurwaarder geprobeerd heeft de voorzitter te misleiden.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De gerechtsdeurwaarder bestrijdt de door klager geschetste gang van zaken rond de door klager gewenste veiling. Hij stelt dat bedenkingen zijn geuit omtrent klagers wens tot verkoop van het aandeel van de schuldenaar. Uit de door klager ingezonden stukken blijkt dat het de gerechtsdeurwaarder uiteindelijk duidelijk was dat klager wenste dat enkel het deel van de schuldenaar geveild werd. Niet blijkt dat de gerechtsdeurwaarder eiste dat ook klagers deel geveild werd zoals klager stelt. Dat het de gerechtsdeurwaarder niet verstandig leek een deel van de woning te veilen en dat hij daarom adviseerde de zaak aan de rechter voor te leggen, zoals klager stelt, kan in ieder geval niet tot die conclusie leiden.

6.2 In een tuchtrechtprocedure als deze staat slechts de vraag ter beoordeling of de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Die vraag heeft de voorzitter ontkennend beantwoord. De Kamer is van oordeel dat dit oordeel van de voorzitter juist is.

6.3 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer dan ook geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. Voorts bieden deze gronden geen aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, en  mr. C.W. Inden en J.C.M. van der Weijden , (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 december 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.