ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0749 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet573.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0749
Datum uitspraak: 20-12-2011
Datum publicatie: 28-03-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet573.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing. Het verzet wordt gegrond verklaard. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde zaak binnen een redelijke termijn beantwoordt. Erkend wordt dat adequate beantwoording van de brieven is uitgebleven. Het is vaste tuchtrechtspraak dat het op de weg van een gerechtsdeurwaarder ligt om zoveel als mogelijk is een debiteur tijdig in kennis te stellen van het niet doorgaan van een voor een bepaald tijdstip aangekondigd beslag of openbare verkoop. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarders dit hebben gedaan. Deze klachtonderdelen worden gegrond verklaard. Maatregel van berisping opgelegd aan de gerechtsdeurwaarder. De overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 december 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 9 augustus 2011 met zaaknummer 353.2011 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 573.2011 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

respectievelijk toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder en waarnemend gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 24 januari 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna de gerechtsdeurwaarders.

Bij brieven van 28 februari 2011 en 10 maart 2011 heeft klager zijn klacht aangevuld met door hem aan de gerechtsdeurwaarders verzonden brieven.

Bij brief van 22 februari 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 12 juli 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders een aanvullend schrijven toegezonden.

Bij beslissing van 2 augustus 2011 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Bij brief van 8 augustus 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 19 augustus 2011 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 november 2011 waar klager en de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 20 december 2011.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarders - kort samengevat - dat zij op zaken die aan hem toebehoren beslag hebben gelegd terwijl hij niet aansprakelijk is voor de schuld van zijn vrouw. De gerechtsdeurwaarders waren van deze situatie op de hoogte gesteld bij diverse brieven, welke nooit zijn beantwoord.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat wanneer een gerechtsdeurwaarder beslag legt op zaken waarop een derde eigendom pretendeert, het aan die derde is om zich tegen het beslag te verzetten. De enkele pretentie van derden, zelfs indien gestaafd door bewijsstukken, noopt de gerechtsdeurwaarder niet tot het buiten het beslag houden van die zaken. Volgens de gerechtsdeurwaarders heeft klager nooit schriftelijk aangetoond bijvoorbeeld door toezending van huwelijkse voorwaarden of een notariƫle akte dat de roerende zaken in de woning op naam staan van klager en niet op naam van zijn vrouw. Als klager of zijn vrouw dit alsnog aantonen, zullen zij het beslag opheffen. Klager heeft niet van de gelegenheid gebruik gemaakt om dat te doen.

4.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat de gerechtsdeurwaarders in hun verweer hebben aangegeven dat zij een fout hebben gemaakt door inderdaad niet te reageren op de brieven van klager. Naar aanleiding van deze fout is de interne klachtprocedure inmiddels aangepast en moet dit niet meer voorkomen. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een rekenfout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken.

4.3 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat op grond van het verweer de enkele stellingen van klager niet voldoende zijn om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Voor het overige heeft de klacht betrekking op executie van een titel, waarover deze Kamer niet kan oordelen. Executiegeschillen dienen op grond van het bepaalde in artikel 438 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering aan de voorzieningenrechter in kort geding te worden voorgelegd. Het is niet aan de Kamer daarover een oordeel uit te spreken.

5. De gronden van het verzet

5.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de communicatie om twee redenen beneden alle peil te noemen is. Op geen enkel schrijven is geantwoord waaruit de conclusie getrokken mag worden dat dit opzettelijk gebeurt. Niet ondenkbaar is dat het bedrijfspolitiek is omdat meerdere personen met de behandeling van het dossier belast zijn. Ten tweede is de inhoud van de brieven welke door de gerechtsdeurwaarders wel zijn verzonden onjuist. Klager noemt enkele voorbeelden.

5.2 De voorzitter is niet ingegaan op de klacht dat de gerechtsdeurwaarders zonder bericht niet op zijn komen dagen op een door de gerechtsdeurwaarders genoemde datum waarop verkoop van de inbeslaggenomen zaken zou plaatsvinden.

5.3 Tussen gerechtsdeurwaarder [     ] en klager is nooit enig contact geweest. Wat de gerechtsdeurwaarders daartoe in het verweer aanvoeren is onjuist. Het verbaast klager dat de voorzitter hier geen aandacht heeft besteed.

5.4 Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat klager diverse betalingsvoorstellen heeft gedaan. Klager heeft uit de correspondentie niet op kunnen maken of die voorstellen aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders is voorgelegd. Klager vraagt zich af of dat wel in het belang van de opdrachtgever is.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

De voorzitter is inderdaad niet ingegaan op de klacht met betrekking tot het zonder bericht niet op komen dagen op een door de gerechtsdeurwaarders genoemde datum van openbare verkoop. Alleen al vanwege deze omissie kan de beslissing van de voorzitter niet in stand blijven. De kamer zal dit punt alsnog in de beoordeling betrekken.

7. De beoordeling van de klacht.

7.1 Naar het oordeel van de Kamer mag van een gerechtsdeurwaarder worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde zaak binnen een redelijke termijn beantwoordt. Nu adequate beantwoording van de brieven, naar de gerechtsdeurwaarders ook hebben erkend, is uitgebleven, is dit onderdeel van de klacht terecht voorgesteld. Anders dan de voorzitter heeft overwogen betreft het hier naar het oordeel van de Kamer geen enkele vergissing.

Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld. De verwarring over de vraag of de heer [     ] wel of niet met de heer [     ] heeft gesproken berust kennelijk op een misverstand. Uit het exploot van 14 januari 2011 blijkt dat de heer [     ] een afschrift van het proces-verbaal van het gelegde beslag heeft gelaten aan de heer [     ]. In die zin kan er dus wel degelijk met ene heer [     ] zijn gesproken.

7.2 De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat indien een gerechtsdeurwaarder beslag legt op zaken waarvan een derde eigendom pretendeert, het aan die derde is om zich tegen dat beslag te verzetten. De enkele mededeling dat de beslagen zaken van een derde zijn, noopt de gerechtsdeurwaarder niet tot het buiten het beslag houden van die zaken. Het moment waarop beslag wordt gelegd leent zich immers niet voor een uitgebreid onderzoek naar de eigendomsverhoudingen ten aanzien van de in beslag te nemen zaken (LJN: BP8039). De derde dient aan te tonen dat de zaken hem in eigendom toebehoren. De enkele mededeling van klager dat hij op huwelijkse voorwaarden was gehuwd is daartoe niet voldoende. In elk geval heeft de gerechtsdeurwaarder bij brieven van 29 maart 2011 en 8 april 2011 schriftelijk aan klager verzocht bewijsstukken over te leggen. Het is niet aan de gerechtsdeurwaarder het huwelijksgoederenregister te raadplegen maar aan klager om de huwelijkse voorwaarden over te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht beslag gelegd en geen onnodige kosten gemaakt. Dit klachtonderdeel acht de Kamer ongegrond.

7.3 Het is vaste tuchtrechtspraak dat het op de weg van een gerechtsdeurwaarder ligt om zoveel als mogelijk is een debiteur tijdig in kennis te stellen van het niet doorgaan van een voor een bepaald tijdstip aangekondigd beslag of openbare verkoop. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarders zoveel als mogelijk hebben gedaan om klager tijdig op de hoogte te stellen van het niet doorgaan ervan (LJN: BN4548). Uit de brief van 29 maart 2011 blijkt dat de gerechtsdeurwaarders de verkoop niet hebben doorgezet omdat zij in afwachting waren van het schriftelijke bewijs van klager. Dit moge zo zijn, het ontslaat de gerechtsdeurwaarders niet van de verplichting om hiervan mededeling aan de debiteur te doen. Dit klachtonderdeel is eveneens terecht voorgesteld.

7.4 Betalingsvoorstellen nopen slechts tot een reactie indien een concreet voorstel wordt gedaan. Het aangeven dat men bereid is te betalen is geen concreet voorstel. De door klager wel concreet gedane voorstellen konden door de gerechtsdeurwaarder terzijde worden gelegd. Uit het door de gerechtsdeurwaarders overgelegde vonnis onder punt 2 van de beoordeling blijkt immers dat een eerder getroffen regeling door klager niet was nagekomen. Daarom had de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders vonnis gevraagd. Het was niet te verwachten dat de opdrachtgever met het door klager aangeboden (lagere) bedrag genoegen zou nemen.

8. Op grond van het voorgaande dient het verzet gegrond te worden verklaard. De beslissing van de voorzitter kan niet in stand blijven en dient te worden vernietigd. De klacht dient op twee onderdelen gegrond te worden verklaard.

8. Beslist wordt als volgt. De Kamer acht termen aanwezig om tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan. De maatregel wordt opgelegd aan de waarnemend-gerechtsdeurwaarder omdat hij verantwoordelijk mag worden gehouden voor het (laten) beantwoorden van brieven en het op de hoogte stellen van justitiabelen indien aangezegde beslagen of aangezegde openbare verkopen geen doorgang vinden.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet gegrond;

-       vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-       verklaart de klacht gegrond voor wat betreft het niet beantwoorden van de brieven en het niet verschijnen op de datum van aangezegde verkoop;

-       leg aan gerechtsdeurwaarder sub 2 de maatregel van berisping op;

-       verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. E.C. Smits en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.