ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0747 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet563.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0747
Datum uitspraak: 20-12-2011
Datum publicatie: 28-03-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet563.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 december 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 2 augustus 2011 met zaaknummer 221.2011 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 563.2011 ingediend door:

1. [     ],

2. [     ],

wonende te [     ],

klagers,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 27 maart 2011 hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 15 april 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 2 augustus 2011 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Bij brief van 8 augustus 2011 is klagers een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 23 augustus 2011 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 november 2011 waar klager sub 2 en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 20 december 2011.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kunnen worden ontvangen.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijten klagers de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat - dat zij door zijn toedoen de dagvaarding en het vonnis niet hebben ontvangen. De gerechtsdeurwaarder heeft niet gereageerd op hun klacht van 25 februari 2011.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat uit de voor deze zaak relevante stukken niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder bij de executie fouten heeft gemaakt.

4.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat controle op adresgegevens standaard onderdeel van de procedure dient te zijn bij betekening van gerechtelijke stukken. Voor justitiabelen vormt de betekening aan het juiste adres gelet op de gevolgen immers een belangrijk facet van rechtsbescherming. Het is derhalve van groot belang dat deze ambtshandelingen worden verricht op basis van recente gegevens. Als afnemer in de zin van de Wet op de Gemeentelijke Basis Administratie met een publieke taak heeft een gerechtsdeurwaarder, voor dat doel, bovendien directe toegang tot deze administratie, zodat voldoening aan die plicht ook niet praktisch bezwaarlijk is. Bij twijfel dient in elk geval de juistheid van een adres te worden geverifieerd. De gerechtsdeurwaarder kan bij het betekenen van een ambtelijk stuk niet zonder meer afgaan op aanwijzingen van zijn opdrachtgever. Evenmin mag hij afgaan op oude adresgegevens die niet opnieuw zijn gecheckt.

4.3 Blijkens de overgelegde stukken en het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder zijn zowel de dagvaarding als het vonnis rechtsgeldig betekend. Beide stukken zijn op het adres betekend waarop klagers, ten tijde van uitreiking, in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven stonden. De afschriften van de dagvaarding evenals de betekening van het vonnis zijn beide authentieke akten. Dat houdt in dat wat erin vermeld is voor waar aangenomen wordt, tenzij er tegenbewijs geleverd wordt. Volgens het afschrift van de betekening van het vonnis is deze in gesloten envelop afgeleverd aangezien er niemand op het adres aanwezig was aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten. Er is dan rechtsgeldig betekend. Niet voldoende is aangetoond dat de betreffende woningen leegstonden, zodat dit verwijt ongegrond dient te worden verklaard.

4.4 Als laatste heeft de voorzitter het volgende overwogen. Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat hij niet heeft gereageerd op de klachtenbrief van klagers. Naar het oordeel van de Kamer mag worden verwacht dat de gerechtsdeurwaarder binnen redelijke termijn reageert op brieven die hem worden gestuurd. In het verweerschrift stelt de gerechtsdeurwaarder echter juist dat hij geen klachtenbrief heeft ontvangen van klagers. Op grond van dat verweer zijn de enkele stellingen van klagers niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen, omdat niet is gebleken dat de brief van klagers door de gerechtsdeurwaarder is ontvangen.

5. De gronden van het verzet

5.1 In verzet hebben klagers aangevoerd dat zij de sleutels van hun oude huis op 28 januari 2011 hebben ingeleverd en het huis vanaf die datum dus leeg kwam te staan. Het zoontje van klagers heeft wel degelijk de deur opengedaan voor de gerechtsdeurwaarder. Klagers vinden het vreemd dat een brief die persoonlijk bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarder in de brievenbus is gedaan, niet door de gerechtsdeurwaarder is ontvangen. Dat de gerechtsdeurwaarder geen betaling heeft ontvangen of reactie heeft gekregen is ook onjuist. Klagers verwijzen naar een in verzet door hen overgelegde brief van 22 februari 2011 waarin de gerechtsdeurwaarder bevestigt een bedrag te hebben ontvangen. Als de gerechtsdeurwaarder het op 7 februari 2011 nodig vond om klagers in rechte te betrekken waarom heeft hij dan niet later dan 28 januari 2011 het adres geverifieerd.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Het is vaste rechtspraak van de Kamer en het Gerechtshof Amsterdam dat voorafgaande aan het uitbrengen van een dagvaarding het adres dient te worden geverifieerd. Dat heeft de gerechtsdeurwaarder ook gedaan. De daarbij te hanteren termijn is op grond van eerdere rechtspraak van de Kamer in zijn algemeenheid gesteld op veertien dagen voordat de dagvaarding wordt uitgebracht. In bijzondere gevallen kan dit anders zijn maar daarvan is hier niet gebleken. In dit geval had een verificatie kort voor het uitbrengen van de dagvaarding ook niet geholpen, omdat uit het verweer op de inleidende klacht blijkt dat klagers eerst op 14 februari 2011 op het nieuwe adres stonden ingeschreven. Dat klagers, naar door hen ter zitting naar voren gebracht, niet op het nieuwe adres konden worden ingeschreven omdat de oude bewoners nog niet waren uitgeschreven, is een omstandigheid die niet aan de gerechtsdeurwaarder kan worden verweten. Dat het duidelijk was dat de dagvaarding gelaten is in een (evident) leegstaand pand is door de gerechtsdeurwaarder bestreden en in een tuchtprocedure ook niet vast te stellen.

6.2 Dat een exploot (betekening van het vonnis) is overhandigd aan het zoontje van klagers is niet vast komen te staan. Zelfs al zou de deur door het zoontje van klagers zijn opengedaan, dan betekent dat nog niet dat de gerechtsdeurwaarder het exploot rechtsgeldig aan hem had kunnen laten. Op grond van rechtspraak van het Gerechtshof te Amsterdam kan dat slechts als het de gerechtsdeurwaarder blijkt dat een minderjarige tot adequate wilsvorming in staat is en voldoende inzicht heeft in de situatie om het stuk aan te nemen. Als dat niet het geval is, dan kan de gerechtsdeurwaarder het exploot slechts in de brievenbus achterlaten ex art. 47 Rv.

6.3 Ten aanzien van het niet beantwoorden van de brief is er voor de Kamer geen aanleiding anders te oordelen dan de voorzitter heeft gedaan.

6.4 Wat door klagers verder in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. Mede op grond van het voorgaande acht de Kamer de beslissing van de voorzitter juist en het verzet dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. E.C. Smits en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.