ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0740 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW90.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0740
Datum uitspraak: 20-12-2011
Datum publicatie: 28-03-2012
Zaaknummer(s): GDW90.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Dagvaarding betekend zonder voorafgaande adresverificatie. Vaste rechtspraak van de Kamer en het Gerechtshof is dat bij dagvaarding verificatie van het adres van essentieel belang is en een standaardonderdeel van de procedure dient te zijn. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 december 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 90.2011 ingediend door:

1. [     ],

wonende te [     ],

2. [     ],

wonende te [     ],

hierna verder te noemen klaagster, klager dan wel klagers,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 30 januari 2011 hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 15 februari 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter zitting van 22 november 2011 waar klagers en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 20 december 2011.

1. De feiten

a)      Bij exploot van 28 december 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder een dagvaarding in persoon aan klaagster betekend en daarbij volgens de vermelding in het exploot aan klaagster als “zijn moeder en huisgenote” ook een afschrift gelaten bestemd voor haar zoon.

b)     Bij brief van 13 januari 2011 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder onder meer het volgende geschreven:” Op 28 december heeft u bij mij een dagvaarding afgegeven. Dit betreft een dagvaarding voor [     ]. Na overleg met mijn advocaat kan ik u hierbij mededelen dat ik deze dagvaarding weiger. Sinds 31 december 2009 staat [     ] niet meer ingeschreven aan het adres [     ]. Het is aan u de taak om vooraf te controleren of deze persoon ook daadwerkelijk ingeschreven staat op dit adres alvorens u de dagvaarding bezorgd. Daarom stuur ik u de dagvaarding retour. ”

c)      Bij brief van 20 januari 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding aan klaagster geretourneerd en onder meer het volgende geschreven:” Ik heb deze dagvaarding 28 december 2010 aan u uitgereikt met de mededeling dat deze bestemd was voor [     ]. Ik dacht uw man, waarop u mededeelde dat het uw zoon is, waarna u vervolgens zonder protest de dagvaarding in ontvangst heeft genomen. Dat uw zoon op een ander adres staat ingeschreven, zoals u stelt, wil nog niet zeggen dat hij niet op bovenstaand adres woonachtig is. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, en in het bijzonder het feit dat u mij niet heeft medegedeeld dat hij niet bij u woonachtig was ten tijde van de uitreiking en u de dagvaarding zonder enig protest voor hem heeft aangenomen, moet ervan uitgegaan worden dat uw zoon op dat moment wel degelijk op uw adres woonde. De dagvaarding is daarmee rechtsgeldig uitgereikt.”

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat – dat hij de dagvaarding aan haar heeft overhandigd en daarbij ook een afschrift heeft gelaten bestemd voor haar zoon. Als de gerechtsdeurwaarder een adresverificatie had gedaan, was hem duidelijk geworden dat haar zoon niet op haar adres stond ingeschreven. Volgens klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder haar slechts gevraagd of [      ] op haar adres woonachtig was en heeft zij de gerechtsdeurwaarder duidelijk te kennen gegeven dat dat niet zo was. Van haar als 80-jarige die voor het eerst een gerechtsdeurwaarder aan de deur heeft gehad, kan niet worden verwacht dat zij begreep wat hij kwam doen en dat zij de stukken aan haar zoon diende te geven. De gerechtsdeurwaarder had de dagvaarding naar haar advocaat kunnen sturen, die ook de advocaat is van haar zoon. Bovendien was de tegenpartij ervan op de hoogte dat haar zoon niet op haar adres staat ingeschreven en daar zelfs nooit heeft gewoond. De tegenpartij was ook op de hoogte welke advocaat haar bijstond. De dagvaarding is dus niet rechtgeldig aan haar zoon betekend en zij heeft die terecht aan de gerechtsdeurwaarder geretourneerd. Klaagster verwijst naar een uitspraak van de Kamer van 10 december 2011.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat ondanks het ontbreken van een adresverificatie hij naar zijn mening in dit geval toch niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De gerechtsdeurwaarder heeft aan klaagster meegedeeld wat het stuk betrof, namelijk een hoger beroep dagvaarding in de zaak [     ] contra [     ] en

[     ]. Desgevraagd heeft klaagster bevestigd dat zij mevrouw [     ] was en de heer [     ] haar zoon was. Zij heeft de dagvaarding zonder protest behouden en heeft ook niet meegedeeld dat haar zoon daar niet woonachtig was. De dagvaarding in eerste aanleg is op 12 november 2009 ook op het adres van klaagster betekend. Het is daarom heel goed mogelijk dat de zoon wel op dat adres woonachtig was, hoewel hij in [     ] stond ingeschreven. De gerechtsdeurwaarder erkent wel dat er op het moment van betekening zich in het dossier geen recent uittreksel bleek te bevinden. Dat is hem eerst gebleken na de brief van klaagster waarbij de dagvaarding werd geretourneerd. Volgens de gerechtsdeurwaarder heeft hij op het moment van betekening echter naar eer en geweten gehandeld.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Vaste rechtspraak van de Kamer en het Gerechtshof is dat verificatie van het adres van degene aan wie het exploot van dagvaarding dient te worden betekend, bij de Gemeentelijke Basisadministratie van essentieel belang is en een standaardonderdeel van de procedure dient te zijn (LJN: BL6149 en LJN: BM1407).

4.3 Of de dagvaarding aan klager sub 2 rechtsgeldig is betekend is niet ter beoordeling van de Kamer en behoeft geen verdere bespreking. Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting verder naar voren is gebracht staat vast dat door de gerechtsdeurwaarder voorafgaande aan betekening van de dagvaarding geen adresverificatie is gedaan. De gerechtsdeurwaarder heeft dat ook erkend en gelet op de vaste rechtspraak op dit punt is de klacht dan ook terecht voorgesteld.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer ziet aanleiding om tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. A.C.J.J.M. Seuren leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.