ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0748 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet564.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0748
Datum uitspraak: 20-12-2011
Datum publicatie: 28-03-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet564.2011
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 december 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 9 augustus 2011 met zaaknummer 353.2011 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 564.2011 ingediend door:

[     ],

oud gerechtsdeurwaarder te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 25 mei 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 21 juni 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 9 augustus 2011 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Bij brief van 18 augustus 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 23 augustus 2011 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brief van 10 november 2011 heeft klager twee producties overgelegd.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 november 2011 waar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 20 december 2011.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat - dat deze een nevenvestiging heeft te [     ] en daarmee in strijd handelt met het bepaalde in artikel 16 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat er geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen heeft plaatsgevonden. Tegenover het verweer van beklaagde zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Niet gebleken is dat de vestiging in [     ] bij beklaagde in gebruik is als nevenvestiging in de zin van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5. De gronden van het verzet

5.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat geen uitspraak is gedaan over het feit dat de gerechtsdeurwaarder vanuit zijn vestiging in [     ] briefpapier verstuurt met zijn naam als gerechtsdeurwaarder vermeld en als Postadres [     ] te [     ] en als handelsnaam [     ] Nederland. Feitelijk wordt de post aan dit postadres door Post.nl doorgestuurd naar de [     ] te [     ].

5.2 In verzet heeft klager verder aangevoerd dat de aan de gerechtsdeurwaarder toegevoegde kandidaat [     ] feitelijk zijn werkplek heeft op het adres [     ] te  [     ]. De kandidaat is niet werkzaam op het vestigingsadres van de gerechtsdeurwaarder te [     ]. Klager verwijst naar door hem overgelegde stukken en verzoekt personeel van de gerechtsdeurwaarder die werkzaam zijn te [     ] en te [     ] als getuigen te horen.

5.3 Het briefpapier van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder te [     ] maakt in het briefhoofd melding van [     ] en [     ] als gerechtsdeurwaarders.

Hierbij staat een postadres en telefoon- en faxnummer die bij het kantoor te [     ] uitkomen. Het briefpapier van het kantoor te [     ] maakt melding van [     ] met een postadres te [     ] en telefoon- en faxnummers die feitelijk bij het kantoor te [     ] binnenkomen. Google resultaten geven aan dat het kantoor te [     ] een gerechtsdeurwaarderskantoor betreft. Uit een e-mail van een [     ] medewerkster blijkt dat een ambtelijke opdracht wordt verstrekt. Dan is het onaannemelijk dat vanuit [     ] slechts ondersteunende diensten worden verricht. Door het gebruik van het briefpapier wekt de gerechtsdeurwaarder de indruk ook in [     ] kantoor te houden.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 In de inleidende klacht heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder naast zijn kantoor te Delft een nevenvestiging te [     ] houdt. Daarbij wordt verwezen naar de door klager overgelegde producties 1 en 2. Daarin valt niet als afzonderlijke klacht te lezen dat de gerechtsdeurwaarder vanuit zijn vestiging in [     ] briefpapier heeft verzonden. De voorzitter heeft bovendien overwogen dat afgezet tegen het verweer van de gerechtsdeurwaarder de enkele stellingen van klager niet voldoende zijn om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Hieruit volgt al dat de voorzitter de door klager overgelegde producties heeft meegewogen bij zijn beslissing.

6.2 Wat door klager verder is aangevoerd, is door de gerechtsdeurwaarder ter zitting gemotiveerd bestreden. Dit werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en het verzet dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. E.C. Smits en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.